Staande blijven in de nacht

 

 

 

Inleiding

 

De Bijbel vertelt ons dat we te maken hebben met een hele reële geestelijke wereld. In andere studies hebben we gezien dat deze geestelijke wereld in feite in tweeën is te delen, met aan de ene kant “de Geest, Die uit God is”, en aan de andere kant “de geest der wereld”; de Geest van het licht, en de geest van de nacht. Gods Woord beschrijft allerlei geestelijke wezens als engelen, cherubs en serafs, maar ook de duivel, duivelen en gevallen engelen. Als Gemeente van Jezus Christus mogen we weten “kinderen van het licht” te zijn. Maar als kinderen van het licht leven we in deze wereld midden in de nacht. Er is een boze geestelijke wereld, die alles bij God probeert weg te halen en te vernielen! De Bijbel waarschuwt dan ook: “Weest nuchter, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekende, wie hij zou kunnen verslinden; en weerstaat hem, vast zijnde in het geloof, wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt” (1 Petr. 5 : 8 – 9).

 

 

Beseffen wij wel wie onze vijand is?

 

Maar hoe gaan wij als Christenen nu om met die geestelijke wereld? Een geestelijke wereld, die invloed op mensen probeert te krijgen, en, zoals we gezien hebben, bezit kan nemen van mensen, zelfs van wederom geboren gelovigen? Binnen ‘Christelijke’ kringen is bijvoorbeeld zoiets bekend als bevrijdingspastoraat. Het is daarin niet ongewoon dat men de duivelen aanspreekt, en ze wegstuurt in Jezus’ naam. Ook gebeurt het dat mensen de duivel uitlachen, en tegen hem zeggen dat hij toch geen macht meer over hen heeft, omdat Jezus hem overwonnen heeft. Maar beseffen deze mensen wel waar ze mee bezig zijn? Inderdaad, de duivel is de eerste slag toegebracht. Op dit moment is de dood in Jezus Christus overwonnen. Mensen zijn, wanneer ze Zijn volbrachte werk aannemen, in Hem behouden en hebben dan het eeuwige leven. Maar in de belofte van Gen. 3 : 15 staat dat de kop van de slang uiteindelijk vermorzeld zal worden. Dat is absoluut nog niet gebeurd. De Bijbel laat niet voor niets zien dat de duivel de god van deze wereld is (2 Kor. 4 : 4). Wanneer de Gemeente straks opgenomen is, zal hij in de persoon van de antichrist letterlijk op aarde regeren (2 Thess. 2), en Openb. 12 : 9 laat zien dat de duivel en zijn engelen in de Grote Verdrukking letterlijk op aarde geworpen gaan worden. Pas aan het eind van Openbaring, pas na het Duizendjarig Vrederijk, lezen we dat de duivel geworpen wordt in de poel des vuurs (Openb. 20 : 10). Dan pas is er volledig met hem afgerekend, dan pas is zijn kop vermorzeld. Ondertussen gaat hij rond als een briesende leeuw (1 Petr. 5 : 8), en worden wij als gelovigen gewaarschuwd de duivel geen plaats te geven (Ef. 4 : 27). Beseffen wij eigenlijk wel met wie wij te doen hebben? Aan het begin van het Duizendjarig Rijk is een engel van God in staat om op Gods tijd de duivel voor duizend jaar te binden (Openb. 20 : 1 – 3), en uiteindelijk is het de Heere Zelf die met hem afrekent (Openb. 20 : 9, 10). Zelfs een archangel, Michaël, durft geen beschuldiging tegen de duivel te uiten. We vinden dat in Judas 1 : 9: “Maar Michaël, de archangel, toen hij met de duivel twistte, en handelde van het lichaam van Mozes, durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: De Heere bestraffe u!”. Een engel kan hem binden, alleen God kan hem verslaan, een archangel durft geen oordeel van lastering tegen hem uit te spreken; waar halen mensen het lef vandaan om te denken dat wel te kunnen doen?

