Raak Mij niet aan



De Hemelvaart

In Hand. 1 : 1 – 11 lezen we over de Hemelvaart van de Heere Jezus Christus. Na Zijn Opstanding heeft de Heere Jezus Zich veertig dagen lang vertoond. Hij heeft bewezen dat Hij is opgestaan uit de dood. Daarna voer Hij ten hemel. De Heere Jezus moest naar de Vader gaan, zodat de Trooster, de Heilige Geest, tot ons zou komen. In bijvoorbeeld Joh. 16 : 7 had de Heere Jezus dat reeds aangekondigd: “Doch Ik zeg u de waarheid: het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden”. De Heere Jezus is naar de Vader gegaan TOT ONS NUT! Tot ons nut??? Ja, want het is de Heilige Geest Die mensen overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel (Joh. 16 : 8), het is de Heilige Geest Die werkt aan mensenharten, om hen tot geloof in Jezus Christus te ‘bewerken’ (Joh. 16 : 9). En vervolgens leidt de Heilige Geest de gelovige persoonlijk. We hoeven niet naar Jeruzalem te reizen, om de Koning te aanschouwen en te aanbidden, zoals de mensen in het Duizendjarig Vrederijk zullen doen (Zach. 14 : 16), of zoals de mensen in het Oude Testament iedere keer naar de Tempel in Jeruzalem gingen. Nee, de Heilige Geest woont in ons en helpt ons Jezus, ons Hoofd, te verheerlijken, overal waar we zijn (Joh. 16 : 13, 14).


Filosoferen over Gods Woord leidt tot eigen gemaakte tegenstrijdigheden!

Ook in een andere Schriftplaats lezen we over het feit dat Jezus Christus naar de Vader moest gaan. U kunt daarover lezen in Joh. 20 : 11 – 18. In vers 17 van dit gedeelte lezen we: “Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God”. Velen verwijzen bij dit gedeelte naar de Hemelvaart van Jezus. De Kanttekeningen bij de Statenvertaling geven bij dit vers onder andere de toelichting:

‘D.i. Ik zal zo haast nog niet opvaren en van u vertrekken; gij zult nog tijd genoeg hebben om Mij te zien en te spreken en om Mij eer te bewijzen…’[1].  

En even later zeggen dezelfde Kanttekeningen over het gedeelte “Ik vaar op”:

‘D.i. Ik zal haast opvaren, nl. nadat Ik hen van alles eerst zal onderricht hebben’[2].  

Hiermee maakt men Joh. 20 : 17 passend in Hand. 1 : 3 e.v., ervan uitgaand dat het hier inderdaad over de Hemelvaart van Jezus gaat. Maar dan hebben we te maken met een tegenstrijdigheid in Gods Woord! Want Maria mocht de Heere Jezus niet aanraken, omdat Hij nog niet bij de Vader was geweest. Dat zou pas gebeuren met de Hemelvaart. Maar na de Hemelvaart was de Heere Jezus weg, en was Hij niet meer aan te raken! En daar komt bij dat, na de verschijning aan Maria Magdalena, de Heere Jezus aan de discipelen is verschenen (Joh. 20 : 19). Over deze verschijning kunnen we ook lezen in Luk. 24 : 36 – 49, waar we in vers 39 lezen dat Jezus zei: “Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en beenderen, gelijk gij ziet, dat Ik heb”. Daar waar de Heere Jezus eerder die dag Maria vertelde Hem niet aan te raken, omdat Hij nog niet bij de Vader was geweest, daar zei Hij diezelfde avond tegen de discipelen: “Tast Mij aan en ziet…”. Overigens in hetzelfde Joh. 20 lezen we in vers 27 dat Thomas Hem mag aanraken: “Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig”. Wanneer Joh. 20 : 17 gaat over de Hemelvaart, dan hebben we hier duidelijk met een tegenstrijdigheid in Gods Woord te maken! Maar, zoals we in andere studies gezien hebben: Gods Woord spreekt Zichzelf nooit tegen! Wij moeten hier dus te maken hebben met foutieve eigen uitleg!


