Wat je zaait, zul je oogsten
De Christen en het lijden – deel 5



Inleiding

Reeds in vier delen zijn we bezig geweest met diverse onderwerpen rond het thema “De Christen en het lijden”. De Bijbel laat zien, dat als iemand lijdt voor de naam van de Heere Jezus, dat die persoon in de eeuwigheid door de Heere beloond wordt met de “kroon des levens”. We zagen dat dat te maken kan hebben met lijden in de vorm van vervolging omdat mensen in de Heere Jezus geloven. Maar ook dat dat te maken kan hebben met verzoeking in de vorm van de Heere God Die de gelovige test, maar ook in de vorm van verzoeking tot verleiding. In deze studie gaan we opnieuw verder met onderwerp lijden.


Het tranendal

Het woord “tranendal” is een Nederlands gezegde of uitdrukking, dat staat voor:

“de aarde met al haar ellende, in tegenstelling met den hemel, het oord der gelukzaligheid" [1].

Nu blijkt dit gebaseerd te zijn op Ps. 84 : 7, waar geschreven staat: “Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan, stellen zij Hem tot een Fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken”. Nu gaan de Psalmen veelal over het moment dat de Heere opstaat (zie bijv. Ps. 3 : 8, Ps. 7 : 7, Ps. 9 : 20, Ps. 44 : 27, Ps. 68 : 2, Ps. 132 : 8, etc.) en over Zijn Koninkrijk (zie bijv. Ps. 2 : 6, 8, 9, Ps. 24, Ps. 45, Ps. 46 : 11, 12, Ps. 47, Ps. 48, Ps. 72, Ps. 97, etc.). Met andere woorden veel van de Psalmen gaan over de Grote Verdrukking en over het Duizendjarig Vrederijk. Zo ook Psalm 84 waar gesproken wordt over “Uw woningen, O HEERE der heirscharen!” (Ps. 84 : 2), “Uw altaren” (Ps. 84 : 4), “Uw huis” (Ps. 84 : 5), en “Uw voorhoven” (Ps. 84 : 11). Het gaat hier niet over het Nieuwe Jeruzalem, waar de Gemeente zal wonen, maar het is “het huis” van de herbouwde vierde tempel in het Duizendjarig Vrederijk (Ezech. 40 : 5), met kamertjes (Ezech. 40 : 7), voorhuizen (Ezech. 40 : 8, 9) en voorhoven (Ezech. 40 : 19 en 20). Voor de Joden is er dan herstel. In Psalm 84 : 12 en 13 lezen we: “Want God de HEERE is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en ere geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen die in oprechtheid wandelen. HEERE der heirscharen, welgelukzalig is de mens die op U vertrouwt”. In de studie “De Hebreeën in de Grote Verdrukking” kunt u erover lezen dat er weer overvloed zal zijn in het Duizendjarig Vrederijk, omdat het weer zal regenen (Joël 2 : 23, 24). En ook dat vinden we in deze Psalm (Ps. 84 : 7). De Heere Jezus komt voor hen letterlijk als een Fontein terug! Maar dat gebeurt als zij in Grote Verdrukking zijn. Er zal hoogste nood zijn. Het Joodse volk gaat dan door de tijd van Jakobs benauwdheid (Jer. 30 : 7). En dat lezen we in het eerste deel van vers 7: “Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan,...”. Volgens velen is dit niet goed vertaald. Maar laten we het gewoon laten staan, omdat de Heere voor ons Zijn Woord bewaard heeft in de StatenBijbel. Als we in de King James 1611 kijken, dan laat men het Hebreeuwse woord staan: het “dal van Baca”. En dit staat voor een dal met een soort

“struiken en doornen dat je dusdanig hindert dat je die zonder arbeid en tranen niet kunt passeren” [2].

