Gods woord recht snijden - een inleiding



Inleiding

In de studie “Hoe Gods woord te benaderen?” heeft u kunnen lezen dat het van belang is dit te doen niet als het woord van mensen, maar gelijk het waarlijk is, als Gods woord. De Bijbel hoort onze Toetssteen te zijn. Het is soms lastig, gezien alle bagage die mensen soms bij zich hebben, maar Gods woord zou zonder vooroordelen gelezen moeten worden, en vervolgens dient aangenomen te worden wat de Heere daarin zegt. We moeten de Bijbel, wat de Heere zegt, niet aanpassen aan onze gedachten, maar we moeten onze gedachten, onze leer aanpassen aan wat de Heere zegt. De woorden van onze God zijn niet van eigen uitlegging, en daarom moeten we ook proberen om de Bijbel zoveel als mogelijk letterlijk te lezen, tenzij de Heere Zelf uitlegt dat iets een bepaalde betekenis heeft. Denk aan de gelijkenissen. Alleen op die manier bent u niet zelf de autoriteit over de Bijbel, maat kan de Heere door Zijn woorden de Autoriteit in uw leven zijn.

Heel belangrijk in het benaderen van Gods woorden, om Zijn woorden letterlijk te nemen, is ook dat u leert om Zijn woorden recht te snijden, of, zoals de KJV 1611 zegt, recht te verdelen. We vinden een opdracht tot het recht snijden van Gods woorden in 2 Tim. 2 : 15. Daar lezen we: “Benaarstig u om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt”.


Waarom is recht snijden belangrijk?

Het recht snijden van Gods woord is belangrijk omdat u dan ziet dat u niet alles, wat in de Bijbel geschreven staat, klakkeloos op uzelf kunt toepassen. Ja, het hele woord van God is ons tot lering gegeven. In 2 Tim. 3 : 16 staat geschreven: “Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is”. De Heere heeft “al de Schrift” gegeven, en “al de Schrift” “is nuttig tot lering”. Maar dat betekent niet dat elke tekst letterlijk, leerstellig, van toepassing is op u als lid van de Gemeente van Jezus Christus. Doet u dat wel, alle teksten letterlijk, leerstellig, op uzelf toepassen, dan komt u hoe dan ook beschaamd uit, want de waarheid blijkt dan op een gegeven moment anders te zijn. Doet u het niet, alles op uzelf betrekken, en snijdt u Gods woord wel recht, dan zult u niet beschaamd uitkomen. Het helpt u Gods woord te bewaren.


Een voorbeeld van recht snijden

Een voorbeeld van het belang van recht snijden vinden we in de spijswetten, die Israël in het Oude Testament ontving. Uit dit voorbeeld blijkt dat er een duidelijk verschil is tussen de periode van de Wet in het Oude Testament en de periode van de Gemeente-tijd. Israël had hele strikte wetten van wat men wel en wat men niet mocht eten. Zo is bijvoorbeeld in Lev. 11 : 44 – 47 te lezen: “Want Ik ben de HEERE uw God; daarom zult gij u heiligen en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte dat zich op aarde roert. Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat gij heilig zijt, dewijl Ik heilig ben. Dit is de wet van de beesten en van het gevogelte en van alle levende ziel die zich roert in de wateren, en van alle ziel die kruipt op de aarde; Om te onderscheiden tussen het onreine en tussen het reine, en tussen het gedierte dat men eten, en tussen het gedierte dat men niet eten zal”. At men toch onrein gedierte, dan staat er in Deut. 14 : 3 dat het de Heere een gruwel was. En wanneer u dan bedenkt dat Paulus zelfs in de brieven aan de Gemeente laat zien, dat het er bij het houden van de Wet om ging, dat men dan ook de hele Wet moest houden (Gal. 3 : 10), dan blijkt daaruit dat onder de Wet werken een rol speelden in het behoud (zie bijv. Ezech. 18 : 24). Struikelde men in één gebod, dan was men schuldig aan alle geboden (Jak. 2 : 10).

