De Gemeente van Jezus Christus 

 

 

Inleiding

 

De periode van vandaag de dag, de periode waar wij momenteel (anno 2006) in leven, is de periode van de Gemeente. Ook wel Gemeente-bedeling genoemd. Het is goed om stil te staan bij de vraag wat de Gemeente nu precies is, en wat het doel van de Gemeente is. Het is goed om te beseffen welke plaats de gelovigen vandaag de dag innemen in Gods Woord, welke plaats zij innemen in Gods Plan. De Gemeente leeft, zeker in 2006, in wat de Bijbel de eindtijd noemt. En dat brengt ook heel praktisch de vraag met zich mee: Hoe kunnen wij staande blijven in die eindtijd?

  

We hebben reeds gezien dat de Gemeente van Jezus Christus bestaat uit iedereen die in deze tijd het volbrachte werk van Jezus Christus op Golgotha voor zijn of haar leven aanneemt. Iemand is gered wanneer hij of zij Jezus Christus als Verlosser voor zijn of haar leven aanneemt. Dan heeft deze persoon het eeuwige leven ontvangen, dan is deze persoon wederom geboren. De Gemeente van Jezus Christus is dus niet een kerkelijke organisatie of een plaatselijke gemeente! De Gemeente van Jezus Christus is een groep mensen, die bestaat uit allemaal wederom geborenen. Deze groep bestaat uit mensen die uit verschillende kerken of groepen komen, en die hun leven hebben overgegeven aan de Heiland. Deze groep is op dit moment alleen zichtbaar voor God! Want alleen de Heere kan in het hart zien, en kan zien wie zijn of haar leven werkelijk aan Hem gegeven heeft, en wie niet. Wij kunnen dat absoluut niet zien.

 

   

De Gemeente is niet Israël

 

Wanneer we het hebben over ‘de Gemeente van Jezus Christus’, zullen veel mensen zeggen: “de kerk dus”. En velen zullen dat aanvullen met: “de kerk is in de plaats gekomen van Israël. God handelt niet meer met Israël, en daar waar we dan ook Israël in de Bijbel lezen, mogen we kerk lezen. De kerk is het Nieuwe Verbondsvolk”. Maar dit is absoluut niet waar!

  

In het Oude Testament sloot God met Abraham een Verbond. Zijn nakomelingen zouden uitgroeien tot een groot volk (Gen. 12 : 2). Met die nakomelingen uit Izak en Jakob sloot God op een gegeven moment het Verbond van de Wet. En de Heere was toen heel duidelijk. Het volk zou gezegend worden als zij zich aan de Wet zouden houden (eerste verzen van Lev. 26), maar in het geval zij zich niet aan de Wet zouden houden, was de Heere ook heel duidelijk. In Lev. 26 : 14 – 17 lezen we: “Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen; en zo gij Mijn inzettingen smadelijk zult verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, om Mijn verbond te vernietigen; dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw zaad tevergeefs zaaien, en uw vijanden zullen dat opeten. Daartoe zal Ik Mijn aangezicht tegen u zetten, dat gij geslagen zult worden voor het aangezicht van uw vijanden; en uw haters zullen over u heerschappij hebben; en gij zult vluchten, als u niemand vervolgt”. Dit gaat zo even verder in de volgende verzen. Zo staat bijvoorbeeld nog in Lev. 26 : 33 geschreven: “Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn”. En vers 37 en 38 zeggen: “En zij zullen de een op de ander als voor het zwaard vallen, waar niemand is die jaagt; en gij zult voor het aangezicht van uw vijanden niet kunnen bestaan. Maar gij zult omkomen onder de heidenen, en het land van uw vijanden zal u verteren”. Dit zijn keiharde woorden die God Zijn volk voorhield, en zij hadden de keus om Hem te volgen of niet. En het volk gehoorzaamde God uiteindelijk niet, maar ging de afgoden van de andere volken na. En God verstrooide het volk. Maar vergat de Heere het volk? Nee! Uiteindelijk zal Israël zich bekeren. In Lev. 26 : 39 – 40 staat: “En de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid in de landen van uw vijanden uitteren; ja, ook om de ongerechtigheden van hun vaderen zullen zij met hen uitteren. Dan zullen zij hun ongerechtigheid belijden, en de ongerechtigheid van hun vaderen met hun overtredingen, waarmee zij tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij in tegenheid gewandeld hebben”. En dan gaat vers 42 verder met: “Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond met Jakob, en ook aan Mijn verbond met Izak, en ook aan Mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken”. Heel duidelijk staat dit ook beschreven in Deut. 30, dat de Heere voorziet dat het volk zal zondigen, dat Hij ze zal verdrijven, maar dat zij, dat verdreven volk, tot bekering zal komen en zal wonen in het land Israël! Met andere woorden: God gaat verder met Israël, dat Israël dat bestaat uit de nakomelingen van Abraham, Izak en Jakob. De Heere heeft hen tijdelijk verdreven, maar zal hen terugbrengen! Allemaal! Israël zal zich bekeren, zo laat ook het Nieuwe Testament zien in Rom. 11 : 25 – 26: “Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is (opdat gij niet wijs zijt bij uzelf), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob”.