Van kracht tot kracht

En ja, daar kunt u zich misschien iets bij voorstellen, wanneer u denkt aan het Joodse volk, dat door de Grote Verdrukking heen tot bekering komt, en via hun Fontein in het huis des Heeren in Sion zal komen. Maar u mag hier natuurlijk ook een geestelijke les uit trekken. Ook de aarde, zoals deze nu is, is vaak een tranendal. De Heere zal ook u door dit aardse dal van tranen naar Hem toe geleiden. En reeds door dit leven mag u gaan, zoals Ps. 84 : 8 zegt “van kracht tot kracht”. De Heere geeft kracht in uw verzoekingen op het moment dat u het nodig heeft. Vandaar: “van kracht tot kracht”. Paulus bidt zo mooi voor de Efeziërs: “Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens; Opdat Christus door het geloof in uw harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt” (Ef. 3 : 16, 17). Nu gaat de context hier niet zo zeer over verzoekingen, maar we zien wel dat de Heere u wil versterken.


Geen tranen meer

En uiteindelijk komt er in de eeuwigheid dan een moment dat alle tranen voorbij zijn. Wanneer de Nieuwe hemel en de Nieuwe aarde er zijn, lezen we in Openb. 21 : 4: “En God zal alle tranen van hun ogen afwassen; en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan”.


Verdragen indien u zondigt...?

In deze studie willen we bij een andere vorm van lijden stilstaan. Een vorm van lijden, die geen kroon oplevert, en die u schade in de eeuwigheid kan opleveren (zie 1 Kor. 3 : 11 – 15). Heel veel tranen die de mensen oogsten hebben namelijk met hun eigen weg te maken. Met het feit dat ze de Heere God niet of niet genoeg vertrouwen, of dat ze niet (willen) luisteren naar wat Gods Woord zegt. Een tekst die daar wat over zegt is bijvoorbeeld 1 Petr. 2 : 19 en 20. Daar staat geschreven: “Want dat is genade, indien iemand om de consciëntie [= het geweten] voor God zwarigheid verdraagt, lijdende ten onrechte. Want wat lof is het, indien gij verdraagt als gij zondigt en daarover geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt als gij wel doet en daarover lijdt, dat is genade bij God”. De Heere vraagt van ons dat wij zwarigheid verdragen als wij ten onrechte lijden. Wanneer u goed doet, en daardoor lijdt, dan is dat “genade bij God”, staat er geschreven. Dat is de vorm van lijden waar we al bij hebben stilgestaan. Daarvoor verdient de mens in de eeuwigheid “de kroon des levens”. Maar dit vers laat dus ook een andere kant zien. Wanneer u zondigt en daarvoor gestraft wordt, dát is dus géén genade bij God. Het heeft geen enkele lof wanneer u voor uw zonde gestraft, of zoals hier staat: geslagen, wordt, en dat verdraagt. Eigenlijk komt het erop neer: u heeft het zelf verdiend. Wanneer u bijvoorbeeld opgepakt wordt en in de gevangenis gegooid wordt omdat u in de Heere Jezus gelooft en Zijn Naam belijdt, is dat iets wat lof verdient. Maar het verdient geen lof wanneer u het verdraagt wanneer u de bank beroofd hebt en daardoor opgepakt wordt en in de gevangenis gegooid wordt. U heeft het namelijk zelf verdiend. En al draagt u uw straf nog zo voorbeeldig, daar ontvangt u van de Heere dus ook geen “kroon des levens” voor.


Wat de mens zaait...

