Doodde Saul zichzelf of niet? (1 Sam. 31 : 4 en 2 Sam. 1 : 10)



Vaak wordt gezegd dat de Bijbel Zichzelf tegenspreekt. Een voorbeeld vinden we in de teksten 1 Sam. 31 : 4 en 2 Sam. 1 : 10. Gods Woord spreekt Zichzelf echter nooit tegen, want God kán niet liegen (Titus 1 : 2)! In de ene tekst staat echter dat Saul zichzelf van het leven beroofde, in de andere tekst staat dat iemand andres Saul het leven benam. Hoe kan dat dan?

Het verslag van Samuël (als profeet van God), de feiten zoals ze gebeurd zijn, staan in 1 Sam. 31 : 4 – 5. Saul heeft zichzelf dus gedood. Zie ook 1 Kron. 10 : 3 – 5. Het verslag van 2 Sam. 1 : 6 – 10 zijn de woorden van een Amalekiet. Aangezien Gods Woord Zichzelf nooit tegenspreekt, is hier maar één conclusie mogelijk: De Amalekiet loog tegen David. Hij maakte het verhaal dusdanig dat niet hij de schuldige was van de dood van Saul, want hij zou toch wel doodgaan (2 Sam. 1 : 10). Waarschijnlijk hoopte hij op een beloning, omdat hij de spullen van de koning naar David bracht. En daarin zal ongetwijfeld meegespeeld hebben dat Saul al een hele tijd achter David aan zat.

David deed het met een andere reden, maar als straf voor zijn leugenverhaal vond deze Amalekiet de dood. Hierin speelt mee dat Saul ongehoorzaam is geweest aan de Heere. Het was de bedoeling dat Israël het beloofde land zou krijgen. De bestaande volken en hun afgoden moesten daar weg. Zo heeft de Heere over Amalek onder andere gezegd: “Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en leg het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder de hemel” (Ex. 17 : 14). Zie ook Deut. 25 : 17 – 19. Zie hoe Saul opdracht krijgt om dit uit te voeren in 1 Sam. 15 : 1 – 3. Alleen Saul luisterde niet naar de Heere (1 Sam. 15 : 9). Vandaar dat de Heere in 1 Sam. 28 : 18 tegen Saul zei: “Zoals gij naar de stem des HEEREN niet gehoord hebt, en de hittigheid van Zijn toorn niet uitgericht hebt tegen Amalek; daarom heeft de HEERE u deze zaak gedaan op deze dag”. En zo kwam het dat Saul zelfs een Amalekiet in zijn leger had (2 Sam. 1 : 2, 8). David noemt Saul nog een gezalfde des Heeren (2 Sam. 1 : 14), alhoewel Samuël reeds van hem gezegd had “dat de Heere van u geweken en uw vijand geworden is” (1 Sam. 28 : 16). Dit alles heeft zeer zeker (door Gods leiding) meegespeeld in hoe het met deze Amalekiet is afgelopen (2 Sam. 1 : 13 – 16).