  

Met andere woorden: wij als Gemeente zijn niet Israël. De Kerk is niet Israël, en heeft dus geen recht op alle beloften die aan Israël gedaan zijn. Daar heeft Israël zelf recht op! Het Nieuwe Testament maakt dan ook heel duidelijk dat de Gemeente Israël niet vervangen heeft. In Hand. 3 spreekt Petrus het volk Israël toe. In vers 12 staat: “En Petrus, dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlietische mannen…”. En dan volgt in vers 25: “Gij zijt kinderen van de profeten, en van het verbond, dat God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden”. Heel duidelijk wordt hier tegen Israël gezegd: “Gij zijt kinderen van de profeten en van het verbond”! Het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat in de Gemeente, in Christus, er geen verschil is tussen Jood en heiden. Gal. 3 : 27 en 28 zeggen: “Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood, noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus”. Met andere woorden: In het Nieuwe Testament valt onder wederom geborenen het verschil tussen wederom geboren Jood en wederom geboren heiden weg! Zij zijn in Christus, zij zijn samen de Gemeente, het Lichaam van de Heere Jezus. Daarbuiten vinden we dus de ongelovige en ongehoorzame heiden, en de ongehoorzame (maar dus ook ongelovige Jood). Vandaar ook dat een tekst als 1 Kor. 10 : 32 alle drie de groepen apart noemt: “Weest zonder aanstoot te geven, en voor de Joden, en voor de Grieken, en voor de Gemeente Gods”. De Gemeente heeft het verbondsvolk Israël dus niet vervangen. God gaat met Israël, dat volk dat verdreven was, en nog steeds gedeeltelijk is, verder! En Israël zal in de toekomst weer centraal staan. In de Grote Verdrukking, wanneer de Gemeente opgenomen is, zullen de 144.000 Joodse Getuigen over de aarde evangeliseren. Na de Grote Verdrukking zal de Heere Jezus terugkomen als Koning en heersen en aanbeden worden door alle volken in Jeruzalem, in het Koninkrijk Israël.

 

   

De Gemeente is niet het Koninkrijk

 

Dat brengt ons meteen bij het volgende punt: de Gemeente van Jezus Christus is niet het Koninkrijk! Er komt een letterlijk Koninkrijk van Jezus op aarde (Luk. 1 : 33, Openb. 20 : 1 – 6; Openb. 21 – 22). Jezus is nu geen Koning, maar Hij zal nog Koning worden. Hij is nu Hogepriester aan de rechterhand van de troon van de Vader in de hemel (Rom. 8 : 34; Kol. 3 : 1). Nergens in de brieven aan de Gemeente wordt Jezus Christus als Koning beschreven. Wel wordt Hij beschreven als Hoofd van de Gemeente. En de Gemeente wordt het Lichaam van de Heere genoemd. In Ef. 1 : 22 en 23 lezen we daarover: “En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem de Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is, en de vervulling van Hem, Die alles in allen vervuld”. Dit is een relatiebeschrijving die Gods Woord ook gebruikt bij het huwelijk in Ef. 5 : 23: “Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams”. De relatie hoofd/lichaam, of man/vrouw, is een veel hechtere relatie dan de relatie Koning/onderdanen. Deze hechtere relatie blijkt ook uit Ef. 5 : 29: “Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt het, gelijk ook de Heere de Gemeente”. Uiteindelijk zullen verschillende groepen mensen behouden zijn en op de één of andere manier aanwezig zijn bij de Bruiloft des Lams. Echter er is maar één Bruid, en dat is de Gemeente van Jezus Christus! Het mag duidelijk zijn dat de relatie van de Bruid tot de Bruidegom behoorlijk intiemer is dan de relatie van de andere aanwezigen tot de Bruidegom. Dat is in het dagelijkse leven zo, maar ook in de Bijbel. Bruid en Bruidegom worden namelijk één. Zoals Ef. 5 : 30 en 31 dan ook zeggen: “Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; en die twee zullen tot één vlees wezen”. De Gemeente is dus niet het Koninkrijk. Wanneer het Koninkrijk aangekondigd wordt, gaat het om het Duizendjarig Vrederijk. Het Koninkrijk der hemelen is dat letterlijke Koninkrijk op aarde. Daar waar Gods Woord het geestelijke aspect benadrukt van het Koninkrijk, het Koninkrijk Gods, vinden we weldegelijk ook een toepassing op de Gemeente. Want door de wedergeboorte mag de gelovige reeds dat geestelijke Koninkrijk Gods zien en binnengaan (Joh. 3 : 3 en 5)!