Een andere tekst die hier eigenlijk ook over gaat is Gal. 6 : 7. In dat vers lezen we: “Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien”. In positieve zin is dat natuurlijk dat wanneer iemand het Woord van God zaait, dat hij, of iemand anders, dan het eeuwige leven maait. Oftewel: er zullen mensen tot geloof komen, zij krijgen dan het eeuwige leven. De zaaier/maaier zelf ontvangt dan de “vrucht ten eeuwigen leven”. Hij krijgt loon (zie ook Joh. 4 : 35 – 38). Dat is ook het tweede deel van Gal. 6 : 8. Echter negatief geldt dit ook. Wanneer u zaadjes van distels zaait, zult u geen appels oogsten. Wanneer u zaadjes van distels zaait, dan maait u distels. Het heeft eigenlijk te maken met het eerste deel van Gal. 6 : 8, waar staat: “Want die in zijns zelfs vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien”. Doet u dingen naar het vlees, dan zijn de gevolgen voor uzelf. In de wereld zien we dat ook. De mensen krijgen een steeds korter lontje en  worden steeds gewelddadiger. Hulpverleners kunnen tegenwoordig vaak niet gewoon hun werk doen. Vaak wordt er over zinloos geweld gesproken. Vaak is er ook seksueel geweld. Maar waar worden mensen tegenwoordig continue mee gevoed? Op de TV is er veel geweld en toverij/magie. Daarnaast kijken velen naar bijvoorbeeld MTV met alle sensuele clips e.d. En zo wordt tegenwoordig steeds meer het spel “Weerwolven in wakkerdam” gespeeld, ook op bijvoorbeeld Christelijke scholen. Een spel waarin mensen bij maanlicht in wolven veranderen, en waar ze medespelers moeten verslinden of op de brandstapel moeten gooien. Een spel met heksen en zieners en noem maar op… Kinderen worden hier mee groot gebracht. Raar hè, dat de mensen steeds gekkere dingen gaan doen?! Het is gewoon een kwestie van: wat men zaait, zal men oogsten.

Terugkomend op een eerder voorbeeld: Als iemand een bank berooft, en daarvoor veroordeeld wordt tot zoveel jaar gevangenisstraf, dan is dat de eigen schuld van die persoon. “Wat men zaait zal men oogsten”. Zelfs als die persoon in de gevangenis tot geloof komt, en de Heere God heeft al zijn zonden weggedaan, dan zal hij of zij de straf toch moeten uitzitten, want “wat men zaait, zal men oogsten”.


De werken van het vlees...

Een ander voorbeeld uit de Bijbel: Gods Woord waarschuwt heel duidelijk tegen dronkenschap: “En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest” (Ef. 5 : 18). En Spr. 20 : 1 zegt: “DE wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn”. Wanneer een gelovige, om wat voor reden dan ook, besluit om zich aan de “drank te geven”, dan zijn de gevolgen voor hem- of haarzelf. Men kan er zelfs ziek van worden. En ziekte levert verdriet. Overigens sterke drank leidt natuurlijk heel vaak op meerderde manieren tot verdriet. Door ruzies bijvoorbeeld, of door ongelukken in het verkeer.  

Het staat niet zozeer in de Bijbel, maar dit geldt in feite ook voor roken. Het is ongezond voor het lichaam, dat een tempel van de Heilige Geest is (1 Kor. 3 : 16). Ook daar kan men ziek van worden.

En zo zijn er meerdere werken van het vlees waar u zich hier iets bij voor kunt stellen. U kunt bijvoorbeeld denken aan overspel, hoererij, onreinheid, afgoderij, vijandschappen, twist, gekijf, achterklap [= roddel], oorblazingen [= laster], tweedracht, nijd, moord, etc. (bijv. Gal. 5 : 19 – 21; 2 Kor. 12 : 20). En even los van het feit dat men voor sommige dingen opgepakt kan worden, en door andere dingen ziek kan worden of iets dergelijks, ook de Heere kan door dat soort zaken verzoeking in het leven van de gelovige laten brengen, om de gelovige tot nadenken te zetten, en tot inkeer te laten komen. Paulus zegt in 1 Tim. 1 : 20: “Onder welke is Hymenéüs en Alexander, die ik den satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te lasteren”.


