“Neem uw kruis op en volg Mij”



Gerechtvaardigd, en toch zondigen?

In Rom. 6 : 5 lezen we: “Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking van Zijn dood, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking van Zijn opstanding”. De Bijbel laat zien dat mensen door de wedergeboorte met de Heere Jezus gekruisigd zijn (Rom. 6 : 6; Gal. 6 : 14). De wederom geboren gelovige is daardoor door de Heilige Geest in het lichaam van de Heere Jezus gedoopt (1 Kor. 12 : 13). Daardoor is de gelovige dus één met Hem, één plant met Hem! En daarin ligt dus ook de verzekering van ons behoud (Ef. 1 : 13, 14). Want indien wij wederom geboren zijn, zullen we óók opstaan uit de dood. Wij krijgen een opstandingslichaam (1 Kor. 15 : 52, 53), maar vooruit lopend daarop zegt de Heere dat wij nu al levend zijn, dat wij nu al opgestaan zijn. In Ef. 2 : 4 – 6 lezen we daarover: “Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden), En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus”. Dat is ook het getuigenis van de Doop: dat men met de Heere Jezus opgestaan is! Ook Rom. 6 : 8 bevestigt dat: “Indien wij nu met Christus gestorven zijn [= wederom geboren zijn], zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven”. En dat is dus in de toekomst, maar ook nu al!

En toch heeft de gelovige nog steeds met zijn/haar oude mens te maken. Wij hebben weliswaar ons vlees geestelijk gezien uitgetrokken door de geestelijke besnijdenis (Kol. 2 : 11), en de Heere ziet ons daardoor als gerechtvaardigd, als een nieuwe mens. Ook dit lezen we in Rom. 6 : 7: “Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde”. En toch leven we nog steeds in dat pakkie vlees, dat ons iedere keer weer tot zonde verleidt (Rom. 7 : 18 – 20). Het is een feit. Maar Rom. 6 : 15 zegt wel: “Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet zijn, maar onder de genade? Dat zij verre”. En Rom. 6 : 14: “Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet; maar onder de genade”. Maar hoe gaan we daar dan mee om?


Zo belangrijk is kennis van Gods Woord...

In Rom. 6 : 5 – 15 geeft de Heere ons in feite een drietal adviezen hoe we daar mee om zouden moeten gaan. En het eerste belangrijke punt is: kennis. Rom. 6 : 6 zegt: “Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen”. “Dit wetende...”. Een bekend menselijk gezegde zegt: “kennis geeft macht”. Dat is dus ook in deze dingen zo. De Heere zegt door de profeten op een gegeven moment tegen Zijn volk Israël: “Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; omdat gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; omdat gij de wet van uw God vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten” (Hos. 4 : 6). Kennis van God, door Zijn Woord is zó belangrijk. Als wij geen kennis van Zijn Woord hebben, dan gaan we ons door andere factoren, door ons gevoel bijvoorbeeld, of bijvoorbeeld door de theologen van vandaag de dag, laten leiden, en dat kan dan weleens een hele andere kant opgaan! Eigenlijk bevestigt de Heere dat hier door Zijn volk Israël. Doordat zij Zijn kennis, Zijn Woord verwerpen, komt het niet goed. En eigenlijk is dat voor de Gemeente net zo. In Kol. 2 : 1 – 4 lezen we bijvoorbeeld: “Want ik wil, dat gij weet, hoe grote strijd ik voor u heb, en voor hen, die te Laodicea zijn, en zo velen als er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien; Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot alle rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en de Vader, en van Christus; in Wie al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn. En dit zeg ik, opdat niet iemand u misleide met beweegredenen, die een schijn hebben”. In de Heere Jezus zijn dus “al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen”. Het is blijkbaar heel belangrijk om dat te weten, omdat wij, indien wij dat verwerpen, worden misleid! Misleid door allerlei “beweegredenen, die een schijn hebben”. Mensen lijken soms hele goede redenen te hebben, om zich niet te voegen naar Gods Woord. Soms zelfs hele wetenschappelijke redenen om Gods Woord aan te passen… En soms hebben ze een schijn… Het lijkt zo echt… Maar als wij ons niet voegen naar Gods Woord, als wij Zijn kennis verwerpen, dan worden wij misleid! Zo belangrijk is het dat wij kennis hebben van wat Gods Woord zegt. Want dán kunnen wij niet misleid worden!

En dat is wat we ook in Rom. 6 lezen! Het begint met weten! Wanneer wij weten “dat onze oude mens met Hem gekruisigd is”, hebben wij blijkbaar de macht dat “het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer  de zonde dienen”. Dat is wat hier geschreven staat! Wat zegt onze Heere daar verder over?