Andere verklaringen

Er zijn er die hier voor een oplossing proberen te zorgen. Zij stellen dat het hier niet zo zeer gaat om een aanraken, maar om een vastklampen aan, een vasthouden van. Maria moest in feite ophouden met het vasthouden van Jezus. Hij was ‘bang’, zo zegt men, dat Maria wilde voorkomen dat Jezus opnieuw zou weggaan. En dan zien we hoe men Jezus probeert af te schilderen als de altijd aardige en vriendelijke Man, Die Maria waarschuwde en voorbereidde op het feit dat Hij opnieuw van haar zou weggaan. Alsof Jezus altijd die aardige Man was: Hij, Die de Tempel leeg sloeg (Matth. 21 : 12); Hij, Die Petrus satanas noemde (Matth. 16 : 23); Hij, Die de Schriftgeleerden en Farizeeën geveinsden, dwazen, blinde leidslieden, witgepleisterde graven vol doodsbeenderen, slangen en adderengebroedsels noemde (Matth. 23). Jezus was Rechtvaardig, Hij wilde zondaren in het reine laten komen, Hij genas. Maar Hij was tevens Rechtvaardig en bestrafte de zonde! Men legt dus iets in de tekst – de tere, maar on-Bijbelse Jezus – wat goede preken maakt, om mensen te strelen. Ook dit is als een uitleg in de Kanttekeningen bij de Statenvertaling te vinden, bij Joh. 20 : 17:

‘…Anderen menen dat hij dit tegen haar zou gezegd hebben om haar te vermanen, dat zij niet te zeer moest haar hart hangen aan Zijn lichamelijke tegenwoordigheid’[3].  

Zo zoekt John Gill de verklaring als volgt:

‘…maar Jezus had een boodschap voor haar om aan Zijn discipelen door te geven. Een boodschap die haast nodig had. Zij moest nu niet langer blijven om haar respect aan Hem te tonen, want zij zou nog gelegenheid genoeg krijgen om dat te doen, voordat Hij naar de hemel zou gaan. Die hemelvaart zou snel plaatsvinden, maar niet direct en onmiddellijk. Dit lijkt in de bedoeling van de uitspraak van onze Heere te liggen’[4].  

Ziet u hoe men zichzelf vastpraat, wanneer men Gods Woord probeert aan te passen aan de eigen gedachten? Volgens Gill moest Maria de boodschap met spoed brengen, en kon zij Hem daarom niet aanraken. Maar waarom staat er een enkele regel verder in het commentaar dat zij nog genoeg gelegenheid zou krijgen om Hem respect te tonen? Wanneer er genoeg gelegenheid is, waarom dan in eerste instantie suggereren dat er haast geboden is? Dat is nu menselijk gefilosofeer, waarmee men voorbij gaat aan de Bijbelse reden, die Jezus Zelf gaf: dat Hij eerst naar de Vader moest gaan. Men zoekt redenen buiten de Schrift, en verzandt op kronkelwegen… Zo zijn er nog andere verklaringen die een verschil proberen aan te tonen tussen het aanraken van Jezus door Maria, en het aanraken van Jezus door anderen. En daarmee probeert men een ontstane tegenspraak weg te verklaren.


Invloed van de (moderne) theologie op de nieuwe vertalingen

Al deze theorieën hebben hun weerslag gekregen in de nieuwe vertalingen. Daar waar in de Statenvertaling en in de King James 1611 “Raak Mij niet aan” geschreven staat, daar vinden we zowel in de NBG-’51, in Groot Nieuws, in de NBV, als in de HSV(!) in deze tekst: “Houd Mij niet vast”. Gezien al het theologische gefilosofeer, probeert men hiermee een tegenstelling uit de Bijbel te halen, door de indruk te geven dat Maria’s aanraking een andere aanraking zou zijn dan die van anderen.


Maar wat zegt Gods Woord Zelf?

Daarbij gaat men er bij voorbaat vanuit dat Joh. 20 : 17 de Hemelvaart betreft. Maar wat nu als Joh. 20 : 17 helemaal niet over de Hemelvaart gaat? In de meeste commentaren lezen we iedere keer weer dat Jezus weliswaar naar de Vader gaat, maar niet direct en onmiddellijk. Terwijl Jezus in Joh. 20 : 17 zegt: “…Ik vaar op naar Mijn Vader”. Dat is tegenwoordige tijd! Jezus stuurt Maria naar de discipelen, terwijl Hijzelf naar de Vader gaat, en wanneer Hij teruggekomen is, dezelfde dag nog, mogen Thomas, de discipelen, en anderen Hem gewoon aanraken. Wanneer we dat gewoon lezen, zoals het er staat, is de Bijbel absoluut niet in tegenspraak. Maar dan is de Heere Jezus kort na Zijn Opstanding eerst naar de Vader gegaan, weer teruggekomen om veertig dagen aan de Zijnen te verschijnen en hen dingen uit te leggen, om vervolgens voor een langere periode naar de hemel te gaan. Dat is het bijzondere van Hemelvaart: Hij is gegaan en heeft Zich aan de rechterhand van de Vader gezet, totdat Hij terug zal komen op gelijke wijze als Hij gegaan is (Hand. 1 : 11).


