Bid altijd voor alle mensen



In Rom. 1 : 8, 10 lezen we: “Eerst dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld. (..) Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd, door de wil van God, om tot u te komen”. Paulus dankt God voor het geloof van de “geliefden Gods, en geroepen heiligen” (Rom. 1 : 7), dat in de hele wereld verkondigd wordt. Hetzelfde vinden we bijvoorbeeld ook in de brief aan de Thessalonicensen. In 1 Thess. 1 : 2 en 3 vinden we geschreven: “Wij danken God altijd over u allen, u gedachtig zijnde in onze gebeden; Zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en de arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop op onze Heere Jezus Christus, voor onze God en Vader”. Maar dit deed hij ook voor de Eféziërs. In Ef. 1 : 16 lezen we: “...ik...(vers 15), houd niet op voor u te danken, u gedenkende in mijn gebeden”. En hij deed dit voor Timotheüs (2 Tim. 1 : 3), voor de Kolossensen (Kol. 1 : 3), en voor Filémon (Filémon 4). En zo zien we hoe Paulus eigenlijk voor iedereen “allen tijd” bidt. Maar hoe kan hij dat doen? Als hij voor de één “allen tijd” bidt, hoe kan hij dan nog voor anderen bidden?

Wanneer u woorden tegenkomt als “alle”, “elke” en “gehele” e.d., dan kan het nuttig zijn om uzelf af te vragen of het gaat om “alle zonder onderscheid”, of dat het gaat om “alle zonder uitzondering”.

Een voorbeeld uit het dagelijks leven. Wanneer u het huis van boven tot onder hebt schoongemaakt, betekent dat niet, dat u op het dak geklommen bent, de dakpannen schoongemaakt hebt, en vanaf daar tot de kruipruimte elk kiertje en naadje gehad hebt. Met die uitspraak wordt bedoeld dat u zonder onderscheid het hele huis bent doorgegaan en alle ruimtes hebt schoongemaakt. Daarbij kunnen best kiertjes en naadjes (achter de boekenkast bijvoorbeeld) overgeslagen zijn. Op het dak en in de kruipruimte bent u niet geweest. Dat is “alles zonder onderscheid”.

Een Bijbels voorbeeld. In Joh. 3 : 16 staat geschreven: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven heeft”. Hier betekent het “een ieder zonder uitzondering”, want een ieder die in de Heere Jezus gelooft heeft zonder uitzondering het eeuwige leven ontvangen [1].

Nog een Bijbels voorbeeld. In Ef. 6 : 21 lezen we het volgende: “En opdat ook gij moogt weten hetgeen mij aangaat, en wat ik doe, dat alles zal u Tychikus, de geliefde broeder en getrouwe dienaar in de Heere, bekend maken”. Tychikus zal de Efeziërs niet de datum van de Opname verteld hebben. Dat weet niemand. Evenzogoed zal Tychikus niet over Paulus’ geboorte gesproken hebben. Hij heeft niet “alles zonder uitzondering” verteld, maar “alles zonder onderscheid”: alles, wat hij wist over Paulus, zou hij de Efeziërs vertellen. Dat is dus “alles zonder onderscheid”.

Wanneer Paulus dus te “allen tijd” voor “alle mensen” bidt, mogen wij hieruit begrijpen dat het om “allen tijd zonder onderscheid” en “voor alle mensen zonder onderscheid” gaat. Het is niet zo dat hij alleen maar alle tijd voor de Romeinen bidt, of alleen maar alle tijd voor de Kolossensen bidt, etc. Dat zou niet mogelijk zijn. Maar wanneer hij voor de Romeinen bidt, bidt hij ook voor de Kolossensen, etc. Hij maakt daar geen onderscheid in. Daarnaast maakte Paulus ook reizen, hij verkondigde het Evangelie, en daarnaast werkte hij nog met zijn handen, want hij was tentenmaker van beroep (Hand. 18 : 3; 2 Thess. 3 : 8). Daarnaast is het ook nog zo, dat de Heere ons in Zijn Woord waarschuwt om niet te bidden “als de heidenen”, met ijdele, lege, herhalingen (Matth. 6 : 7). Tegenwoordig is dat erg in dat mensen een zin blijven herhalen om zo tot “een ervaring met God” te komen. Ze gebruiken dan echter de Oosterse meditatie technieken en stellen zich daarmee open voor duistere krachten en machten. We hebben hier in een andere studie uitgebreid bij stilgestaan. In ieder geval zien we dat het niet de bedoeling van “altijd bidden” is, dat we dan maar gaan herhalen. Maar wat houdt dat “altijd bidden” dan in?

We kunnen toch moeilijk de hele dag met de handen gevouwen en onze ogen gesloten zitten! We zagen al dat ook Paulus met andere dingen bezig was. Maar in onze gedachten kunnen we overal en te allen tijde in gebed zijn. Als er iets voorvalt kunnen we in onze gedachten tot de Heere gaan en om Zijn leiding vragen. Gebeurt er iets moois, dan kunnen we in onze gedachten tot de Heere gaan en Hem danken voor het moois wat er gebeurt. En zo mag ons leven verbonden zijn met Hem. Eigenlijk worden we opgeroepen om een voortdurend contact te hebben met onze hemelse Vader. De tekst Kol. 3 : 2 gaat wel niet over bidden, en toch laat deze tekst heel mooi zien hoe onze gerichtheid behoort te zijn. In Kol. 3 : 1 – 3 staat geschreven: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God”.

Wanneer Gods Woord het heeft over “Bidt zonder ophouden” (1 Thess. 5 : 17), dan wordt er bedoeld: “Stop niet met bidden”, of anders: “Leef geen twee of drie dagen (of twee of drie jaren) zonder gebed”. Bidt elke dag, bidt gedurende de dag. En het is goed om daar een vast moment voor te hebben, maar daarnaast kan het overdag en in de nacht ook nogeens in uw gedachten.

En daarbij, dat maken de teksten in Romeinen en in de andere aangehaalde Schriftgedeelten duidelijk, is voorbede voor medegelovigen héél belangrijk. Paulus doet het niet alleen zelf, wat al genoeg zou zijn om dit na te leven, want de Heere heeft in Zijn Woord het volgende laten opschrijven, dat Paulus in 1 Kor. 11 : 1 zegt: “Weest mijn navolgers, gelijk ook ik van Christus”. Echter daarnaast staat letterlijk de oproep in 1 Tim. 2 : 1: “Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen”. Dus niet alleen voor de mede-gelovigen, maar voor alle mensen. De reden hiervoor wordt duidelijk als we 1 Tim. 2 : 2 – 4 erbij lezen: “Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid. Want dat is goed en aangenaam voor God, onze Zaligmaker; Die wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen”. Het is Gods wil dat alle mensen tot de kennis der waarheid komen, en daar mogen wij voor bidden.



[1]  De uitzondering op de “zonder uitzondering” is hier wel het sterven van een baby. Een baby die sterft heeft nooit kunnen geloven, maar is wel behouden omdat het kind nooit kennis van de Wet heeft gehad (Rom. 7 : 9; Rom. 4 : 15; Rom. 5 : 13).