Vasten en 40-dagentijd, Bijbels?


Inleiding

Tegenwoordig wordt er ook in Protestantse kringen steeds vaker 40-dagen "gevast". Zo’n veertig dagen voor Pasen krijg je dan van Christelijke Boekhandels reclame voor boeken die over die zogenaamde veertigdagentijd gaan. Een citaat uit een mail uit 2013:

“Een groot feest kan pas dan echt gevierd worden als er een intensieve voorbereiding aan vooraf is gegaan. De periode van de Veertigdagentijd is van oudsher een tijd van inkeer, bezinning en gebed ter voorbereiding op Pasen. In de veertigdagentijd wordt door veel mensen een periode van Vasten gehouden. Dit betekent het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten of drinken voor een bepaalde periode” [1].

De CLC (een Christelijke boekhandel) heeft op de site ook duidelijke aandacht voor het onderwerp. Diverse boeken binnen dat thema worden aangeboden. Zo ook in 2014 het boekje “40 dagen in 2014”, waarover we lezen op de site van Postorderboekhandel:

“Eigentijdse handreiking met teksten (Bijbel, overweging, gebed) en beelden om elke dag van de Veertigdagentijd een moment van bezinning te geven op weg naar Pasen. Het boekje is aansprekend voor een groeiende groep mensen uit verschillende kerkelijke stromingen die invulling willen geven aan de vastentijd. Met begeleidende website waar extra informatie is te vinden, deelnemers hun ervaringen met vasten en met hun andere goede voornemens kunnen delen en waar gedoneerd kan worden aan goede doelen” [2].

Zo komen we Veertigdagenkalenders en een 40dagentijd-app tegen, en wat al niet meer… Men heeft het dus veelal over de veertigdagentijd voor Pasen. Waar komt die aandacht voor die 40-dagentijd vandaan? Komt vasten wel voor in Gods Woord en zo ja, wat is vasten in Gods Woord? Hebben wij als Christenen de opdracht om te vasten? En uiteindelijk: waar komt die vastentijd van veertig dagen vandaan? Zo maar wat vragen die dan naar boven komen, en waar we in deze studie bij stil willen staan.


Wat is vasten?

Uit een tekst als Luk. 5 : 33 blijkt dat ook in de Bijbel vasten inhoudt, dat mensen zich onthouden van eten en drinken. Er staat geschreven: “En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikwijls, en doen gebeden, evenzo ook de discipelen van de Farizeeën, maar de Uwe eten en drinken?”. Vasten kan plaats vinden binnen een huwelijk. In 1 Kor. 7 : 5 lezen we: “Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met beider toestemming voor een tijd, opdat gij u aan vasten en bidden moogt wijden; en komt weer bijeen, opdat de satan u niet verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden”. Daarnaast lezen we in de Bijbel dat vasten wat anders is dan op dieet gaan of honger lijden. Deze termen worden in Gods Woord namelijk naast elkaar gebruikt. In 2 Kor. 11 : 27 lezen we: “In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid”. Vasten is dus wat anders dan “honger en dorst” lijden. Ook is vasten wat anders dan 40 dagen jezelf van een luxe dingetje ontzien. Vasten is ook geen ascese, oftewel: geen zelfkastijding. In Kol. 2 : 20 – 23 lezen we heel duidelijk dat de Heere zegt: “Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de wereld leefdet, met inzettingen belast? Namelijk raak niet, en smaak niet, en roer niet aan. Welke dingen alle verderven door het gebruik, ingevoerd naar de geboden en leringen der mensen; Die wel hebben een schijnrede van wijsheid in eigenwilligen godsdienst en nederigheid, en in het lichaam niet te sparen, doch zijn niet in enige waarde, maar tot verzadiging van het vlees”. Vasten hoort dan ook geen show te zijn, van: “kijk mij eens” (Matth. 6 : 16 – 18). Vasten heeft te maken met een bewuste en persoonlijke beslissing om minder of niet te eten en te drinken, om, zoals we nog zullen zien, zich te kunnen richten op bidden (en Bijbellezen). Wetende dat dit vasten is, lezen we dat bijvoorbeeld de profeet Daniël ook gevast heeft. In Dan. 10 : 2 en 3 lezen we: “In die dagen was ik, Daniël, treurende drie weken der dagen. Begeerlijke spijs at ik niet, en vlees of wijn kwam in mijn mond niet; ook zalfde ik mij gans niet, totdat die drie weken der dagen vervuld waren”. We lezen in de Bijbel dat David, Daniël, Mozes, Elia, Ezra, Mordechai en Paulus allemaal vastten. En de Heere veroordeelt het gebruik op zich niet, sterker nog: Gods woord lijkt het aan te bevelen. Maar we lezen nergens dat Israël onder de Wet of dat wij als Gemeente een directe opdracht of direct gebod hebben om te vasten.