 

   

Verschillende gemeenten = zij die ergens uit geroepen zijn

 

Het woord ‘gemeente’ komt van het Griekse ‘ekklhsia’ (uitspraak: ekklesia). En dat betekent letterlijk: ‘van tussen uit roepen’. Wanneer het bij de Gemeente gaat om een groep mensen, dan betreft het dus ‘zij die ergens uit geroepen zijn’. Het wordt dan ook vertaald met ‘gemeente’ of ‘vergadering’, of in de Engelse KJV 1611 met ‘church’ (= kerk). Meestal worden op deze site niet de Griekse woorden aangehaald, omdat we gezien hebben dat we de Bijbelse waarheid achterhalen door Schrift met Schrift te vergelijken. Maar, wanneer we wel naar het Griekse woord kijken, gebruiken we dit niet, om vervolgens te zeggen: ‘Ach, eigenlijk moet je het Bijbelgedeelte anders lezen, etc, etc….’, zoals in de meeste studies tegenwoordig gebeurt. We gaan echter in dit geval wel begrijpen waarom het woord ‘gemeente’ ook voor andere groepen mensen gebruikt wordt, dan alleen voor het Lichaam van de Heere Jezus in onze tijd.

 

   

Israël is een gemeente

 

In Hand. 7 : 38 zien we dat het volk Israël in de woestijn ‘de vergadering’ genoemd wordt: “Deze is het [= Mozes], die in de vergadering van het volk in de woestijn was met de Engel, Die tot hem sprak op de berg Sinaï, en met onze vaderen; die de levende woorden ontving, om ons die te geven”. En zo blijkt uit het Oude Testament bijvoorbeeld dat Israël ook ‘de gemeente’ genoemd wordt. In Num. 20 : 4 lezen we over het morrende volk in de woestijn: “Waarom toch hebt gij de gemeente des Heeren in deze woestijn gebracht, dat wij daar sterven zouden, wij en onze beesten?” En vers 6 zegt: “Toen gingen Mozes en Aäron van het aangezicht der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, en zij vielen op hun aangezichten; en de heerlijkheid des Heeren verscheen hun”. Zo vinden we in de Psalmen: “Zo zal ik Uw Naam mijn broeders vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen” (Ps. 22 : 23). Het volk Israël wordt gemeente genoemd! Maar maakt dit de Gemeente van Jezus Christus het volk Israël? Absoluut niet.


   

Wat zingen wij eigenlijk in onze kerken?

 

Toch worden vaak deze Psalmen (en andere teksten over Israël) op muziek gezet. Een aantal voorbeelden:

  

* Hoop, Israël, op God de Heer  

die rijk is aan genade. 

Want Hij verlaat u nimmermeer, 

al kiest gij ook ten kwade. 

(Gezang 19, eerste regels van couplet 3, Liedboek voor de Kerken)

  

* Wie oren om te horen heeft, 

hore naar de wet die God hem geeft: 

gij zult geen vreemde goden, 

maar Mij alleen belijden voortaan. 

Hoor, Israël, mijn geboden. 

(Gezang 62, eerste couplet, Liedboek voor de Kerken)

  

* Laat ieder ’s Heeren goedheid loven, 

want goed is d’Oppermajesteit; 

Zijn goedheid gaat het al te boven; 

Zijn goedheid duurt in eeuwigheid. 

Laat Isrel nu Gods goedheid loven, 

en zeggen: roemt Gods majesteit! 

(eerste regels van Joh. de Heer 337)

  

* In het midden der gemeente 

lofzing ik uw naam, 

want U bent de Heilige, 

die troont op de lofzangen Israëls. 

(de eerste regels van Opwekking 117)

  

* Juicht want Jezus is Heer, 

kinderen Sions, verblijdt u ter ere 

van Hem, die ons liefheeft. 