 

 

De on-Bijbelse praktijken van duiveluitdrijvers en genezers

 

Natuurlijk heeft men daar Bijbelteksten voor! Kijk maar in Matth. 10 : 1, daar staat immers: “En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten, om deze uit te werpen, en om alle ziekte en alle kwaal te genezen”. In vers 8 lezen we nog eens: “Geneest de kranken; reinigt de melaatsen, wekt de doden op; werpt de duivelen uit. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet”. Maar waarom deze teksten niet gewoon in de context lezen? In Matth. 10 : 5 staat bijvoorbeeld: “Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op de weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad van de Samaritanen”. Buiten het feit dat de opdracht heel specifiek aan de twaalf discipelen gegeven werd, blijkt dat ze ook nog eens bevel hebben om niet naar de heidenen toe te gaan. Waarom past men dan deze tekst toe op de Gemeente van Jezus Christus? Dit gedeelte is namelijk gericht aan Israël! In vers 6 staat: “Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls”. De discipelen predikten dan ook niet het Evangelie der genade Gods – het Evangelie van het lijden, het sterven en de Opstanding van Jezus – aan de wereld, zodat de Gemeente van Jezus Christus zou groeien. Jezus Christus was nog niet eens gestorven! Nee, zij predikten het Evangelie van het Koninkrijk. Kijkt u maar in vers 7: “En heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen”. De discipelen predikten het Duizendjarig Vrederijk. Iets wat nu nog toekomst is. En zo zien we hoe gevaarlijk het is om klakkeloos alle teksten uit de Bijbel, buiten de Bijbelse context, op de Gemeente te betrekken! In de brieven van Paulus aan de Gemeente van Jezus Christus vinden we namelijk nergens instructies om duivelen uit te werpen. Het uitwerpen van duivelen als bevel/opdracht, wat we in de Evangeliën vinden, behoort tot één van de merktekenen der apostelen (Mark. 16 : 17 en 18 [1]; 2 Kor. 12 : 12). En de “merktekenen van een apostel” – de tekenen, wonderen en krachten, die geschiedden door de handen der apostelen (2 Kor. 12 : 12; Hand. 5 : 12; Ef. 2 : 20) – zijn met de apostelen verdwenen. Zij kwamen bij het begin van de Gemeente voor, nu niet meer. Wanneer we lezen in 2 Thess. 2 : 9 dat de antichrist komt met “alle kracht, en tekenen en wonderen der leugen”, dan beseffen we dat hij en zijn dienaren valse apostolische gaven hebben (2 Kor. 11 : 13 – 15). Maar dat laat wel zien hoe serieus deze zaak is, want valse leer en valse apostelen leiden er toe dat mensen een ander evangelie, een andere Jezus en een andere geest aannemen. Oftewel: Wedergeboren kinderen van God kunnen bezeten raken met nota bene een ‘theologische’ duivel. Zij stellen zich open voor andere machten dan de Heere God en Zijn Heilige Geest. En in deze tijd zien we dat allemaal gebeuren: Valse genezers, valse tongen (brabbeltaal), valse duiveluitdrijvers. Laten we nog even naar het gedeelte van de uitzending van de twaalven kijken in Matth. 10. Na de opdracht om te genezen en uit te drijven, lezen we aan het eind van vers 8: “Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet”. En vers 9 gaat dan verder: “Verkrijgt u noch goud, noch zilver, noch kopergeld in uw gordels; noch reiszak voor de weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig”. Dit is dus dat gedeelte dat niet voor de Gemeente is, maar voor Israël, als voorbereiding op het Duizendjarig Vrederijk. Men past het tegenwoordig toch op zichzelf toe, tot op een zekere hoogte… Want: U kent vast wel de voorbeelden dat men roept om veel collecte-geld. De één zoekt er ‘Bijbelse’ redenen voor, en verwijst naar de tienden, alsof deze voor de Gemeente ook verplicht zouden zijn (wat niet inhoudt dat een wederom geboren gelovige er niet over na zou moeten denken...). De ander roept gewoon dat het is voor het werk van de Heere en maken grapjes, en zeggen dat wanneer je het geld niet hoort vallen (want dan is het papier-geld), dat het dan pas goed gaat. En God heeft de blijmoedige gever lief. Dat laatste is echt wel een Bijbeltekst (2 Kor. 9 : 7), maar ja, de vraag is of het dan nog wel vrijwillig is. En ja, geven is Bijbels, want ook in de brieven aan de Gemeente staat dat de arbeider zijn loon waard is (1 Tim. 5 : 18), en dat de Heere oproept om "overvloedig" te geven (2 Kor. 8 : 7). Maar het gaat om de manier waarop. Daar waar men bijna dwingt of gewoon dwingt, is er geen sprake meer van vrijwilligheid (2 Kor. 9 : 7). Maar het ging hier om het volgen van Gods Woord. Men probeert de genezingsdiensten en uitdrijvers te onderbouwen vanuit de Bijbel, maar men gaat geheel aan de context voorbij. Men past de Bijbel alleen toe, wanneer het voor zichzelf en de eigen leer uitkomt. Juist de huidige genezers zijn vaak voorbeelden van hen die de collectes in hun diensten met alle nadruk houden, en bijvoorbeeld in dure auto's rijden. Terwijl de Bijbelse genezers van het Koninkrijks-evangelie verteld wordt: “Gij hebt om niet ontvangen, geeft het om niet”! De hele beweging is op grond van Gods Woord vals. En zoals we gezien hebben: Een religieus systeem los van Gods Woord is van de duivel.