Jezus Christus, de Eersteling

Waar blijkt dit mee te maken te hebben? In een andere studie hebben we gezien dat de oogstfeesten van het Oude Testament een type zijn van de Eerste Opstanding. Zo verwijst het Pascha naar Jezus, Die als Lam voor ons geslacht is (1 Kor. 5 : 7). Zo wordt de Heere Jezus in 1 Kor. 15 : 23 “de Eersteling genoemd”. De Eersteling verwijst naar het Oudtestamentische feest van de Eerstelingen. En in Lev. 23 : 10 en 11 lezen we daarover: “Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn, dat Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een garf van de eerstelingen van uw oogst tot de priester brengen. En hij zal die garf voor het aangezicht des Heeren bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; de volgende dag na de Sabbat zal de priester die bewegen”. De Heere Jezus stond aan het eind van de Sabbat op uit de dood. Hij was de Eersteling van de Opstanding. En die Eersteling heeft Hij, net als de priester van het Oude Testament in de aardse Tabernakel of Tempel, voor Gods aangezicht gebracht in de hemelse Tabernakel. In Hebr. 9 : 11 – 12 lezen we daarover: “Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende”.

Wanneer we in Ef. 4 : 8 – 10 lezen dat: “…Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft de mensen gaven gegeven. Nu dit: Hij is opgevaren, wat is het dan dat Hij ook eerst is neergedaald in de nederste delen der aarde? Die neergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is ver boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou”. Toen Jezus opstond uit de dood, zijn vele heiligen uit het Oude Testament opgestaan  en in de heilige stad aan velen verschenen (Matth. 27 : 52, 53). Velen… niet allen. Wel heeft Jezus alle zielen van de Oudtestamentische heiligen meegenomen naar de hemel. Hij heeft de gevangenis uit de nederste delen der aarde namelijk met Zich meegenomen. Niet bij de Hemelvaart, maar wel vlak na Zijn Opstanding, toen Hij als Eersteling naar de Vader in de hemel ging! “Die neergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is ver boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou”.

Toen Hij die reis maakte, net na Zijn overwinning over de dood, reisde Hij door de lucht, die volgens Ef. 6 : 12 gevuld is met overheden, machten, geweldhebbers van de wereld, oftewel geestelijke boosheden. En dan lezen we in Kol. 2 : 15 dat Hij, na aan het kruis genageld te zijn, “de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft erdoor over hen getriumfeerd”. Jezus Christus heeft getriumfeerd over de satan en zijn handlangers. Hun lot is bezegeld en zal in de toekomst een voldongen feit worden (Openb. 20 : 10; 14 – 15).

Zo zien we weer hoe belangrijk het is dat we Gods Woord niet uit het verband rukken, en dat we letten op de context, niet alleen op de context van een klein gedeelte, maar ook op de context van het geheel! En dan zien we dat Gods Woord Zichzelf niet tegenspreekt. Jammer dat de HSV zich ook in deze tekst, Joh. 20 : 17, schaart in het rijtje nieuwe vertalingen, dat liever filosofeert over ‘Gods Woorden’, dan dat het Gods Woorden bewaart.


[1] ‘BIJBEL, met kanttekeningen , Deel 3: Matthéüs – Openbaring’, Den Hertog B.V., Houten, 1997, kanttekening bij ‘want Ik ben nog niet opgevaren’ uit Joh. 1 : 17.
[2] Idem, kanttekening bij ‘Ik vaar op’ uit Joh. 1 : 17.
[3] Zie voetnoot 1.
[4] ‘John Gill’s Expositor’, bijgeleverd als commentaar op de ‘Online Bijbel Deluxe 2001’ CD-ROM, Importantia Publishing, 2000, uit het commentaar bij Joh. 1 : 17.


Hoofdcategorie: Bijbelvertalingen
Hits: 12679