Hij is verrezen en leeft, 

Jezus, de Koning, die mensen 

het leven weer geeft. 

(het eerste couplet van Opwekking 174)

  

* Israël, verheug u in uw maker, 

kinderen van Sion 

juich nu met uw Koning; 

Israël, de Heer is uw Bewaker, 

Hij is als de muren 

van een sterke woning. 

(het eerste couplet van Opwekking 408)

  

* Als wij samen U aanbidden 

(…) 

Want U alleen bent waardig, 

dat Sion U aanbidt, 

de koning die voor eeuwig heersen zal! 

(eerste + laatste regels van Opwekking 576)

  

* Als mijn volk zich vernedert voor Mij, 

vernedert voor Mij en bidt, 

als mijn volk zich bekeert van zijn weg 

en roept tot mijn aangezicht 

zal ik hen verhoren en genadig zijn 

en hun land genezen van alle pijn.

  

Refrein: 

Herstel ons land, 

Heer, herstel ons land, 

(…) 

Vergeef ons land. 

Maak alles wat gebroken is weer heel.  

Heer wij knielen neer, vernederen ons, 

vernederen ons voor U; 

Heer wij knielen neer, bekeren ons 

en zoeken uw aangezicht. 

Vader in de hemel, wil genadig zijn, 

wil ons land verlossen van alle pijn. 

(uit Opwekking 552)

  

Men zingt deze liederen alsof wij (de Gemeente) Israël zijn! En vervolgens betrekt men de beloften, aan Israël gedaan, op zichzelf. Men denkt bijv. dat als men schuld belijdt, dat God ons land zal herstellen (laatste voorbeeld). Velen geloven dat er vandaag de dag nog een massale opwekking zal gaan plaatsvinden. Maar we leven in de eindtijd en dit zal niet gebeuren! De eindtijd wordt volgens Gods Woord gekenmerkt door afval van het geloof (2 Thess. 2 : 3). En Israël zal pas ná de Grote Verdrukking hersteld worden, wanneer Jezus Koning wordt en zij Hem hebben aangenomen. Een goed voorbeeld is de ‘10 dagen van gebed voor Nederland’ uit 2002. In de mail, die destijds rondging, om deze gebedsdagen te promoten, stelde men aan de hand van 2 Kron. 7 : 14 het volgende: “Omdat we aanvoelen dat het Gods tijd is. Hij wil het geestelijke klimaat in Nederland radicaal veranderen, en zoekt daarvoor mensen die zich apart willen zetten voor Hem en voor zijn plannen met ons land”. Ondertussen is ons land alleen maar meer in recessie gekomen. En ondanks de economische opleving van 2006 zijn er nog nooit zo veel mensen financieel in de problemen gekomen, en zijn er nog nooit zo veel voedselbanken uit de grond gestampt als de laatste jaren. En in geestelijk opzicht? Mensen vertrouwen steeds meer op hun gevoel, in plaats van op de Bijbel. De Oecumene is nog nooit zo ver verspreid geweest als nu. Men ziet ook de Rooms-katholieke Kerk als één van Gods kerken! De voorbereidingen voor de Grote Hoer van Openbaring 17 en 18 zijn nog nooit zo ver geweest als nu! Is God niet waar? Ozin! God is waar! Maar men had Gods Woord uit de context gerukt, men had een tekst, voor Israël in bepaalde omstandigheden, betrokken op de Gemeente van vandaag, en men had daardoor beloften gedaan die helemaal niet voor ons in deze tijd zijn!

  

Israël wordt dus een gemeente genoemd. Maar zij is niet het Lichaam van de Heere Jezus! Hoe kan dat dan? Omdat een gemeente een verzameling mensen is, die ergens uitgeroepen zijn. Het volk Israël is door God uit Egypte geroepen, en is door God als Zijn volk apart tussen de volken gesteld! In Deut. 7 : 6 lezen we: “Want gij zijt de Heere, uw God een heilig volk; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk ten eigendom zoudt zijn uit alle volken, die op de aardbodem zijn”. Of zoals Deut. 26 : 19 het zegt: “Opdat Hij u alzo hoog boven al de volken, die Hij gemaakt heeft, zette, tot lof, en tot een naam, en tot heerlijkheid; en opdat gij de HEERE, uw God, een heilig volk zijt, zoals Hij gesproken heeft”. Israël is door God uit de volken geroepen, en wordt dan ook een gemeente genoemd.