 

Daar hebben we dan weer de reden, dat juist in deze kringen on-Bijbelse verklaringen klinken, wanneer het een keer niet werkt: “Je zult wel geen geloof genoeg hebben”. Mensen krijgen een schuldgevoel aangepraat. Zo zijn er ook nog wel eens kreten te horen als: : “God doet niets tegen je wil”. Allemaal zo on-Bijbels als maar kan.

 

 

Drijft de duivel duivelen uit?

 

Ook binnen de Rooms-katholieke Kerk richt men zich tegenwoordig vaker op exorcisme, zoals duiveluitdrijving ook wel met een mooi woord heet. Maar hoe kan het nu dat een systeem, waarvan Gods Woord zegt dat het “leringen der duivelen” navolgt (celibaat, zelf-kastijding, beelden- en heiligenverering, etc.), duivelen uitwerpt? Het doet denken aan de beschuldiging die de Heere Jezus van de Farizeeën voor Zijn voeten gegooid krijgt. In Matth. 12 : 24 lezen we: “Maar de Farizeeën, dit gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beëlzebul, de overste der duivelen”. Wat de Heere Jezus antwoordt, vinden we in Matth. 12 : 25 en 26: “Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan. En indien de satan de satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan?” De Heere Jezus geeft in feite aan dat de Farizeeën dus erkennen dat Hij duivelen uitwerpt, maar dat zij het vervolgens toeschrijven aan de overste der duivelen. Daarmee reageren ze inconsequent, want dan zou zijn rijk niet kunnen bestaan. En toch komt duiveluitdrijving in vele religies en in het spiritisme voor. Wanneer wij beseffen dat al deze religies buiten Gods Woord om gaan, en dus valse religies zijn, en dus allemaal “leringen der duivelen” en “verleidende geesten” volgen, dan beseffen we ook dat het rijk van de duivel zich inderdaad schuldig maakt aan het uitdrijven van duivelen! Het rijk van de duivel kan niet bestaan, en het is niet voor niets dat al het werk van de duivel, inclusief zijn rijk, zal vergaan! Lees 2 Thess. 2 en Openbaring maar door! Zowel het antichristelijk rijk, als zijn stad Babylon zullen vergaan! In andere religies komt exorcisme voor, en het is geen wonder dat ook valse apostelen, die beweren apostelen van Christus te zijn, met valse geesten, valse geesten uitdrijven! De antichrist komt immers met “krachten, en tekenen, en wonderen der leugen”. Dat brengt de ernst van het Rooms-katholieke systeem aan het daglicht. Tevens doet het ons huiveren, als we denken aan de hele Evangelische/Charismatische beweging, die hier vol mee zit. En dat is eigenlijk wat de Heere Jezus in die verzen van Matth. 12 laat zien: de duivel en zijn rijk gaan ten onder!