Roddel en laster

In het rijtje van de werken van het vlees, dat we zojuist zagen, daar werden ook “achterklap” en “oorblazingen” genoemd.  “Achterklap” is een oud woord voor roddel, en “oorblazingen” is een oud woord voor laster. Ze hebben veel met elkaar te maken. Onder roddel wordt verstaan het kwaadspreken met iemand over een ander waar hijzelf niet bij is. Maar “oorblazingen” heeft ook te maken met kwaadspreken, maar meer met het verspreiden ervan. Men deelt dus een gerucht aan diverse mensen uit, men fluistert het ze in. Vandaar dat het woord lasteren daar heel duidelijk bij past. Naast het feit dat de Bijbel duidelijk is dat dit soort dingen bij de werken van het vlees horen, laat de Heere er geen gras over groeien wat Hij hiervan vindt. In Spreuken 16 : 28 lezen we: “Een verkeerd man zal krakeel inwerpen, en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend”. Zo zegt David in Psalm 57 : 5 het volgende: “Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen welker tanden spiesen en pijlen zijn; en hun tong een scherp zwaard”. En in Psalm 119 : 69 zegt de Psalmist: “De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte”.

En hoe makkelijk is het niet om in roddel te belanden of er in mee te gaan. Wanneer iemand bij u komt, en vraagt: “Die en die zegt dat. Wat bedoelt die persoon daarmee en is dat niet raar?” Dan is het erg makkelijk om mee te praten. En zeker zodra u meegaat in het stukje “Is het niet raar?”, en het zelf ook raar zou vinden, dan kan die ander zich niet verdedigen. En vervolgens kan er over u verteld worden: “En hij/zij vindt het ook raar!” Met dit soort dingen moeten we heel erg oppassen, want voor we het weten zijn we bezig met roddel. En ik heb het er nu niet over dat we geen stelling mogen innemen tegen dwaalleraars, want daar is de Bijbel duidelijk over (zie bijv. 1 Tim. 1 : 20; 2 Tim. 2 : 16 – 18). Weet u wat in zulke gevallen het beste is. Stel een tegenvraag: “Heeft u het de persoon zelf al gevraagd? Want hij weet wat hij ermee bedoeld heeft”. En daarmee is het dan afgerond.


Pas op! Uiteindelijk keert het zich tegen u zelf...

Hetzelfde met oorblazingen: Vindt u het raar wat een broeder zegt? Ga dan niet aan iedereen vertellen dat u het zo raar vindt, maar ga naar die broeder toe, en vraag waarom hij dat zo zegt. Misschien kan hij wat ophelderen, of hij leert wat van uw opmerkingen, want dat is ook een mogelijkheid. Ook díe broeder is maar een mens. Wanneer u het wel gaat rondvertellen, dan loopt u het risico dat het weer bij uzelf terugkomt. De Bijbel zegt bijvoorbeeld In Psalm 64 : 9: “En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; een ieder die hen ziet, zal zich wegpakken”. Hoe komt zoiets dan terug? De roddel verspreid zich van de één naar de ander. Want ja, wanneer u praat, kunt u niet verwachten dat een ander niet praat. En op een gegeven moment merkt u dan dat anderen, van wie u het misschien niet verwacht, ook over u praten. U loopt zelfs het risico dat mensen u niet meer aankijken, dat is in feite wat er in het Psalmvers staat. Uiteindelijk leiden achterklap en oorblazingen tot verdriet voor een ander maar dus ook voor uzelf.

Nu hebben we het gehad over de werken van het vlees die verdriet geven. Als voorbeelden bespraken we geweld, dronkenschap, roken, roddel en laster. En waar we gewoon eerlijk in moeten zijn: “Wat we zaaien, zullen we oogsten”. Ook dit soort dingen mogen we belijden, maar ook nalaten, en de Heere vragen om hier de juiste weg in te wandelen. En dat bespaart dan in ieder geval een hoop verdriet.