    

Andere gemeenten

 

Daar waar gewoon veel mensen verzameld zijn (uit een stad bijvoorbeeld), noemt de Bijbel die groep ook een vergadering of gemeente (Hand. 19 : 32, 40). Dit kunnen dus heel gewoon heidense vergaderingen zijn. Zo blijkt dat de Bijbel ook spreekt over ‘gemeente’, in de zin van een lokale gemeente: een vergadering van gelovigen. Hierbij kunt u denken aan de beschrijving van de verschillende gemeenten in Openb. 2 en 3: Efeze, Smyrna, Filadelfia, Laodicea, etc. Of het gebruik van het woord ‘gemeente’ in 1 Kor. 4 : 17: “Daarom heb ik Timotheus tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in de Heere, die u indachtig zal maken mijn wegen, die in Christus zijn, gelijk ik alom in alle gemeenten leer”.

 

   

Het lichaam van de Heere Jezus = de Gemeente van Jezus

 

Met andere woorden: er zijn verschillende soorten gemeenten of vergaderingen van mensen. Maar wanneer de Bijbel spreekt over de Gemeente van Jezus Christus, dan is dat Zijn Lichaam (Ef. 1 : 22, 23), dan zijn dat alle mensen die de Heere Jezus als hun Verlosser hebben aangenomen.


    

Nog een voorbeeld

 

Zo bestaat de eerste lokale gemeente in de Bijbel uit 8 personen! Het betreft Noach en zijn familie. In Gen. 6 lezen we over het feit dat de mensen in Gods ogen boos en zondig waren, en dat God de aarde ging straffen met het oordeel van de zondvloed. Maar in Gen. 6 : 8 lezen we: “En Noach vond genade in de ogen des Heeren”. Noach werd door God geroepen om een ark te bouwen (Gen. 6 : 14). Noach gaf gehoor aan Gods Woord en uiteindelijk werden 8 zielen gered. In 2 Petr. 2 : 5 lezen we: “En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, zijn achttal bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddeloosheid heeft gebracht”. Noach leefde in de wereld, maar was niet van de wereld. Gen. 7 : 1 zegt: “Daarna zeide de Heere tot Noach: Ga gij, en uw ganse huis in de ark: want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht”. Noach werd door God geroepen, uit de wereld, in de ark. Noach was een “prediker der gerechtigheid”. Gods boodschap heeft ook in die dagen geklonken. De mensen hebben niet geluisterd. Slechts Noach en zijn gezin werden gered.

  

Zoals Israël als volk uit de vele volken apart werd gezet, zoals Noach en zijn gezin door God apart werd gezet van de boze mensheid, zo verzamelt de Heere nu een Gemeente, Zijn lichaam, dat apart is gezet van de wereld waarin zij fysiek nog aanwezig is.

 


 

Een volk voor Gods Naam uit de heidenen 

 

In Hand. 15 lezen we over de periode dat de Gemeente zich begint te verspreiden, ook onder de heidenen. In vers 12 – 14 lezen we: “En heel de menigte zweeg stil, en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen, wat grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. En nadat dezen zwegen, antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij. Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen voor Zijn Naam”. Hier lezen we het doel van deze Gemeente-bedeling: God verzamelt uit de heidenen een volk voor Zijn Naam. Vele kerken leren, dat als de wereld geëvangeliseerd is, en wanneer iedereen gelooft, dat dan Jezus kan terugkomen. Maar uit dit gedeelte blijkt dat het Gods doel is, om uit de heidenen een volk te verzamelen. Er is geen bekering of verbetering van de wereld! De Bijbel leert dat we in de eindtijd leven. Het gaat slechter met de wereld! Maar daaruit trekt God een ieder die ‘ja’ zegt tegen het volbrachte werk van Zijn Zoon.

 

   

De moeilijke tijden van de eindtijd van de Gemeente

 