 

 

De geestelijke wapenrusting

 

De wapenen van de Christen liggen vandaag de dag dus niet in de gave van duivel-uitdrijving. God heeft de “kinderen van het licht”, de wapenrusting gegeven. Dat is wat we in de brieven aan de Gemeente van Jezus Christus wel vinden! We kunnen er over lezen in Ef. 6 : 10 – 20.

 

En weet u hoe die wapenrusting ook wel genoemd wordt? In Romeinen 13 : 12 vinden we: “De nacht is voorbijgegaan, en de dag is nabij gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen van het licht”. De kinderen van het licht hebben van God de wapenen van het licht gekregen. En daar willen we verder bij stilstaan.

 

In onderstaand Schema vindt u een beknopte weergave van de wapenrusting Gods.

 

 

 

De Heere strijdt voor ons

 

De Heere Jezus Christus wordt in Gods Woord wel de “overste Leidsman” genoemd, of de “Kapitein”, zoals de King James 1611 Hem noemt (Hebr. 2 : 10). In het Oude Testament wordt de Heere een “krijgsman” genoemd (Ex. 15 : 3). Deze laatste tekst vinden we in de lofzang van Mozes, welke hij zingt wanneer het Egyptische leger, inclusief de Faraö, omgekomen is in de Rode Zee. Niet Mozes en de Israëlieten krijgen de eer, nee, het is de Heere Die overwonnen heeft: “De Heere is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; deze is mijn God; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is de God mijns vaders, daarom zal ik Hem verheffen” (Ex. 15 : 2). Dit zingt Mozes bij de redding van het volk Israël uit de hand van Faraö en zijn leger. Echter ook voor de Gemeente-bedeling geldt dat de Heere onze kracht behoort te zijn. Wij kunnen niet strijden, zeker niet uit eigen kracht. Het is de Heere, Die voor ons strijdt. Daarom zegt Efeze 6 : 10: “Voorts mijn broeders, wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte Zijner macht”. Dat mag toch al een hele bemoediging zijn, dat Hij voor ons strijdt! We zullen dan ook zien dat de wapenrusting Gods voor de gelovige eerder defensief (verdedigend) is, dan offensief (aanvallend)!

 

 

Stellen wij ons wel onder Zijn bescherming?

 

De Heere laat zien dat Hij de overste Leidsman is, zo spreekt de Bijbel over de gelovige als van een “krijgsknecht”. In 2 Timótheüs 2 : 3 vinden we geschreven: “Gij dan, lijd verdrukkingen, als een goed krijgsknecht van Jezus Christus”. De soldaat, de krijgsknecht heeft van de Heere een bescherming gekregen: de “wapenrusting Gods”. Dit heeft hij gekregen om staande te blijven te midden van de geestelijke nacht waarin hij leeft. De wapenrusting is niet iets wat de gelovige kan bereiken door goed zijn best te doen, nee, de wapenrusting is iets waar iedere gelovige over beschikt, hij moet het alleen geheel aandoen (Ef. 6 : 11). De Heere wil Zijn bescherming aan Zijn kinderen geven. De vraag is echter: Stellen wij ons onder die bescherming? Het is dus absoluut niet vanzelfsprekend dat wij te allen tijde beschermd zijn!