Is er een Bijbelse opdracht tot vasten?

We zagen dat vasten iets persoonlijks is, en dat de Bijbel geen opdracht geeft tot vasten. Of toch wel? In de “Bijbelse Encyclopedie” lezen we bij “Vasten” het volgende:

“Het zich onthouden van spijs, om zich daardoor voor de Godheid te verootmoedigen (vgl. de uitdrukking: “de ziel verootmoedigen”, d.i. kastijden), komt niet alleen bij de Israëlieten, maar ook bij veel andere volken voor. (…) De Mozaïsche wet schreef alleen een vasten op de grote Verzoendag voor, Lv. 16, 29 – 31; 23, 27” [3].

Nu is deze encyclopedie vanuit een wat meer kerkelijke, theologische, achtergrond ontstaan. Maar laten we eens kijken welke definities de “Scofield Study Bible” geeft, een studiebijbel die vaak in hoog aanzien staat bij mensen die zich vaak Bijbelgetrouw noemen. Ook in deze studiebijbel zien we de verwijzing naar Lev. 23 : 27 – 29 [4]. In de andere teksten, die Scofield geeft bij “Fast, proclaimed”, wordt ook een vasten uitgeroepen. Daar weliswaar meestal door profeten, maar in Leviticus gaat het rechtstreeks om de Wet van God aan Israël. Is er dan toch een opdracht tot vasten?


Maar wat staat er nu geschreven?

We zien dus dat men in feite breed kerkelijk aanneemt dat God dus toch, in dit geval aan Israël, een vasten voorschrijft op een bepaalde dag. Laten we het gedeelte in Lev. 16 : 29 – 31 eens lezen: “En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op de tiende van de maand, uw zielen verootmoedigen, en geen werk doen, ingeborene noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. Want op die dag zal hij voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. Dat zal u een sabbat der rust zijn, opdat gij uw zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting”. We lezen over “uw zielen verootmoedigen”, over “geen werk doen” en over “een sabbat der rust”. Maar er staat niets geschreven over vasten. Laten we dan nog die tekst in Lev. 23 : 27 – 29 erbij pakken: “Doch op de tiende van deze zevende maand zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. En op die dag zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht van de HEERE uw God. Want alle ziel, die op die dag niet zal verootmoedigd zijn geweest, die zal uitgeroeid worden uit haar volken”. Opnieuw lezen we over “uw zielen verootmoedigen”, over “geen werk doen”, maar ook over “een heilige samenroeping” en over “een vuuroffer offeren”, maar weer niets over vasten. Wanneer we opnieuw naar de beschrijving in de “Bijbelse Encyclopedie” kijken, dan gaan we beseffen waarom men aangeeft dat hier een vasten ingesteld wordt. Men benadrukt heel duidelijk het “de ziel verootmoedigen”. Wanneer “de ziel verootmoedigen” hetzelfde is als “vasten”, dan wordt in Leviticus een vasten door God ingesteld.


Is verootmoediging hetzelfde als vasten?

