De zeventigste jaarweek 




Inleiding

 

Wanneer de Gemeente van Jezus Christus is opgenomen, breekt er op aarde een verschrikkelijke periode aan. Deze periode wordt met name in Openb. 4 – 18 besproken. Over het algemeen gaat men er vanuit, voor zover men de Bijbel vanuit de bedelingen uitlegt, dat dit een periode van zeven jaar is. Daarna zal de Heere Jezus naar de aarde komen, en zullen Zijn voeten op de Olijfberg staan. Dan zal de Heere Jezus Zijn Koninkrijk oprichten. Maar hoe weten we dat die periode zeven jaar duurt? Geeft de Bijbel er aanleiding toe om te geloven dat dit inderdaad een periode van zeven jaar zal zijn?

 

   

De tijden der heidenen

 

Een belangrijk Bijbelgedeelte, om op de voorgaande vraag antwoord te krijgen, vinden we in de profeet Daniël: Dan. 9 : 24 – 27. In Daniël vinden we een aantal profetieën die gaan over de “tijden der heidenen”. Een naam die de Heere Jezus Zelf aan een bepaalde periode in de geschiedenis heeft gegeven. In Lukas 21 : 24 lezen we: “En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn”. Nu gaat deze tekst over de val van Jeruzalem, en meestal verwijst men in de Theologie dan naar de val van Jeruzalem in 70 na Chr., toen de Romeinen Jeruzalem belegerden en verwoestten. Echter de context van dit vers laat zien dat het gaat om de “dagen der wraak” (Luk. 21 : 22), een tijd waarin de Joden worden opgeroepen te vluchten in de bergen (Luk. 21 : 21), net als in Matth. 24 : 16. In die laatste passage wordt die periode de “grote verdrukking” genoemd (Matth. 24 : 21). Een periode die vooraf gaat aan de letterlijke wederkomst van Jezus op aarde, om Zijn Koninkrijk op te richten (Matth. 24 : 29; Openb. 19). Niet alleen in 70 na Chr. is Jeruzalem verwoest, maar dit zal opnieuw gebeuren in de Grote Verdrukking, de periode waarin Gods toorn over de aarde gaat. In het Oude Testament wordt deze periode ook wel de dag des Heeren genoemd (zie bijv. Joël 1 en 2). En over die tijd, vlak voordat de voeten van de Heere Jezus op de Olijfberg zullen staan (Zach. 14 : 4), schrijft de profeet Zacharia in Zach. 14 : 1 – 4a het volgende: “Ziet, de dag komt de Heere, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem! Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft van de stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige van het volk zal uit de stad niet uitgeroeid worden. En de Heere zal uittrekken, en Hij zal strijden, tegen die heidenen, gelijk op de dag dat Hij gestreden heeft, op de dag van de strijd. En Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt,…” Met andere woorden: vlak voordat Jezus Christus terugkomt op aarde – Zijn voeten hebben na Zijn Hemelvaart namelijk nog niet op de Olijfberg gestaan! – zal Jeruzalem opnieuw belegerd en verwoest worden! Maar dan zal de Heere terugkomen en ingrijpen, zoals u in Openb. 19 kunt lezen, en zal Hij Zijn vijanden verslaan. Lukas 21 gaat dus niet over de val van Jeruzalem in 70 na Chr., maar over de strijd die gaat plaatsvinden in de toekomst van de Grote Verdrukking. Een tijd waarin, volgens Openbaring, hetzelfde gaat gebeuren als staat in Lukas 21 : 25 en 26: “er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; en de mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden”.

  