 

 

Bescherming tegen de vurige pijlen van de antichrist(en)

 

Mozes en het volk Israël hadden te maken met de Faraö, de koning van Egypte. Egypte, dat in de Bijbel een beeld is van de wereld. Faraö is een type van de antichrist. De Bijbel gebruikt beelden, typen, om bepaalde (heils)zaken te illustreren. Vaak zijn gebeurtenissen in de eerste vijf boeken van Mozes een profetische heenwijs naar het werk van Jezus Christus. In de geschiedenis van de knecht van Abraham, die een bruid zoekt voor Izak (Genesis 24), is Abraham een type van God de Vader, Die de Heilige Geest (waar de knecht van Abraham een type van is) in de wereld zond om een Bruid (de Gemeente, waar Rebekka een type van is), voor Zijn Zoon (de Heere Jezus Christus, waar Izak een type van is), te halen. Zo is Faraö een type van de antichrist. De antichrist zal Israël in de Grote Verdrukking vervolgen (Openb. 12 : 1 – 17), zoals de Faraö van Egypte Israël vervolgde. De antichrist zal een vleeswording zijn van de duivel (het zaad van de slang, Gen. 3 : 15), die ook wel de grote draak wordt genoemd (Openb. 12 : 9). Zo wordt ook de Faraö in Gods Woord vergeleken met een draak, en wel in een profetie tegen Egypte, die we vinden in Ezech. 29 : 3: “Spreek en zeg: Zo zegt de Heere, Heere: Zie, Ik wil aan u, o Faraö, koning van Egypte! die grote zeedraak (de KJV 1611 zegt: ‘the great dragon’), die in het midden van zijn rivieren ligt; die daar zegt: Mijn rivier is de mijne, en ik heb die voor mij gemaakt”. Het is de Faraö die uitspreekt: “Wie is de Heere, Wiens stem ik gehoorzamen zou, om Israël te laten trekken? Ik ken de Heere niet, en ik zal ook Israël niet laten trekken” (Ex. 5 : 2). Het is de Faraö, die zich verheft boven God, en van wie we uit de geschiedenis weten dat hij zich laat vereren als God. Van de antichrist weten we: “Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten, zichzelf vertonende dat hij God is” (2 Thess. 2 : 4). Plagen komen over Faraö, welke we ook in de Grote Verdrukking vinden (Openb. 11 : 4 – 7). En wat lezen we in het lied van Mozes, Exodus 15 : 1? “Toen zong Mozes en de kinderen Israëls de Heere dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal de Heere zingen; want Hij is hoog verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen”. Vervolgens zegt vers 21 van Exodus 15: “Toen antwoordde Mirjam hun: Zingt de Heere; want Hij is hoog verheven! Hij heeft het paard en zijn ruiter in de zee gestort!” Aan welk ander Schriftgedeelte doet dit denken? Wanneer we in Openbaring lezen over de opkomst van de antichrist, dan lezen we dat hij komt op een paard. Openbaring spreekt over vier ruiters op een paard! “En ik zag, en ziet, een wit paard [2], en die daarop zat, had een boog; en hem is een kroon gegeven, en hij ging uit overwinnende, en opdat hij overwon!” (Openb. 6 : 2). In Openbaring lezen we over de opkomst en ondergang van de antichrist, de man die zichzelf in de tempel als God zal laten vereren (2 Thess. 2 : 3, 4), en die door Jezus Christus Zelf verslagen zal worden, en die geworpen zal worden in de zee van vuur (Openb 19 : 19 – 21). En wat heeft deze man voor een wapen? “Een boog”! Een boog schiet pijlen af! En juist dan moet er bij ons een lichtje gaan branden. Waarom moeten wij de gehele wapenrusting aandoen? Omdat we te maken hebben met “de listige omleidingen van de duivel” (Ef. 6 : 11), omdat we niet in strijd zijn met vlees en bloed, de mens, maar met machten en krachten van de duisternis (Ef. 6 : 12). De wapenrusting, het schild daarvan, beschermt ons tegen de pijlen van de boze! “Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, waarmee gij al de vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen” (Ef. 6 : 16). De antichrist, de boze, heeft een boog… hij schiet met vurige pijlen… Maar dé antichrist is er toch nog niet? Moeten wij dan beschermd worden tegen die pijlen? Ja. Johannes spreekt over de eindtijd, en geeft aan dat er reeds in zijn tijd al vele antichristen waren. “Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is” (1 Joh. 2 : 18). U ziet het, de boze werkt in deze tijd, de satan is immers de “god dezer eeuw” (2 Kor. 4 : 4), de god van de nacht waarin wij leven. Om ons te beschermen tegen de vurige pijlen van de boze, moeten wij de gehele wapenrusting, die wij van de Heere gekregen hebben, aandoen! Wanneer iemand de Heere Jezus Christus heeft aangenomen, wanneer iemand vertrouwt op het volbrachte werk van Jezus Christus, Zijn vergoten bloed voor onze zonden, dan is zijn ziel voor de eeuwigheid behouden (1 Kor. 3 : 15)! Op dat moment begint het leven als gelovige pas, wat in het duister van de nacht, met al zijn machten en krachten, niet altijd eenvoudig is. “Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt weerstaan in de boze dag, en alles verricht hebbende, staande blijven” (Ef. 6 : 13).