Maar laten we ons nu concentreren op die spijswetten. Toen er Farizeeën opstonden, die gelovig waren geworden, en die zeiden dat de gelovigen uit de heidenen ook de Wet van Mozes moesten gaan houden (Hand. 15 : 1, 6), vergaderde men in Jeruzalem. En daaruit kwam de conclusie die we lezen in Hand. 15 : 28 en 29: “Want het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Namelijk dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij wel doen. Vaart wel”. En dan staat hier dus niet dat u, door met deze dingen rekening te houden, behouden zou zijn. Absoluut niet. Daar staat dat u dan weldoet, wanneer u daar rekening mee houdt. Maar hieruit blijkt dat de Gemeente de spijswetten niet hoeft te houden. Zo zegt Paulus in Rom. 14 : 14 en 20 bijvoorbeeld dat alle dingen rein zijn. Maar het gaat nog verder. Tegen de Gemeente wordt gezegd, dat als mensen elkaar allerlei geboden gaan opleggen met betrekking tot eten, dat dat te maken heeft met leringen der duivelen. In 1 Tim. 4 : 1 – 5 lezen we: “DOCH de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, Door geveinsdheid der leugensprekers, hebbende hun eigen consciëntie als met een brandijzer toegeschroeid; Verbiedende te huwen, gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft tot nuttiging met dankzegging, voor de gelovigen en die de waarheid hebben bekend. Want alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde; Want het wordt geheiligd door het Woord Gods en door het gebed”. En daarmee is een heel mooi voorbeeld geschetst van een verschil tussen de Wet en de Gemeente. En zo zijn er vele meer. Denk aan het houden van de Sabbat. Het brengen van de offers. Wanneer u die verschillen laat staan, en het niet allemaal gaat samenvoegen tot één geheel, dan bent u dus bezig met het recht verdelen van Gods woord.


Aan wie is dit geschreven?

Wat helpt bij het recht snijden van Gods woord, is dat u ziet dat de Heere Zich soms richt op de Joden, soms op de gelovigen in Jezus Christus en soms op de heidenen. Bijvoorbeeld in veel kerken laat men het onderscheid tussen de Jood en de Gemeente bij het lezen in Gods woord veelal weg. Men redeneert dat de Gemeente in de plaats van Israël is gekomen, en betrekt beloften, die aan Israël gedaan zijn, op de Gemeente. Maar dat is niet terecht, want de Heere God belooft het volk Israël herstel. Er is geprofeteerd dat ze de Heere zouden verlaten, dat ze daarom gestraft zouden worden, maar ook dat er een moment komt dat het volk Israël de Heere (weer) gaat aannemen en dat er van daaruit herstel komt voor Israël (zie bijv. Deut. 30 : 1 – 6; Joël 2). Die beloften worden in het Nieuwe Testament bevestigd in Hebr. 8 : 8 – 12. Paulus spreekt er zelfs over in de brieven aan de Gemeente. In Rom. 11 : 1, 2a staat geschreven: “IK zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam van Benjamin. God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij tevoren gekend heeft”. Als de Heere de kerkgeschiedenis profetisch geeft in Openb. 2 en 3 dan laat Hij Johannes in Openb. 2 : 9 het volgende opschrijven: “Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering dergenen die zeggen dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans”. De waarschuwing mag duidelijk zijn.

Dat de Gemeente Israël niet vervangen heeft, blijkt onder andere uit het feit dat we zowel gelovigen uit de Gemeente, als Israël als de heidenen in het Nieuwe Testament tegenkomen. In 1 Korinthe 10 : 32 zien we deze driedeling heel duidelijk in één vers terugkomen: “Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden en den Grieken, en der gemeente Gods”. Dit betekent dus dat de Bijbel informatie bevat voor Israël, die geen betrekking heeft op de Gemeente. Evenzogoed heeft de Bijbel informatie voor de Gemeente, die geen betrekking heeft op Israël. Zo heeft de Bijbel ook informatie voor de heiden die geen betrekking hoeft te hebben op Israël of de Gemeente. Het is dus van belang om bij het lezen van een Bijbelgedeelte heel duidelijk op te letten aan wie het gericht is. Wanneer u hier rekening mee houdt bij het lezen of het bestuderen van Gods woord, dan bent u bezig met het recht snijden van Gods woord.