In ieder geval lezen we in Luk. 21 : 24 dat Jeruzalem vertreden zal worden “totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn”. We weten dat God Israël in het Oude Testament zowel de zegen als de vloek voorhield. Wanneer zij Hem zouden gehoorzamen, zou God hen zegenen in het beloofde land, wanneer zij Hem niet zouden gehoorzamen, zou de Heere hen onder de volken verspreiden. Ja, de Heere heeft voorzegd dat het volk de verkeerde kant zou opgaan, maar Hij beloofde hen dat ze zich zullen bekeren en dat Hij hen dan weer in het beloofde land zal terugbrengen en hen zal zegenen (o.a. Deut. 30). Het volk is in opstand gekomen tegen God, het is o.a. de afgoden van de omliggende volken gevolgd, en God stuurde hen in Babylonische Ballingschap. Een periode waarin Jeruzalem verwoest is, wat volgens Gods Woord zeventig jaar zou duren (Dan. 9 : 2). Inderdaad is in Ezra en Nehemia te lezen dat een deel van het volk teruggestuurd werd om de Tempel en de stad Jeruzalem te gaan herbouwen. En dat allemaal, zodat, volgens de profetieën, de Heere Jezus in Bethlehem geboren zou worden! Maar het Joodse volk verwierp de Messias, en in 70 na Chr. werd Jeruzalem opnieuw verwoest! Tot 1948 heeft het Joodse volk geen eigen staat gehad! En ondanks dat het Joodse volk nu een eigen staat heeft, geloven zij nog niet allen, van klein tot groot, in de Heere Jezus. Met andere woorden: het Nieuwe Verbond, waar de Bijbel over spreekt, is nog niet ingegaan (zie de studie over de Hebreeën in de Grote Verdrukking; Jer. 31 : 31 – 34; Hebr. 8 : 8 – 11). Maar Israël is er weer; en Jeruzalem is weer, zij het gedeeeltelijk, in Joodse handen; en óók de Tempel zal herbouwd worden, zodat de antichrist zich daarin zal kunnen zetten, zoals 2 Thess. 2 : 3 en 4 zeggen: “Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs; die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten, zichzelf vertonende dat hij God is”. Met andere woorden: Zoals God bewerkte dat de profetieën omtrent Jezus Christus’ eerste komst in vervulling konden gaan, zo bewerkt Hij momenteel dat ook de profetieën over de eindtijd en Jezus Christus’ tweede komst in vervulling kunnen gaan. Maar ondanks dat Jeruzalem nu (gedeeltelijk) in Joodse handen is, wordt het nog steeds vertreden door de heidenen. Denk aan de Islam met de Rotskoepel, de vele aanslagen die er zijn, maar denk ook aan het gedeelte wat we in Zacharia gelezen hebben: Jeruzalem zal in de Grote Verdrukking opnieuw verwoest worden.

 

   

‘Christenen’ bereiden de weg voor de anti-christ

 

Maar dan naar de actualitiet: het zijn ‘Christen’-organisaties die de huidige staat Israël helpen opbouwen (denk bijvoorbeeld aan het werk van de Stichting Christenen voor Israël), het zijn zelfs ‘Christen’-organisaties die de beweging van de Tempelbouw in Jeruzalem financieren[1]. Zogenaamde Christenen helpen dus mee aan de inrichting van de voorwaarden, die nodig zijn, om de antichrist te vereren, en om straks opnieuw Jeruzalem te verwoesten en het Joodse volk te vernietigen! Precies zoals we in Zacharia gelezen hebben.

  

Met andere woorden: Wij leven vandaag de dag nog steeds in de tijd dat de Bijbel “de tijden der heidenen” noemt. Een periode die in feite ingegaan is bij de eerste Babylonische Ballingschap (586 v. Chr.), omdat op dat moment Israël het niet zelf voor het zeggen had (in het Oude Testament, in de dagen van Jezus op aarde, en in de periode tot 1948), of niet alléén voor het zeggen had in het beloofde land (vanaf 1948).

 

   

De wereldrijken verslagen door Jezus Christus

 

Daniël mocht een aantal profetieën doorgeven over die “tijden der heidenen”. De bekendste profetie is waarschijnlijk wel de profetische uitleg van de droom, die koning Nebukadnézar kreeg, over dat beeld met het hoofd van goud, de borst en de armen van zilver, de buik en dijen van koper, de benen van ijzer en de tien tenen van ijzer vermengd met leem (Dan. 2 : 31 – 45). We gaan hier niet uitgebreid op in, maar de context maakt duidelijk dat het hier gaat om wereldrijken die elkaar zullen opvolgen. In volgorde blijkt het hier te gaan om het Rijk van Babel, het Medo-Perzische Rijk, het Griekse Rijk, het Romeinse Rijk en het antichristelijke Rijk. Uiteindelijk zullen deze heidense rijken (de “tijden der heidenen”!), aan hun eind komen (“vervuld zijn”, Luk 21 : 24), doordat er een Koninkrijk door God verwekt wordt! Een Koninkrijk dat eeuwig zal bestaan. Dan. 2 : 44 zegt: “Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan”. En hoe komt dat Koninkrijk? In vers 45 staat: “Daarom hebt gij gezien, dat uit de berg een steen zonder handen afgehouwen is geworden, die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vermaalde…”. De Heere Jezus wordt ook wel de “Steen des aanstoots genoemd! Van Hem staat geschreven in Matth. 21 : 42 – 44: “Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; door de Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom zeg Ik u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en aan een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt. En wie op deze steen valt, die zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen”. Jezus Christus zal de aardse koninkrijken verpletteren, en zal Zijn Koninkrijk oprichten (zie ook Openb. 19)! En het mooie is, dat hij dat Zelf zal doen. Vandaag horen we nog wel eens dat wij Zijn Koninkrijk moeten verspreiden, ja, zelfs dat wij Zijn Koninkrijk moeten oprichten, zodat Hij zal kunnen komen! Maar Jezus komt Zelf, op de tijd die Zijn Vader bestemd heeft! De Steen is namelijk zonder handen afgehouwen!