 

 

 

 

Leest u ook:

De wapenrusting: Waarheid, gerechtigheid en bereidheid

De wapenrusting: Geloof

De wapenrusting: Bijbelse verwachting en het Woord "trekken" ”

De wapenrusting: Bidden

 

 

[1] In Mark. 16 : 15 – 18 staat geschreven: “En Hij zeide tot hen [de elf discipelen]: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. En hen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden”. Deze tekst vormt vaak een bewijstekst voor de Charismatischen, en anderen, die het Woord van God uit de context halen. Meestal claimt men de gave van genezing en de gave van tongen. Bij de andere zegt men bijvoorbeeld: ‘Als je per ongeluk gif drinkt, zul je niet sterven’. Bijna nooit wordt gesproken over het opnemen van slangen. Maar in deze teksten is geen sprake van ‘per ongeluk’! Vele oprechte Christenen die per ongeluk gif binnen hebben gekregen, via de mond of een beet van een slang, zijn gestorven. De Bijbel noemt hier namelijk heel duidelijk 5 merktekenen, die de gelovigen zullen volgen! Maar de gelovigen, van alle tijden, zijn lang niet allemaal in staat om mensen te genezen, in tongen te spreken of duivelen uit te werpen. Vele gelovigen, ook Charismatische gelovigen, zijn ziek. Velen sterven door vergif. Deze beloften gelden dus niet voor alle gelovigen in alle tijden. Wanneer we dan naar de Bijbelse context in zijn geheel kijken, dan zien we dat deze tekenen golden voor één bepaalde groep: de apostelen. En zoals uit het boek Handelingen op vele plaatsen blijkt, deden de apostelen deze dingen dan ook. Deze “merktekenen van een apostel”, zoals Gods Woord ze Zelf omschrijft, vonden bij de apostelen met betrekking tot het volk Israël plaats, tijdens de periode van het boek Handelingen, en daarna niet meer! Markus 16 : 15 – 18 wordt dan ook niet voor niets gesproken tot de elf discipelen! En de Heere heeft de apostelen bevestigd, zoals staat in Markus 16 : 20 (zie ook Hebr. 2 : 4).

 

[2] In de Engelse King James 1611 staan in dit vers geen hoofdletters. Deze tekst gaat namelijk over de antichrist, de zoon des verderfs, de mens der zonde. Waarom? Jezus Christus wordt in Openb. 19 óók beschreven op een wit paard. Maar ‘tekst met tekst vergelijken’ laat een heleboel verschillen zien met Openb. 6. De ruiter van Openb. 6 heeft één kroon, de Ruiter van Openb. 19 heeft vele kronen. De ruiter van Openb. 6 heeft een boog, de Ruiter van Openb. 19 een zwaard. De ruiter van Openb. 6 overwint weliswaar (en zal een soort van schijnvrede bewerkstelligen (1 Thess. 5 : 3; Dan. 9 : 27)), maar wordt gevolgd door oorlog, dood en hel; de Ruiter van Openb. 19 wordt gevolgd door hemelse legers en duizend jaar vrede op aarde (en daarna voor eeuwig, Openb. 20, 21 en 22). De ruiter van Openb. 6 is de antichrist, de Ruiter van Openb. 19 is de Heere Jezus Christus!