Wanneer u daar geen rekening mee houdt, en bijvoorbeeld Israëls beloften op uzelf toepast, dan kunt u gaan leren: “dat de wereld zich steeds meer gaat bekeren. De kerk wordt steeds groter, en als die kerk de wereld vervult, zal de Heere Jezus terugkomen”. Dat is, kort door de bocht, wat sommigen ervan maken. Maar dan komt u beschaamd uit, want de Bijbel laat zien dat de Gemeente-tijd zal eindigen in afval van geloof. Dat er eerst een valse messias, de antichrist, komt. En ook laat de Bijbel zien dat de Gemeente opgenomen gaat worden en dat er een Grote Verdrukking gaat komen. En dat pas daarna de Heere Jezus terugkomt. De leer, die niet wijst op een nog komende antichrist, bereid religieuzen voor om de antichrist als messias te ontvangen. En dat is wat al een hele tijd te zien is, dat in deze wereld voorbereid wordt. En dat kan dus zelfs gefundeerd worden met Bijbelteksten, indien u Gods woord maar niet recht snijdt.


Gods handelswijze met de mens verandert door de tijd

Nu zegt de Heere door Zijn woord dat Hij altijd Dezelfde is. In Hebr. 13 : 8 lezen we bijvoorbeeld: “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid”. Maar dat betekent niet, dat de Heere door de tijd heen niet op verschillende wijzen met de mens kan handelen. Gods woord laat zien dat Hij dat juist wel doet. Een goede illustratie daarvan zijn de verschillende verbonden die de Heere door de tijd heen met de mensen sloot. Die verbonden legden voor een deel Gods handelswijze met de mens vast. Maar doordat die verbonden onderling verschillen, gaat u zien dat Gods handelen met de mens door de tijd heen ook verandert.

God sloot een verbond in Eden (Gen. 1 : 28 – 29, 2 : 15 – 17). Na de zondeval sloot God een verbond met Adam (Gen. 3 : 14 – 19). Daarna sloot Hij een verbond met Noach (Gen. 8 : 21 – 9 : 17), met Abraham (Gen. 12 : 1 – 3) en met Mozes (of Israël; zie bijv. Ex. 19 : 5, 8). Zo sloot de Heere een verbond dat het volk Israël eens zal terugkeren in het land en tot bekering zal komen (Deut. 30 : 1 – 9), een verbond met David (2 Sam. 7 : 4 – 17) en een Nieuw Verbond (Jer. 31 : 31 – 34). We gaan in deze studie niet uitgebreid op al die verbonden in. Maar wanneer u deze gaat uitwerken, dan ziet u dat Diezelfde God, Zijn handelen met de mens door de tijd heen wijzigt. Een voorbeeld hiervan, tussen Israël onder de Wet en de Gemeente vandaag de dag, hebben we gezien in de spijswetten die Israël kreeg, en wat de Heere hierover tegen de Gemeente zegt. Het spreekt elkaar niet tegen, maar Gods Plan door de tijd heen ontwikkelt zich. Wanneer u hier rekening mee houdt bij het Bijbellezen of bestuderen, dan bent u bezig met het recht snijden van Gods woord.


Tot slot

Wanneer u Gods woord recht gaat snijden, krijgt u zicht op Gods woorden, krijgt u zicht op Gods Plan, en zult u niet beschaamd uitkomen.

Een video, dat het recht snijden van Gods woord iets uitgebreider bespreekt, ook met andere voorbeelden, kunt u hier bekijken:




In het vervolg willen we een aantal verschillen benoemen, die u tegen gaat komen, wanneer u op deze manier Gods woord leest. Maar ook een Schriftgedeelte bekijken, om te zien hoe belangrijk het is dat u hiervan op de hoogte bent, zodat u teksten niet verkeerd gaat toepassen, en inderdaad niet beschaamd uitkomt.


 

Hoofdcategorie: Bijbelstudies
Categorie: Hoe de Bijbel te bestuderen
Hits: 681