Er is op grond van de Bijbel geen verbetering van de wereld zelf te verwachten, totdat het Duizendjarig Vrederijk aanbreekt en Jezus Zelf Koning wordt. De Bijbel spreekt voor de Gemeente-tijd over de eindtijd. Heel duidelijk waarschuwen de brieven aan de Gemeente over een moeilijke tijd die komen gaat. 1 Tim. 4 : 1 zegt bijvoorbeeld: “Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten, en leringen der duivelen”. 2 Tim. 3 : 1 zegt: “En weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden”, en in 2 Tim. 4 : 3 – 4 lezen we: “Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelf leraars vergaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabels”. Het einde van de Gemeente-tijd wordt dus niet gekenmerkt door algehele bekering van de mensheid. De Bijbel waarschuwt voor de eindtijd. De mensen zullen praten over vrede, maar dan komt plotseling het verderf, en de mensen zullen het niet kunnen ontgaan. In 1 Thess. 5 : 1 – 3, het gedeelte dat komt net na het gedeelte over de Opname van de Gemeente (1 Thess. 4 : 13 – 18), staat: “Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijft. Want gij weet zelf zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvluchten”. Moeten wij als leden van Zijn Lichaam nu bang worden voor het einde van deze bedeling? Nee! Vers 5 gaat verder: “Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou overvallen. Gij zijt allen kinderen van het licht, en kinderen van de dag; wij zijn niet van de nacht, noch van de duisternis.” En vers 9 zegt dan nog: “Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid, door onze Heere Jezus Christus”. Voor ons komt alles niet als een verassing. Wij weten wat er komen gaat, maar wat nog beter is, wij verwachten Hem, Jezus Christus! De Gemeente van Jezus Christus is “niet gesteld tot toorn”. Dit vers is een hele duidelijke heenwijs naar de Opname van de Gemeente, die vooraf gaat aan de periode van Grote Verdrukking waarin Gods toorn over de aarde zal gaan.

  

De eindtijd wordt dus gekenmerkt door afval van het geloof, door een onverdraagzame samenleving, maar ook door oorlogen, ziektes, hongersnoden, natuurrampen, valse profeten, valse christussen, en het begin van de herrijzenis van de staat Israël (Matth. 24; Luk. 21 : 29 – 32). Wanneer we de tekenen der tijden zien, weten we dat het einde van de Gemeente-bedeling nabij is. Onze Heere, ons Hoofd, zal ons komen halen. Maar dat is dus niet het einde van deze wereld! De wereld gaat dan door… In ieder geval laat de Bijbel zien dat het einde van de Gemeente-bedeling geen tijd van (massale) opwekking is! Het gaat dus slechter met de wereld.

 

   

Gemeente-leden: geen wereldverbeteraars!

 

Maar dat brengt ons meteen bij het doel van de Gemeente in deze tijd. De Gemeente heeft niet het doel om de wereld te verbeteren! De wereld wordt geen betere plaats om in te wonen, totdat Jezus Christus Zelf Koning op aarde wordt. Dan is de Gemeente al lang bij Hem! Maar wat is dan wel het doel van de Gemeente?

 

   

De Gemeente is geen organisatie

 

Het Lichaam van de Heere Jezus bestaat uit levende leden. In Rom. 12 : 4 en 5 staat: “Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben; alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden”. De kerk, beter gezegd: de Gemeente, is dus geen organisatie, maar een organisme. Het bestaat niet uit afdelingen, maar uit levende leden, die ieder afzonderlijk door de wedergeboorte, door de Geest van God, in het Lichaam van Jezus Christus gevoegd zijn. In 1 Kor. 12 : 12 en 13 lezen we daarover: “Want gelijk het lichaam één is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!” Nu maakt Gods Woord duidelijk dat de wedergeboorte een geboorte is voor nu en altijd. Een geboorte kun je niet ongedaan maken. In een organisatie kun je een afdeling opheffen, en de taken van die afdeling verspreiden over andere afdelingen. Die organisatie kan dan nog steeds als een geheel, als een eenheid naar buiten treden. Dat is niet mogelijk met een organisme! Je kunt van het organisme mens niet de handen amputeren, en de functie laten overnemen door de buik. Wanneer je de handen amputeert, dan is het organisme mens verminkt. Het lichaam is dan niet meer geheel. In 1 Kor. 12 : 14 – 20 staat daar onder andere over geschreven: “Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele leden. Indien de voet zeide: Omdat ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam? En indien het oor zeide: Omdat ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam? Ware het gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn? Maar nu heeft God de leden gezet, een ieder ervan in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. Waren zij alle maar één lid, waar zou het lichaam zijn? Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar één lichaam”. Het Lichaam van Jezus is levend met Hem, en kan niet sterven, want God heeft ons, Jezus’ lichaam, “levend gemaakt met Christus”, zegt Ef. 2 : 5. En zo kan er ook geen hand, geen voet, geen duim of teen, geen buik of borst uit het lichaam verwijderd worden. Vandaar dat de brieven aan de Gemeente ook spreken van geloofszekerheid! Wanneer we in 1 Kor. 3 lezen over ons behoud in het fundament Jezus Christus (1 Kor. 3 : 11), dan lezen we dat wanneer al onze werken verbranden voor de Rechterstoel van Christus – oftewel: wat wij na onze bekering gedaan hebben is geen loon waardig – dat wij als gelovigen zelf wel behouden zijn. In 1 Kor. 3 : 15 staat: “Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”.