“Houdt het daarvoor...”

We gaan het nu niet hebben over bijvoorbeeld de Rooms-katholieke Mis, waarin de Heere Jezus iedere keer opnieuw zou sterven, en mensen Zijn dode lichaam zouden eten en Zijn bloed zouden drinken. Het mag ook in deze context duidelijk zijn, dat de Heere Jezus EENMAAL voor onze zonden gestorven is, en nu leeft! In Rom. 6 : 10 staat geschreven: “Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode”. Het Bijbelse Avondmaal is iets dat wij vieren ter gedachtenis TOTDAT Hij komt (1 Kor. 11 : 24, 26)!

Maar de opstanding van de Heere Jezus wordt hier als voorbeeld genomen, om ons er op te wijzen dat ook wij in Zijn opstandingskracht kunnen leven. Want Rom. 6 : 11 gaat als volgt verder: “Alzo ook gij, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onze Heere”. Als kind van God, als onderdeel van Zijn lichaam, zijn wij een deel van de Heere Jezus, en dus levend in Hem met God! En dat mogen wij onszelf voorhouden. Zo mogen, of beter gezegd: moeten(!) – want dit klinkt als een opdracht: “houdt het daarvoor...” – wij onszelf voorhouden dat wij “voor de zonde dood zijn”! De King James 1611 zegt: “Reckon” [= Reken] jezelf dood voor de zonde! Met andere woorden: je behandelt je oude mens als een dode mens, en je behandelt je nieuwe mens als een levende mens.

En dat is wat wij mensen moeten leren. Als de zonde de kop opsteekt en wij merken dat wij verleid worden in onze gedachten – want dát is de werking van het vlees dat iets wil voelen, horen of zien – dan moeten wij ertegen zeggen: “Jij bent dood! Ik wil er niet op in gaan”! De Heere Jezus is EENMAAL voor onze zonden gestorven, maar om ons vlees hier op aarde dood te houden, moet u het continue op het kruis genageld houden! “Reken het voor dood”. Dát is wat Gods Woord zegt.


“die (…) neme zijn kruis op, en volge Mij”

Het doet mij denken aan de uitspraak van de Heere Jezus in bijvoorbeeld Matth. 16 : 24: “Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis op, en volge Mij”. Op zich is dit een heel bekend vers. En daarvan afgeleid is misschien wel het bekende gezegde: “Elk huisje heeft zijn kruisje”. Er op wijzend dat het kruis voor het lijden staat, en dat iedereen in het leven er wel mee te maken krijgt. En dat lijden als gelovige er bij hoort. Dat dit vaak zo gezien wordt, blijkt uit de volgende beschrijving die ik bij Matth. 16 : 24 tegen kwam in één van de Engelstalige standaardwerken, waarvan men zelf zegt: “voor voorgangers, studenten en leken”. Een citaat:

“Het kruis van de gelovige. In geen enkele Schriftplaats zien we Christus over “Zijn” kruis spreken. Anderen wel, maar Hij niet. Wanneer Hij over het kruis sprak, was dat altijd in relatie tot de gelovige die zijn eigen kruis draagt. De eeuwige God voorzag in Zijn wijsheid vanuit de eeuwigheid het kruis, dat Hij je nu aanbiedt vanuit Zijn onschuldig hart. Het kruis dat Hij je nu zendt, heeft Hij met Zijn alwetende ogen beschouwd, begrepen met Zijn Goddelijke geest, getest met Zijn wijze gerechtigheid, verwarmd met Zijn liefdevolle armen, en gewogen met Zijn eigen handen om te zien dat het voor jou geen centimeter te groot is, en ook geen grammetje te zwaar. Hij zegende dat kruis met Zijn heilige Naam, zalfde het met Zijn genade, heeft het geurig gemaakt met Zijn Troost. Hij sloeg een blik op jou en jouw moed, en zond het daarop vanuit de hemel naar jou toe. Een speciale groet van God aan jou, een aalmoes van de genadige liefde van God. Wat je kruis ook is, accepteer het als van de Heere” [1].

En zo komen we het ook in liedjes tegen. Bijvoorbeeld:

“Ik weet niet hoe mijn weg zal zijn,
die Hij voor mij bereidt,
wat kruis ik draag, voordat ik Hem,
zal zien in heerlijkheid” [2].

Maar betekent dit het ook daadwerkelijk?