 

   

Zeventig weken tot de eeuwige gerechtigheid

 

Nu is het diezelfde Daniël, die van God inzicht heeft gekregen in de loop van de tijden der heidenen, die van de Heere te horen krijgt hoe lang het zal duren voordat “de eeuwige gerechtigheid” (Dan. 9 : 24) zal ingaan. Daniël is bezig met een verootmoedigingsgebed en zegt in Dan. 9 : 9, 11 en 18: “Bij de Heere, onze God, zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben. (…) Maar geheel Israël heeft Uw wet ovetreden, door af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, de knecht Gods, omdat wij tegen Hem gezondigd hebben. (…) Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen open, en zie onze verwoestingen, en de stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neer op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.” En terwijl hij bidt, gebeurt hetgeen er in vers 21 staat: “Toen ik nog sprak in het gebed, zo kwam de man Gabriël, die ik in het begin in een gezicht gezien had, snel gevlogen, mij aanrakende, omtrent de tijd van het avondoffer. En hij onderrichtte mij en sprak met mij, en zeide: Daniël! nu ben ik uitgegaan, om u de zin te doen verstaan. In het begin van uw smekingen is het woord uitgegaan, en ik ben gekomen, om u dat te kennen te geven, want gij zijt een zeer gewenst man; versta dan dit woord, en merk op dit gezicht”. En vervolgens komt het bewuste gedeelte, Dan. 9 : 24 – 27.

  

En in dat gedeelte staat dat er zeventig weken bestemd zijn over het volk en de stad Jeruzalem, om de zonde te verzegelen en de overtreding te sluiten. En dan zal eeuwige gerechtigheid aangebracht worden (Dan. 9 : 24)! Maar wat houdt dat in: Zeventig weken? Want vanaf Daniël zijn allang zeventig normale weken verstreken! Hoe moeten we zo’n week nu zien?

 

   

Eén week = zeven jaar

 

In Numeri 14 : 34 vinden we het volgende: “Naar het getal der dagen, in welke gij dat land verspied hebt, veertig dagen, elke dag voor elk jaar, zult gij uw ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden Mijn afbreken”. Er waren verspieders gestuurd in het beloofde land, zij kwamen terug en vertelden het volk wat zij gezien hadden. Het volk vertrouwde niet op God en durfde het land niet in. Het volk kwam in opstand. Als straf moesten zij voor elke dag van verspieden, een jaar lang in de woestijn trekken. Met andere woorden, als dit ook voor de tijden der heidenen (en de Grote Verdrukking) geldt, dan is één week (zeven dagen) gelijk aan 7 jaar ongerechtigheid dragen! We spreken ook wel van een jaarweek.

 

   

Daniël profeteerde het overlijdensjaar van de Heere Jezus

 

Dit is te controleren, want Daniël 9 geeft namelijk een profetie over de eerste komst van de Heere Jezus op aarde! In vers 25 lezen we: “Weet dan, en versta: van dat het woord uitging, om te doen weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, de Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen weer gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden”. Vanaf een opdracht om terug te keren en Jeruzalem te herbouwen tot aan de Messias, de Vorst, zullen 7 + 62 = 69 weken verstrijken. Met andere woorden, na die bewuste opdracht zullen 69 weken van 7 jaar = 69 x 7 = 483 jaar voorbijgaan tot op de Heere Jezus. Daniël geeft dus een preciese beschrijving van wanneer de Heere Jezus zou komen. Is Gods Woord niet geweldig? De mensheid kon precies weten wanneer de Heiland zou komen. Klopt dit ook?