 

   

De Gemeente: een manifestatie van Jezus Christus op aarde

 

Alle leden vormen dus één lichaam. Wanneer Paulus, als lid van het Lichaam van Jezus, in Filip. 1 : 21 zegt: “Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin”, begrijpen we, ook uit de vervolg verzen 22 en 23, dat Paulus liever naar de Heere in de hemel zou gaan. “Dat is zeer verre het beste”. Geen vervolging, geen honger, geen dood, geen tranen meer… Maar zegt hij in vers 24: “Maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil”. Paulus’ conclusie is dus, dat het beter is in leven te blijven, voor de opbouw van de gelovigen in Christus Jezus (vers 25 en 26). Vandaar dat er in vers 21 staat: “Want het leven is mij Christus…”. Maar Paulus mag volgens Gods Woord ons voorbeeld zijn, zoals we al eerder in 1 Kor. 11 : 1 gezien hebben: “Weest mijn navolgers, gelijk ook ik van Christus”. En zoals Paulus zegt : “Want het leven is mij Christus…”, zo is het dus de bedoeling dat ook wij zeggen: “Want het leven is ons Christus…” Elk lid van het Lichaam afzonderlijk. En zo is het de bedoeling dat het complete lichaam een manifestatie is van Jezus Christus op aarde. Een lichaam laat een persoon zien… Het Lichaam van Jezus, mag Jezus Christus laten zien.

 

   

En wat houdt dat – Jezus Christus laten zien – in?

 

Arme delen van de wereld helpen opbouwen, en bidden voor vrede in de (moslim/boeddhistische/hindoeïstische-) wereld? Nee! De wereld stevent af op de Grote Verdrukking. Wij kunnen de wereld niet veranderen. Bidden voor zo’n soort aardse vrede, is bidden volgens de regels van de Verenigde Naties, en niet geïnspireerd door de Heilige Geest! Hoe ik dat durf te zeggen? Omdat het haaks staat op Gods Woord, en dus op de wil van de Heilige Geest.

 

Of is het doel van de Gemeente: goede werken? Veel geven aan de armen, zodat zij de liefde van Jezus Christus in ons zien? Nee! Zeker niet in de eerste plaats.

 

   

Doel van de Gemeente: verkondiging van het Woord

 

Het doel van de Gemeente van Jezus Christus is de verkondiging van het Woord. Zoals we vinden in bijvoorbeeld Hand. 8 : 4: “Zij dan nu, die verstrooid waren, gingen het land door, en verkondigden het Woord”. Want zegt Jezus in Joh. 5 : 39: “Onderzoekt de Schriften; want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen”. God laat zien dat door de verkondiging van Zijn Woord mensen tot bekering komen. In Rom. 10 : 17 vinden we: “Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods”. 2 Tim. 2 : 15 laat zien dat we niet beschaamd uitkomen, wanneer we het Woord der waarheid recht snijden, en daar op die manier in “arbeiden”. Ziet u hoe belangrijk dat Woord van God is? Dit wordt nogeens benadrukt door Ef. 1 : 13 en 14: “In Wie ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Wie gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte; Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid”. Door het horen van het Woord komen mensen tot geloof en ontvangen daarmee de verzegeling met de Heilige Geest, waardoor zij behouden zijn. Daarom ligt de ‘missie’ van de Gemeente, en daarmee ook van lokale gemeenten, niet bij het organiseren van Rock-feesten, diensten met een band en drama, zodat jonge mensen getrokken zouden worden. De ‘missie’ ligt in de verkondiging van het Woord, en dat mensen zich daardoor bekeren en ingevoegd worden in het lichaam van de Heere Jezus. Vertaald naar een lokale gemeente betekent dit, dat wederom geboren gelovigen zich gaan aansluiten, en niet mensen die het wel gezellig vinden.

 

   

Doel van de Gemeente: de opbouw van de gelovige

 

En zoals we met Paulus zagen, is daarna de opbouw van de gelovige van belang. En dat heeft weer met de verkondiging van het Woord te maken, zoals blijkt uit bijv. Ef. 4 : 11 – 13: “En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; tot de volmaking der heiligen, tot opbouwing van het lichaam van Christus; totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de maat van de grootte der volheid van Christus”. De bedoeling is dat we opgebouwd worden in Hem, zodat we de gezonde leer blijven verdragen en ons niet zullen keren tot fabels, zoals in de eindtijd bij velen dus wel zal gebeuren. Daarom staat er voor 2 Tim. 4 : 3 – 4, het gedeelte wat reeds geciteerd is, vers 2: “Predik het Woord, houd aan tijdig, ontijdig; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer”. De basis voor dit alles is het Woord van God!