Jakob handelde uit bangheid

Ook het niet vertrouwen van de Heere God in uw leven leidt tot moeite en verdriet. Daarvan willen we een voorbeeld bekijken. En dan gaat het om Jakob. Jakob verliet Laban, en was op weg naar het land van zijn vaderen. Voordat Jakob Ezau ontmoette, ontmoetten hem eerst weer engelen Gods (Gen. 32 : 1), waarschijnlijk net zoals toen hij vluchtte voor de boosheid van Ezau (Gen. 27 : 43, Gen. 28 : 12). En toch zien we niet dat Jakob op God vertrouwde. En dan te bedenken dat hij nota bene een opdracht had van God Zelf om terug te keren. In Gen. 31 : 3 lezen we: “En de Heere zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer vaderen en tot uw maagschap [= bloedverwanten/familie], en Ik zal met u zijn”. Dat was een duidelijke belofte! En ondanks dat was Jakob bang. We kunnen lezen dat Ezau hem met 400 mannen tegemoet trok (Gen. 32 : 6). In Gen. 32 : 7 lezen we dan: “Toen vreesde Jakob zeer en hem was bange; ...”. Hij verdeelde alles wat hij had in tweeën en weliswaar bad Hij tot God (Gen. 32 : 9 – 12). Maar vertrouwde hij dan ook op God? Nee, hij stelde zich op als knecht en stuurde het ene cadeau na het andere cadeau naar Ezau toe.


Jakob vocht met God

Maar dan… nog voordat hij Ezau ontmoette, gebeurde er weer iets wonderlijks. In Gen. 32 : 24 lezen we: “Doch Jakob bleef alleen over; en een Man worstelde met hem totdat de dageraad opging”. En hoe moeilijk dit ook te begrijpen is, het blijkt dat Jakob met God, Die verscheen als een Engel (Hos. 12 : 4, 5), gevochten heeft. In Gen. 32 : 28 lezen we: “Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen en hebt overmocht”. Jakob heeft gezegevierd! Dat betekent niet dat een mens God aankan. God liet zien, door Jakobs heup aan te raken, waardoor hij gedeeltelijk kreupel werd (Gen. 32 : 25, 31), dat Hij sterker is.


Jakob bleef staande

Maar waarom zou de Heere Jakob op deze manier tegemoet getreden zijn? Dat moet te maken hebben met de manier waarop Jakob het land van zijn vaderen verlaten had. Hij had zijn vader en broer bedrogen. Toen Jakob de eerstgeboortezegen van Ezau stal, vroeg Izak hem: “...Zie hier ben ik; wie zijt gij mijn zoon?” (Gen. 27 : 18). Toen zei Jakob: “...Ik ben Ezau, uw eerstgeborene” (Gen. 27 : 19). En even verderop lezen we in Gen. 27 : 24: “En hij zeide: Zijt gij mijn zoon Ezau zelf? En hij zeide: Ik ben het”. En zien we dan de vraag die de Engel hem stelde in Gen. 32: “En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam?...” (Gen. 32 : 27). En hij moest antwoorden: “Jakob”. “Jakob” betekent “hij houdt de hiel vast” of “hij bedriegt”. Jakob werd op deze manier door de Heere God geconfronteerd met zijn verleden. Maar Jakob bleef staande. En dat is natuurlijk niet dat hij in zijn zonde staande bleef, maar hij bleef staande in zijn worsteling met God. Jakob hield vol in zijn gebedsstrijd. Hij kon het niet alleen verder, hij vroeg om Gods zegen (Gen. 32 : 26). En uiteindelijk ging hij met Gods zegen en een nieuwe naam, Israël of “Vorst van God”, weg (Gen. 32 : 28, 29). Wow, wat een strijd! En dan zou je toch verwachten dat deze man, na zo een ervaring, in vol vertrouwen op God verder ging…


Vertrouw op de Heere God!