  

Hiervoor moeten we allereerst weten wanneer er een bevel gegeven is om terug te keren naar Jeruzalem en om Jeruzalem te bouwen. Het ‘probleem’ is echter dat er vier van dat soort bevelen zijn. Laten we ze langs gaan. In Ezra 1 : 1 – 4 lezen we het eerste bevel, dat gegeven wordt door Kores, de koning van Perzië. In vers 3 staat bijvoorbeeld: “Wie is onder u van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis van de Heere, de God van Israël; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont”. Hier vinden we wel een opdracht om teug te keren en om de tempel te bouwen, maar niet zo zeer om Jeruzalem zelf te herbouwen. Iets wat heel nadrukkelijk in de profetie over de zeventig weken genoemd wordt. Het tweede bevel vinden we in Ezra 6 : 1 – 12, waar koning Darius bevel geeft om, opnieuw, alleen de tempel te herbouwen (vers 7 en 8). Het derde bevel wordt door koning Arthahsasta gegeven in zijn zevende jaar. Hij stuurt Ezra, en anderen, om het huis des Heeren te versieren, zoals in Ezra 7 : 27 staat (Ezra 7 : 7 – 28). Pas bij het vierde bevel, in het twintigste jaar van koning Arthahsasta, wordt óók de herbouw van Jeruzalem genoemd! Kijkt u maar in Neh. 2 : 1 – 18. Vers 18 zegt: “En ik gaf hun te kennen de hand van mijn God, Die goed over mij geweest was, alsook de woorden van de koning, die hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laten wij ons opmaken, dat wij bouwen, en zij sterkten hun handen ten goede”. Dat het hier gaat om de opbouw van Jeruzalem mag onder andere uit vers 5 en vers 17 blijken. Dit bevel werd gegeven in het 20e jaar van de koning (vers 1). Wanneer regeerde koning Arthasasta? Meestal gaat men ervan uit dat hij in 465 v. Chr. aan de macht kwam. Zijn 20e  jaar zou dan in 445 v. Chr. vallen. Echter in 465 v. Chr. regeerde hij alleen, maar toen had hij al 11 jaar samen geregeerd met Ahasveros (Xerxes). Met andere woorden, koning Arthahsasta kwam in 474 v. Chr. aan de macht, en zijn 20e jaar viel in 454 v. Chr.[2].

  

69 jaarweken = 483 jaar later, volgens de profetie van Daniël 9, brengt ons in 30 na Chr.! In ca. 3/4 voor Chr. is de Heere Jezus geboren. Toen Hij dertig jaar was, begon Hij Zijn dienst op aarde (Luk. 3 : 1, 23), voor een periode van ongeveer 3½ jaar. De kruisiging vond dus plaats in 3/4 v. Chr. + 30 jaar + ca. 3½ jaar = 30 na Chr. Kort daarvoor (enkele dagen) kwam Hij als Koning Jeruzalem binnen op een ezelin (Matth. 21 : 1 – 11). De profetie zegt immers: vanaf het bevel “tot op Messias, de Vorst”. In Daniël 9 : 26 staat: “En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn [Hij is gestorven voor Zijn volk, maar ook voor u en mij], en een volk van de vorst, dat komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vast besloten verwoestingen”. De Heere Jezus is dus inderdaad precies na die 62 weken + de eerdere 7 weken = 69 weken = 483 jaar gekruisigd! Zie ook het schema hieronder. Met andere woorden: de afleiding uit de Schrift klopt: 1 dag in de profetieën =  1 jaar! Daarbij zien we dat Gods Woord letterlijk uitkomt!

  



De zeventigste week

 

Jeruzalem is inderdaad in 70 na Chr. verwoest. Iets wat in de toekomst opnieuw zal gebeuren. Ondertussen gaan de strijd en de verwoestingen tot het einde toe door! Maar we missen de zeventigste week nog. Die vinden we in Dan. 9 : 27: “En hij zal velen het verbond versterken, één week; en op de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastbesloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste”. Die ene week is dus de laatste week van de zeventig weken: De zeventigste jaarweek! We lezen hier over de komende vorst, niet de Heere Jezus, maar de antichrist, die zich in de tempel zal zetten, en zich als een god zal laten aanbidden (2 Thess. 2 : 4). Die periode duurt volgens de Bijbel dus één week! Eén jaarweek om precies te zijn! Oftewel: 7 jaar. De Grote Verdrukking zal zeven jaar duren.

 

   

Waarom is de zeventigste week nog toekomst?