Het kruis staat niet voor lijden, maar voor zelfverloochening!

Het kruis wordt in de Bijbel een vloekhout genoemd. In Gal. 3 : 13 lezen we: “Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt”. Het kruis was namelijk een instrument om iemand ter dood te veroordelen, om iemand te doden. Laten we nu Matth. 16 : 24 nog een keer lezen: “Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis op, en volge Mij”. Wanneer u uw vlees op het kruis nagelt, geestelijk gezien, dan verloochent u de zondige verlangens daarvan. U verloochent uw oude natuur. Daarom zien we dat Paulus – niet in de jacht naar behoud, maar wel in de jacht naar een kroon in de eeuwigheid – zegt: “Maar ik bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid, opdat ik niet enigszins, daar ik anderen gepredikt heb, zelf verwerpelijk worde“ (1 Kor. 9 : 27, zie ook vers 25). Het gaat om het verloochenen van uzelf, en dat is heel wat anders dan dat de Heere zou zien met “een blik op jou en jouw moed”, zoals het citaat zegt. Op een andere plaats zegt de Heere door de apostel Paulus: “Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven, maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zo zult gij leven” (Rom. 8 : 13). En hier gaat het niet om het eeuwige leven… De Heere verbindt er dus zelfs een belofte aan voor vandaag de dag, als wij proberen te leven tot eer van Zijn Naam!


Dagelijks sterven

En om letterlijk in dat nieuwe leven te kunnen wandelen, moeten we dus eigenlijk dagelijks sterven! De apostel Paulus zegt in 1 Kor. 15 : 31: “Ik sterf alle dagen...”. En daarmee geeft hij die constante strijd aan, die de gelovige heeft tegen het vlees. En ik denk dat we dat allemaal wel kennen. We gaan geen specifieke voorbeelden van zonden bespreken. We weten  allemaal op grond van Gods Woord wel wat de Heere van ons vraagt, en wat Hij als zonde ziet. In Ex. 20, Mark. 7, Rom. 1, 1 Kor. 6, Gal. 5, Kol. 3 en 1 Tim. 1 komen we al veel zonden tegen. Het gaat van iets begeren, liegen en vuil spreken tot het houden van tradities (en daardoor het nalaten van Gods Woord) en afgoderij tot overspel, meineed en moord. En het lijstje is niet compleet. En natuurlijk staan daar een aantal zaken bij waar we ons misschien helemaal niet in herkennen, maar wij hebben allemaal een oude mens, dus er zúllen zaken bij zijn waar wij moeite mee hebben. Waar wij strijd mee hebben, en voor de één is het dit, en voor de ander is het dat.

En daarvan zegt de Heere dus: “Houdt het daarvoor dat u hier dood voor bent”! “Reken het voor dood”! Hij is immers voor onze zonden gestorven! Door de wedergeboorte zijn wij, zegt Gods Woord, met Hem gekruisigd, dus “HOUDT HET VLEES DAN OOK VOOR DOOD”! En wanneer de Heere zegt dat wij “ons kruis moeten opnemen”, dan heeft dat niet direct te maken met lijden, maar eerder met het feit dat wij dagelijks voor Hem moeten kiezen en onszelf moeten verloochenen. Kijk maar in Matth. 16 : 24!


Lijden hoort erbij, maar is wat anders dan “uw kruis dragen”

Maar de Bijbel zegt toch dat lijden een onderdeel is van dingen die de gelovige kan tegenkomen in zijn leven? Ja, dat zegt de Bijbel ook. Een Schriftgedeelte dat dat duidelijk maakt is bijvoorbeeld 2 Kor. 1 : 3 – 7: “Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting; Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten hen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, waarmee wijzelf door God vertroost worden. Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig. Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, die gewerkt wordt in de lijdzaamheid van hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid; En onze hoop van u is vast, daar wij weten, dat, gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden, gij ook alzo gemeenschap hebt aan de vertroosting”. Dus ja, de Bijbel maakt duidelijk dat gelovigen met lijden (en vertroosting!) te maken krijgen om Christus wil. Maar het opnemen van het kruis gaat veel verder: dat is dat u dagelijks uw oude ik verloochent! Rom. 6 : 12 zegt dan ook: “Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijke lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden van dat lichaam”.