Aan de hand van sommige Bijbelgedeelten zou men misschien kunnen denken dat verootmoediging hetzelfde is als vasten. In Dan. 10 : 3 lezen we dat Daniël vast: “Begeerlijke spijs at ik niet, en vlees of wijn kwam in mijn mond niet; ook zalfde ik mij gans niet, totdat die drie weken der dagen vervuld waren”. En dan lezen we in Dan 10 : 12 het volgende: “Toen zeide Hij tot mij: Vrees niet, Daniël! want van de eerste dag aan, dat gij uw hart begaaft, om te verstaan en om uzelf te verootmoedigen, voor het aangezicht van uw God, zijn uw woorden gehoord, en om uw woorden ben Ik gekomen”. Men zou dus kunnen zeggen dat, omdat Daniël Gods Woord wilde verstaan, en omdat hij vastte (= omdat hij zich verootmoedigde?), dat God bij hem kwam om Zijn Woord uit te leggen.

Dit is echter lang niet altijd het geval. In 2 Kron. 29 lezen we dat in Juda koning Jehizkia (ook wel bekend als Hizkia) aan de macht komt. Dit is na de regering van koning Achaz, die “deed niet wat recht was in de ogen des Heeren” (2 Kron. 28 : 1). Hij maakte afgodsbeelden en deed zijn kinderen door het vuur gaan (2 Kron. 28 : 2, 3). Maar Jehizkia was anders. “Hij deed wat recht was in de ogen des Heeren” (2 Kron. 29 : 2). Hij herstelde de dienst in het huis des Heeren (2 Kron. 29 : 18),en hij wilde met het volk pascha houden. We lezen in 2 Kron 30 : 1 het volgende: “Daarna zond Jehizkia tot het ganse Israël en Juda, en schreef ook brieven tot Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen tot het huis des HEEREN te Jeruzalem, om de HEERE, de God Israëls, pascha te houden”. Vers 6 gaat dan als volgt verder: “De lopers dan gingen heen met de brieven van de hand van de koning en van zijn vorsten, door gans Israël en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij, kinderen Israëls, bekeert u tot de HEERE, de God van Abraham, Izak en Israël, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die u overgebleven zijn uit de hand van de koningen van Assyrië”. De reactie die deze lopers kregen, is verwoord in 2 Kron. 30 : 10: “…doch zij belachten hen, en bespotten hen”. Maar we zien in vers 11 staan: “Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser, en Manasse, en van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem”. En dan lezen we in 2 Kron. 30 : 18 – 20 het volgende: “Want een menigte van het volk, velen van Efraïm en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd, maar aten het pascha, niet gelijk geschreven is. Doch Jehizkia bad voor hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make verzoening voor hem, die zijn ganse hart gericht heeft, om God de HEERE, de God zijner vaderen, te zoeken, hoewel niet naar de reinheid van het heiligdom. En de HEERE verhoorde Jehizkia, en heelde het volk”. We lezen hier helemaal niet over vasten, maar wel dat mensen zich verootmoedigen op een bekeringsoproep, waarop zij naar Jeruzalem komen om het pascha te vieren. Zij hebben hun hele hart erop gericht om God te zoeken.