 

De 69 weken hebben elkaar opgevolgd en zijn bij de kruisiging van de Heere Jezus ten einde gekomen. Maar dan is de zeventigste week daarna toch allang voorbij gegaan? Hebben de kerkelijke theologen dan toch gelijk als ze zeggen dat de verwoesting van de tempel in 70 na Chr. de Grote Verdrukking was, en dat we nu in het Duizendjarig Vrederijk leven? Nee, want we hebben gezien hoe nauwkeurig de Bijbel klopt, en de zeventigste week zou dan in 37 na Chr. al ten einde zijn gekomen! Daar komt bij dat de krachten der hemelen niet bewogen zijn in 70 na Chr., en dat Jezus’ voeten niet op de Olijfberg gestaan hebben in 70 na Chr. We hebben er al eerder bij stilgestaan: de Oudtestamentische profeten hadden geen zicht op de Gemeente-tijd waarin wij leven. De Gemeente van Jezus Christus was een geheimenis, en is pas aan Paulus geopenbaard! We hebben stilgestaan bij het keerpunt van Gods handelen in het boek Handelingen, en gezien dat met Paulus het Evangelie naar de heidenen ging, in plaats van naar Israël.

  

De Heere Jezus Zelf geeft in Zijn Woord aan dat er een onderbreking zit in de vervulling van de profetieën van het Oude Testament. Wanneer Jezus in Nazareth is, leest Hij in de synagoge een stuk voor uit het boek Jesaja. Wat leest Hij voor? In Luk. 4 : 18 en 19 staat: “De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; om de gevangenen te prediken loslating, en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren”. Dan zegt vers 20: “En toen Hij het boek toegedaan en aan de dienaar teruggegeven had, …”. Jezus houdt dus op een bepaald punt op met lezen, en zegt dan in vers 21: “Heden is deze Schrift in uw oren vervuld”. Waar houdt Hij op met lezen? Het betreffende gedeelte uit Jesaja (Luk. 4 : 17) komt uit Jesaja 61. Vers 1 en 2a komen overeen met wat in Luk. 4 : 18 en 19 geschreven staat. Deze verzen leest de Heere Jezus dus voor in de synagoge. Na deze verzen sluit Jezus het boek. Die Schriftplaats is met de eerste komst van Jezus Christus vervuld.  Maar Jesaja gaat verder met vers 2b en 3: “…en de dag der wraak van onze God; om alle treurigen te troosten. Om de treurigen Sions te beschikken dat hun gegeven wordt sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest; opdat zij genoemd worden eikebomen der gerechtigheid, een planting des Heeren, opdat Hij verheerlijkt wordt.” Ook de rest van Jesaja 61 kunt u lezen, en u zult zien dat Jesaja verder gaat met de Grote Verdrukking en het Duizendjarig Vrederijk van Israëls herstel. Met andere woorden: Jezus’ rondwandeling op aarde en Zijn wonderen en prediking zijn met Zijn eerste komst vervuld. De rest (Grote Verdrukking + Duizendjarig Vrederijk) nog niet! Dat is wat Jezus aangeeft in de synagoge te Nazareth. De rest van Jesaja zal met Zijn tweede komst in vervulling gaan! Jezus Zelf geeft in feite al aan dat er tussen Zijn eerste komst en Zijn tweede komst een tijdsperiode zit, waarvan wij nu weten dat het de Gemeente-bedeling is!

  

Gods handelen met Israël stopte kort na het kruis en Pinksteren, God handelt nu met de Gemeente. In de Grote Verdrukking gaat Gods handelen weer via Israël! Als het ware is Gods tijdsklok tijdens de Gemeente-bedeling stilgezet, en gaat die klok weer lopen als Gods handelen met Israël weer doorgaat. Is dat raar? Nee! Want de profetie van de zeventig jaarweken, was een profetie, niet over de Gemeente, maar over het Joodse volk. In Daniël 9 : 24 hebben we gelezen: “Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad,…”. Uw volk = Israël, en uw stad = Jeruzalem!

  

Wanneer de Gemeente weg is, en God met Israël verder gaat in de Grote Verdrukking, gaat de zeventigste jaarweek in. De Grote Verdrukking zal zeven jaar duren.




 

[1]Christenen financieren Salomons revolutie’, www.oneway.nl, 31-07-2001. Artikel overgenomen uit het Nederlands Dagblad. 

[2]Chronology of the Old Testament, a Return to the Basics’, Th.D., Ph.D. Floyd Nolen Jones, KingsWord Press, The Woodlands, Texas, 1999, blz. 215 – 218, 234, 249, 250, 262 – 264.