Maar wat zien we gebeuren? Hij verdeelde zijn familie in groepen, en stelde ze zo op, dat zijn meest dierbare familieleden achteraan stonden. Daarna liep hij al buigend naar zijn broer toe (Gen. 33 : 1 – 3). Hoezo vertrouwen op God?! Maar wat zien we vervolgens gebeuren? In Gen. 33 : 4 lezen we: “Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam hem in den arm en viel hem aan den hals en kuste hem; en zij weenden”. Het was allemaal gewoon goed! Er was niks meer aan de hand. En het mooie is, dat God de uitkomst al lang wist! En Jakob maar zweten en plannen maken. En het heeft op geen enkele manier bijgedragen aan de oplossing. God had toch tegen hem gezegd dat hij terug moest keren naar het land van zijn vaderen? Dan had hij ook kunnen weten dat God voor een oplossing met Ezau zou zorgen. Jakob had nog meer moeten bidden, en vertrouwen op de Heere God, dat Hij hem zou leiden. Al het zorgen maken van Jakob was dus niet nodig geweest. En dat mag een les zijn voor ons. Hoe vaak maken wij ons niet zorgen, of gaan we plannetjes maken om onze gewenste uitkomst te bespoedigen? We maken ons zorgen als het niet gaat, zoals wij het wensen. Terwijl de Heere God de uitkomst alreeds bewerkt heeft, en soms op een andere manier dan wij oorspronkelijk gewild hadden. Maar de les van Jakob is: Maak u geen zorgen, maar vertrouw op de Heere God!


Belijden

Wanneer wij strijd, en daardoor verdriet of zorgen, in ons leven tegenkomen, dan zij wij nog al snel geneigd om met het vingertje naar de duivel te wijzen. Hij is immers de veroorzaker van alle ellende… Maar dat is niet altijd terecht. En misschien moeten we zelfs wel tot de conclusie komen dat het vaak niet terecht is. Vertrouwen wij wel in alle dingen op de Heere God? Ook als het soms een beetje anders loopt dan wij gedacht hadden? En als wij lijden, is het goed om ons eerst eens af te vragen of we misschien zelf iets fout gedaan hebben. Want als we lijden omdat we zelf fouten maken, dan moeten we er eigenlijk niet om huilen, omdat we oogsten wat we zaaien. Dat is wat Gods Woord laat zien. Wat wij moeten doen, als we erachter komen dat we iets fout gedaan hebben, is het belijden aan de Heere God, want Hij vergeeft alle zonde (1 Joh. 1 : 9). Maar niet alleen dat, als we ten opzichte van onze naaste fout zijn geweest, dan moeten we dat ook aan onze naaste belijden. Vaak vinden mensen dat moeilijk, maar het is wel wat de Heere God vraagt. Jak. 5 : 16 zegt bijvoorbeeld: “Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander,...”.


Nalaten

Wanneer we het dan belijden, en oprecht berouw hebben, laten we het dan vervolgens ook proberen na te laten. Dan gaan we niet op de oude voet verder. In Spr. 28 : 13 lezen we zo mooi: “Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen”. En ja, dit is het Oude Testament. Maar ook Paulus roept ons in de brieven aan de Gemeente als volgt op: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. Wij die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?” (Rom. 6 : 1 – 2).


Wandelt als kinderen des lichts

En eigenlijk brengen we dan in de praktijk wat er in Ef. 5 : 8 – 17 geschreven staat: “Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts (Want de vrucht des Geestes is in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid), Beproevende wat den Heere welbehaaglijk is. En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer. Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen. Maar al deze dingen, van het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht. Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn. Daarom, zijt niet onverstandig, maar verstaat welke de wil des Heeren is”.

Als Christen weten we dat het leven soms uit strijd en tranen bestaat. We zullen te maken krijgen met verzoekingen en verleidingen, maar we kunnen dus stellen dat we ons in ieder geval deels tranen kunnen besparen door op de Heere te vertrouwen en ons te houden aan Zijn Woord. En we mogen uitzien naar het moment dat de Heere eens alle tranen van onze ogen zal afwissen.



[1]  ‘Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden’, F.A. Stoet, 1923-1925, bron: https://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_2388.php.
[2]  ‘Treasury of Scripture Knowledge Enhanced’, bijgeleverd bij Bible Analyzer, Timothy S. Morton, 2010, Ps. 84 : 6.