Verootmoediging is een hartsgesteldheid

Verootmoedigen heeft niet zo zeer met het “doen” van het vasten te maken, maar wel met de hartsgesteldheid van iemand die zich bekeert tot de almachtige God. Heel mooi komt dit ook tot uiting in 2 Kon. 22 : 19, waar koning Josia regeerde en “deed wat recht was in de ogen des Heeren” (2 Kon. 22 : 1, 2), na een periode dat koningen de Heere de rug toe keerden. Men vindt het wetboek des Heeren, en leest eruit. De reactie van de koning is als volgt: “Het geschiedde nu, toen de koning de woorden van het wetboek hoorde, dat hij zijn klederen scheurde” (2 Kon. 22 : 11). Maar Gods reactie hierop richting koning Josia is: “Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht des Heeren vernederd [=verootmoedigd, vgl. 2 Kron. 12 : 6, 12 met KJV1611] hebt, toen gij hoordet wat ik gesproken heb tegen deze plaats en haar inwoners, dat zij tot een verwoesting en vloek zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt; zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de Heere”. Ook hier lezen we bij de verootmoediging niets over vasten, maar wel over een hart dat “week geworden” is, over “uw klederen gescheurd” en over “geweend”. Verootmoediging is dus niet gelijk aan vasten, maar het is een waarachtige bekering, die gepaard kan gaan met vasten, maar ook met ontroering, in Bijbelse tijden het scheuren van kleding, of met het uitvoeren van de oproep in navolging van Gods Woord, in het Oude Testament het komen naar Jeruzalem om het pascha te vieren. Vandaar dat we in Ezra 8 : 21 ook kunnen lezen: “Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht van onze God, om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have”. Een vasten, opdat… Vasten kan helpen om je voor God te verootmoedigen, maar vasten is geen verootmoediging.


Israël zal vasten...

De “Bijbelse Encyclopedie” had het erover dat er volgens de Wet alleen een vasten voorgeschreven werd op de Grote Verzoendag. Maar aangezien Lev. 16 en 23 weliswaar over verootmoediging gaan, maar daarmee geenszins over vasten, blijft er dus geen enkel Bijbels gebod tot vasten over. Laten we nog even kijken naar Luk. 5 : 33 in de context, waar sommigen misschien een opdracht tot vasten in zouden kunnen lezen. In Luk. 5 : 33 – 35 lezen we het volgende: “En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikwijls, en doen gebeden, evenzo ook de discipelen van de Farizeeën, maar de Uwe eten en drinken? Doch Hij zeide tot hen: Kunt gij de bruiloftskinderen, terwijl de Bruidegom bij hen is, doen vasten? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, dan zullen zij vasten in die dagen”. Hier staat niet dat zij “moeten” vasten, maar zij “zullen” vasten. In feite is dit een profetie. Wie zijn de bruiloftskinderen? Is dit tegen de Gemeente gezegd? Allereerst spreekt de Heere Jezus hier over zijn Joodse discipelen. De Gemeente is hier nog helemaal niet in beeld. En als we het over de Gemeente hebben, wie missen we dan in dit Schriftgedeelte? Wij missen hier de bruid, zij die de Vrouw van het Lam gaat worden (Openb. 19 : 7, Ef. 5 : 22, 23)! De “bruiloftskinderen” zijn de gasten van de bruiloft, u zou ze overigens met de bruidsmeisjes en de bruidsjonkers kunnen vergelijken. Het gaat dus over de Joodse discipelen. Terwijl de Heere Jezus bij hen is, verheugen zij zich en vasten niet, maar toen de Heere Jezus met de Hemelvaart van hen scheidde, startten zij met vasten. We komen er diverse verwijzingen in bijvoorbeeld Handelingen van tegen (Hand. 13 : 2; Hand. 14 : 23, 2 Kor. 6 : 4, 5). Daarmee is Jezus’ uitspraak reeds in vervulling gegaan. Natuurlijk is het zo, dat de discipelen na Pinksteren tot de Gemeente behoren. Deze profetie gaat dan ook verder dan die eerste vervulling. Want de Bijbel beschrijft hoe “maagden” de Bruidegom na de Grote Verdrukking gaan ontmoeten (Matth. 25 : 1). We hebben er in een andere studie bij stilgestaan dat niet alleen de Bruidegom en de Bruid feest zullen vieren, maar dat er een Bruiloftsstoet (Psalm 45) zal zijn van onder andere Joodse “maagden” (Openb. 14 : 4) en “gasten”, die de behouden mensen vertegenwoordigen uit andere bedelingen. Zij zijn niet de Bruid, maar zullen wel aanwezig zijn bij het feest. In de Grote Verdrukking zal het Joodse volk vasten en zich bekeren, en dan zal de Heere Jezus terugkomen. Over de Tweede Komst van de Heere Jezus, lezen we dat Joël profeteert tegen Israël, in Joël 2 : 11 – 13: “En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heer heen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen? Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklacht. En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot de HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade”.