De inwendige mens wordt “vernieuwd van dag tot dag”

Maar Filip. 3 : 10 dan? Daar staat geschreven: “Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn dood gelijkvormig wordende”. Hier wordt ook over lijden gesproken, in de context van “Zijn dood gelijkvormig wordende”. Is dit dan toch geen verwijzing naar het “kruis dragen” waar de Heere Jezus het over had? Eigenlijk gaat dit gedeelte in Filip. 3 over hetzelfde als deze studie. En dan is het lijden één van de dingen waarmee wij Zijn dood gelijkvormig worden. Maar niet alleen… In Filp. 3 : 7 staat geschreven: “Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht”. En Filip. 3 : 8 gaat dan verder: “Ja, gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen”. Over verloochening van het “oude ik” gesproken: Paulus hield alles uit zijn “voorgaande leven” voor drek! Nu moet u zich voorstellen dat dit, “opdat ik Christus moge gewinnen”, gezegd wordt door de apostel Paulus... Paulus, die zeker was van zijn behoud (zie bijv. 1 Kor. 3 : 15). Er is hier dan ook sprake van “gewinnen”, namelijk het winnen van Jezus Christus, om “in Hem gevonden” te worden (Filip. 3 : 9). Dus niet alleen “in Hem te zijn” omdat u gelooft, maar ook, “in Hem gevonden” te worden, omdat u vanuit Hem leeft! En uiteindelijk is die strijd om een prijs (Filip. 3 : 14), eigenlijk net als het winnen van “de kroon” waarover in 1 Kor. 9 : 25 gesproken wordt. En zo mogen wij er in dit leven reeds naar jagen om vanuit Zijn opstanding te leven! En daarin hebben we dan meteen het tweede deel van Rom. 6 : 11 besproken: “Alzo ook gij, houdt het daarvoor dat gij (…) Gode levende zijt in Christus Jezus, onze Heere”. Of zoals 2 Kor. 4 : 16 zegt: “Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag”.


“Stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid”

De eerste twee adviezen tegen de zonde in ons leven zijn dus: 1) kennis van Gods Woord of weten, en 2) “reken uzelf dood voor de zonde” en “reken uzelf levend voor God”. Maar er is nog een derde! In Rom. 6 : 13 lezen we: “En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelf Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid”. Door het vlees, en de zonde in het vlees, voor dood te houden, stelt u de leden van uw lichaam niet in staat om als “wapenen der ongerechtigheid” allerlei zonden te doen. Daartegenover staat dus dat wij onszelf levend voor God mogen rekenen, of zoals dit vers zegt: “maar stelt uzelf Gode, als uit de doden levend geworden zijnde”. En dan krijgen we dus de opdracht om onze lichaam te gebruiken tot eer van de Heere: “stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid”! In Ef. 4 : 22 – 32 noemt Paulus daar enkele voorbeelden van. In Ef. 4 : 25 lezen we bijvoorbeeld dat we de leugen moeten afleggen, en vervolgens de waarheid moeten spreken. In Ef. 4 : 28 lezen we bijvoorbeeld dat we niet meer moeten stelen, maar voor ons geld moeten werken. In Ef. 4 : 29 lezen we dat we met onze mond niet vuil moeten spreken, maar tot opbouw moeten spreken. In Ef. 4 : 31 lezen we dat we alle boosheid, gramschap en lastering moeten afleggen, terwijl we worden opgeroepen met Ef. 4 : 32 om barmhartig en vergevingsgezind te zijn. En zo zijn er natuurlijk bij alle zonden tegenovergestelde zaken te noemen, waarvan de Heere zegt dat zij bij het nieuwe leven horen. Wij stellen onze leden dan “tot wapenen der gerechtigheid”, omdat anderen dan met de waarheid in aanraking kunnen komen, zoals bijvoorbeeld Ef. 4 : 29 zegt: “opdat zij genade geve aan hen, die ze horen”.


Tot slot

“Goede werken” kunnen ons niet behouden. Wij hebben alles aan de Heere te danken. Maar… “goede werken” horen er wel bij! Het is een vervolg op de bekering. Een tekst, die dit laat zien, is Ef. 2 : 8 – 10. Vers 8 en 9 zeggen dat wij niet behouden zijn uit de werken, maar uit genade door het geloof. Maar vers 10 gaat dan wel als volgt verder: “Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Of zoals Hand. 26 : 20 zegt: “Maar heb eerst aan hen die te Damaskus waren, en te Jeruzalem, en in het gehele land van Judea, en de heidenen verkondigd, dat zij zich zouden beteren, en tot God bekeren, werken doende der bekering waardig”.

Amen.


[1]  ‘World’s Bible Handbook’, Robert T. Boyd, World Publishing, Grand Rapids,, Michigan, USA, 1991, blz. 399.
[2]  Joh. de Heer, nr. 112.