 

   

“Wat gij mijn broeders gedaan hebt, hebt gij Mij gedaan”

 

Maar de goede werken dan? Er staat toch geschreven: “Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen” (Matth. 25 : 35 – 36). En even verderop staat toch geschreven: “…Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan” (Matth. 25 : 40). Vaak worden deze teksten aangehaald, om maar vooral goede doelen te steunen, die ontwikkelingshulp in arme landen bieden. Maar de context van dit gedeelte is vers 31 en 32: “En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt”. Dit gedeelte gaat dus heel duidelijk over de Tweede Komst van de Heere Jezus, aan het begin van het Duizendjarig Vrederijk, maar ná de Grote Verdrukking. Hij zal dan zitten op de “troon van Zijn vader David” (Luk. 1 : 32), oftewel de “troon van Zijn heerlijkheid” volgens dit gedeelte. Dan worden de volken voorgeleid. Kunnen dit de wederom geboren gelovigen uit de Gemeente-bedeling zijn? Nee! Die waren reeds vóór de Grote Verdrukking opgenomen, en zijn vervolgens voor de Rechterstoel van Christus verschenen, om vervolgens als de Bruid met de Bruidegom te huwen (Bruiloft des Lams, Openb. 19 : 6 – 10), en met Hem terug te keren naar de aarde (Openb. 19 : 14). Zoals ook Kol. 3 : 4 beschrijft: “Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid”. Wie zijn dan die broeders van de Heere Jezus? Dat is het Joodse volk. De volken zullen na de Grote Verdrukking beoordeeld worden op grond van het feit wat zij met het vervolgde Joodse volk gedaan hebben, hoe zij met hen gehandeld hebben. En op grond daarvan worden zij veroordeeld (Matth. 25 : 41) of gaan zij het Koninkrijk binnen (Matth. 25 : 34). De teksten uit dit gedeelte, over de behandeling van Jezus’ broeders, willekeurig toepassen op arme volken in deze tijd, is dus het ‘uit de context rukken’ van Bijbelteksten voor een eigen doel. Hoe mooi dit doel ook klinkt!

  

Als Gemeente hebben we niet het doel om armoede in de wereld te bestrijden! Het zogenaamde sociale Evangelie is niet-Bijbels! Onder het mom van ‘het laten zien van de liefde van Christus’, gaan mensen helpen. Men denkt dan: “Door ons werk kan men zien wat Christus in ons doet, en dan komen de mensen tot geloof”. Maar humanisten en atheïsten bieden ook hulp aan de wereld in nood! Een voorbeeld. Jarenlang heb ik een ontwikkelingshulp-organisatie gesteund. Maar deze organisatie werkt via de plaatselijke kerken. Het maakt niet uit of dat de (vrije) Evangelische, de Rooms-katholieke of de Orthodoxe kerk, van noem maar een land op, is. We zijn allemaal broeders en zusters, zegt men. Terwijl deze kerken (zeker de Rooms-katholieke en Orthodoxe) vaak mensen verhinderen om zich de zekerheid in het geloof toe te eigenen in het Evangelie der genade Gods. Het is dus veel beter om een organisatie te steunen, die in de eerste plaats het Woord verkondigt, mensen oproept tot wedergeboorte, en die daarnaast mensen in nood helpt. Nog een mooi voorbeeld is de actie die gehouden is op giro 555 vanwege de tsunami, die onder andere Indonesië trof (december 2004). Natuurlijk was de ramp verschrikkelijk! Maar door giro 555 te steunen, helpen wij de cultuur opbouwen van de moslims en de hindoes. De mensen leven in hun eigen wereld verder en gaan uiteindelijk verloren! Het is beter om als lid van het lichaam van Christus uw geld te geven aan een organisatie die in de eerste plaats het Evangelie verkondigt, maar daarnaast ook nogeens hulp geeft aan getroffen mensen. Hierbij is het goed om te denken aan de tekst in Gal. 6 : 10: “Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs”. Het doel van de Gemeente is niet in de eerste plaats fysieke nood lenigen, maar in de eerste plaats de verkonging van het Woord van God!

  

“Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een ieder, die gelooft, eerst de Jood, en ook de Griek” (Rom. 1 : 16).