Bijbels vasten

Maar dat betekent dus dat er geen enkele Bijbelse opdracht of gebod is om te vasten, alhoewel vasten wel iets is wat de Heere toestaat en klaarblijkelijk zelfs aanbeveelt in bepaalde situaties. We zien op diverse Schriftplaatsen dat vasten en bidden samengaan. In 1 Kor. 7 : 5 hebben we reeds gezien dat tegen de Gemeente gezegd wordt dat binnen een huwelijk gevast kan worden, voor een korte tijd, als beiden het ermee eens zijn, om je toe te leggen op “vasten en bidden”. In Matth. 17 : 21 zegt de Heere Jezus tegen de discipelen: “Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten”. Bij belangrijke beslissingen werd er in de vroege Gemeente gevast en gebeden. Bij het omkeerpunt, waar Paulus en Barnabas naar de heidenen gestuurd worden, lezen we: “En toen zij de Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest…” (Hand. 13 : 2), en even verderop in Hand. 13 : 3 staat geschreven: “Toen vastten en baden zij…”. Ook lezen we in Hand. 14 : 23 over “gebeden hebbende met vasten”. Aangezien vasten geen Goddelijke gebod kent, en geen Nieuw Testamentische inzetting is, lijkt het als een vrijwillige uiting ontstaan te zijn onder mensen die door tijden van beproeving zijn heengegaan [5]. En als we de Bijbelteksten vergelijken dan is vasten weldegelijk een stuk "gereedschap" voor de gelovige, wat je kunt gebruiken, om je een tijdje aan gebed te kunnen wijden, en je niet te laten afleiden door wereldse begeerten. Heel duidelijk zegt het Nieuwe Testament ook “voor een korte tijd” (1 Kor. 7 : 5). Vasten kan men gebruiken om zich voor de Heere te bekeren, om zonde te belijden (Neh. 9 : 1, 2), maar ook om zich een tijdje aan gebed te wijden, om zo een antwoord te krijgen in serieuze problemen. Vasten kan helpen in situaties wanneer men verzocht wordt, of wanneer men bescherming nodig heeft (Ezra 8 : 21 – 23), of wanneer men overwinning in een onmogelijke situatie nodig heeft (Est. 4 : 10 – 17), of wanneer men bijzondere wijsheid nodig heeft (Dan. 10 : 3, 12).

Wilt u zich verder verdiepen in vasten als Bijbels "gereedschap" voor ons als Gemeente vandaag de dag, dan kunt u de volgende twee preken beluisteren:

… met een juiste hartsgesteldheid

En dan moet hier natuurlijk bij gezegd worden: vasten kan helpen, als er een juiste hartsgesteldheid is. Want daarin geeft de Heere in Zijn Woord ook duidelijke voorbeelden. In Zach. 7 : 3 – 5 lezen we: “Zeggende tot de priesters, die in het huis van de HEERE der heerscharen waren, en tot de profeten, zeggende: Moet ik wenen in de vijfde maand, mij afzonderende, zoals ik gedaan heb nu zo vele jaren? Toen geschiedde het woord van de HEERE der heerscharen tot mij, zeggende: Spreek tot het ganse volk van dit land, en tot de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende maand, namelijk nu zeventig jaren, hebt gij Mij, Mij enigszins gevast?”. Wanneer we ook nog in Zach. 8 : 19 kijken, dan zien we dat het Joodse volk in ballingschap in vier maanden is gaan vasten. In de vierde, in de vijfde, in de zevende en in de tiende maand. Maar zien we wat de Heere zegt? “Hebben jullie dat vasten voor Mij gedaan?” En het antwoord is: Nee! Want zegt Zach. 7 : 6: “Of toen gij at, en toen gij dronkt, waart gij het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt?”. Men leeft voor zichzelf. En niet voor God. Eigenlijk net als vandaag de dag. De meesten, die nog naar de kerk gaan, doen dat één of twee uurtjes op zondag, en de rest van de week houden velen daarvan geen rekening met God en Zijn Woord. De Heere zegt in Zijn Woord: “En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in de Naam van de Heere Jezus, dankende God en de Vader door Hem” (Kol. 3 : 17). En in 1 Kor. 10 : 31 lezen we: “Hetzij dan dat gij eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods”. Wanneer je in het gewone de Heere al niet kunt dienen, is dan het vasten wel ter ere van Hem? Dat geldt nu, maar net zo goed in de tijd van Zacharia. Oftewel: de motivatie van het vasten was niet goed. Wat de Joden deden, was het houden van een ritueel, en daar had de Heere geen welgevallen aan (Mark. 7 : 6 – 9). Het gaat de Heere om Zijn Woord en de hartsgesteldheid van de mensen ten opzichte van Zijn Woord. In Zach. 7 : 7 lezen we: “Zijn het niet de woorden, die de Heere uitriep door de dienst van de vorige profeten,…”. We kennen wel de geschiedenis van Martha en Maria. Dat Maria aan Jezus’ voeten zat en luisterde naar Zijn Woorden (Luk. 10 : 39). Martha was druk met dienen, maar Jezus gaf aan dat Maria “het goede deel uitgekozen had” (Luk. 10 : 42). Maria luisterde naar de Woorden van de Heere Jezus. Het is eigenlijk zoals de Heere reeds tegen Saul zei: “Doch Samuël zeide: Heeft de HEERE lust aan brandoffers, en slachtoffers, als aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen” (1 Sam. 15 : 22). De Heere Jezus zei tegen de Joden: “Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het is, omdat gij Mijn Woord niet kunt horen. (…) Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gij niet, omdat gij niet uit God zijt” (Joh. 8 : 43, 47).


40-dagentijd… een ritueel… : een teken van de tijd!

En dat is waar het mis gaat, ook vandaag de dag. We leven in een tijd dat mensen Gods Woord met de voeten treden. De ene vertaling na de andere ziet “het licht”, waarin iedere keer weer dingen aan Gods Woord worden toegevoegd, of eruit worden gehaald, en ondanks dat wordt het vasten steeds meer “in”. En daar klopt iets niet. Al helemaal niet omdat het niet om het Bijbelse vasten gaat, waarin mensen zichzelf wassen en opgewekt zijn tijdens het vasten, terwijl zij zich terugtrekken (Matth. 6 : 6) om zich in het gebed tot de Heere te wenden. Nee, tegenwoordig horen we over de 40-dagentijd, de periode voor Pasen. Nu is Pasen al helemaal geen Christelijk feest, maar een heidens feest, waarin veelal heidense symbolen centraal staan (eieren, paashazen, paasvuren e.d.), maar de 40-dagentijd voor Pasen heeft ook niets met Gods Woord te maken. Mozes mag dan 40 dagen gevast hebben (Ex. 34 : 28), maar dat was een individuele situatie. Daarin lag geen opdracht voor Israël destijds, maar ligt ook geen opdracht voor ons nu.


De oorsprong van de 40-dagentijd

Zo schrijft de CLC in 2015 op de site:

“Hoewel de vastenperiode een traditie is vanuit de Katholieke en Oosters-Orthodoxe Kerken groeit de laatste jaren de belangstelling binnen het Protestantisme” [6].

En dat is waarheid. De 40-dagentijd is NIET van oudsher een tijd van vasten, bezinning en gebed ter voorbereiding op Pasen, zoals de CLC op dezelfde site ook wil beweren. Ja, binnen Katholieke en Oosters-Orthodoxe kring wel, maar niet voor Bijbelgelovende Christenen. En daar waar we in deze eindtijd, de tijd van afval van het geloof (2 Thess. 2 : 3), zien dat Protestanten en Katholieken en andere geloven elkaar naderen, dan weten we dat dat te maken heeft met de “religie van de eindtijd”, waarin Rome het hoofd zal zijn van alle kerken en religies (Openb. 17 : 1 – 5). De interesse voor het Roomse gebruik van vasten, de vastentijd, is dan ook een “teken van de tijd”. Rome heeft door de geschiedenis heen heidense gebruiken zogenaamd “Christelijk” gemaakt, echter daarmee heeft men de “eredienst” volgegooid met heidense gebruiken en gewoonten. Het “Christelijke geloof” is met de Rooms-katholieke Kerk verworden tot een afgodendienst. Het is dan ook niet voor niets dat de Heere tegen Thyatire, profetisch gezien de periode van de Rooms-katholieke Middeleeuwen, zegt: “Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die van zichzelf zegt, dat zij een profetes is, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten” (Openb. 2 : 20). De vastentijd komt dan ook regelrecht bij de heidense religies vandaan. Hislop schrijft:

“De veertig dagen vastentijd  werd geleend van de aanbidders van de Babylonische godin. Deze vastentijd, gedurende de lente, wordt nog steeds gehouden door de Jezidis of de heidense duivelvereerders van Koerdistan, die het geërfd hebben van hun vroege Babylonische meesters. Zo een vastentijd van veertig dagen in de lente werd ook door de heidense Mexicanen gehouden. (…) “Drie dagen na het lentepunt … begon een plechtig feest van veertig dagen ter ere van de zon”. Zo’n veertigdagentijd werd ook in Egypte gehouden (..).  Onder de heidenen lijkt deze vastentijd een onmisbare voorbereiding te zijn voor het grote jaarlijkse feest ter herinnnering aan de dood en opstanding van Tammuz, wat werd gevierd door afwisselend huilen en juichen, (…). Om de heidenen met het Christendom te verzoenen, heeft Rome, haar gebruikelijke politiek volgend, maatregelen genomen om de heidense en Christelijke feesten samen te laten smelten. En door middel van een ingewikkelde maar handige aanpassing van de kalender, was het geen moeilijke zaak om het heidendom en het Christendom – ondertussen diep gezonken in afgoderij – in deze zoals in zoveel andere dingen, met elkaar te verbinden. (…) Dat Christenen er ooit aan zouden denken om de heidense vastentijd te introduceren, was een kwaad teken, het toonde aan hoe diep zij gezonken waren” [7].

De oorsprong van de veertig dagen vastentijd is dus duidelijk een heidense. En daarom moeten wij daarmee helemaal niets van doen willen hebben.

Rome, en de komende antichrist, hebben zeer grote macht. Maar de Heere Jezus heeft nog grotere macht. Wij mogen ons vertroosten met de volgende woorden:

“Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen; Maar het Woord des Heeren blijft in eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is” (1 Petr. 1 : 23 – 25).


[1] ‘40 Dagentijd en Vasten’, Postorderboekhandel, Dordrecht, nieuwsbrief van 11-02-2013.
[2] ‘40 dagen in 2014’, Bron: http://www.postorderboekhandel.nl/object/9789085250401/40-dagen-in-2014/.
[3] ‘Bijbelse Encyclopedie’, Prof. Dr. W.H. Gispen e.a., Uitgeversmaatschappij J.H. Kok B.V., Kampen, 1975, blz. 711.
[4] ‘Scofield Study Bible’, Rev. C. I. Scofield, D.D., Oxford University Press, New York, 1909, blz. Subject-Index-59.
[5] ‘The Book of Matthew’, Peter S. Ruckman , Ph. D., Pensacola Bible Institute, Pensacola, Florida, USA, 1970, blz. 161.
[6] ‘Lijdenstijd’, CLC Boeken en Muziek, bron: http://www.clcnederland.com/shop/pasen/lijdenstijd/.
[7]  ‘The Two Babylons or the Papal Worship Proved to be the Worhip of Nimrod and his Wife’, Rev. Alexander Hislop, Loizeaux Brothers, Neptune, New Jersey, USA, 1916, 1959, blz. 104 – 106.