Toerekening 


 

De mens is of een kind van de duivel, of een kind van God. De mens is door de zondeval geestelijk gestorven en daardoor van nature een kind van de vader de duivel. De Heere Jezus is naar de aarde gekomen om de mensen terug te kopen. Hij heeft met Zijn zondeloze bloed de losprijs betaald. Wanneer we Zijn verlossingswerk hebben aangenomen, dan zijn we een kind van God de Vader geworden.

 

De mens wordt van nature uit water, uit het vlees, geboren. Door het aannemen van het verlossingswerk van Jezus Christus, Zijn bloed als losprijs, wordt de mens uit de Geest geboren. De Bijbel noemt dat opnieuw of wederom geboren worden.

 

In 2 Kor. 5 : 19 staat het volgende: “Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.” Daar hebben we een volgend aspect wat te maken heeft met ons behoud. “In Christus” is de mens die wederom geboren is. God verzoent Zich in Christus met de wereld. Dus een ieder, die vertrouwt op het volbrachte werk van de Heere Jezus, rekent Hij de zonde niet toe. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in de brief van de apostel Paulus aan Filémon. In feite is deze brief een aanbevelingsbrief. Een vroegere slaaf van Filémon, Onésimus, die weggelopen was, is in Rome, onder de verkondiging van Paulus, tot geloof gekomen (Filémon 1 : 10, 16). Paulus zendt hem terug tot Filémon met deze aanbevelingsbrief, en daarin schrijft hij onder andere vers 17 en 18: “Indien gij mij dan houdt voor een metgezel, zo neem hem aan, zoals mij. En indien hij u iets verongelijkt heeft, of schuldig is, reken dat mij toe.” Paulus vraagt Filémon om de schuld van Onésimus aan Paulus toe te kennen, en daarmee Onésimus vrij te waren van de schuld en hem aan te nemen. Dat is wat God doet, zoals geschreven staat in 2 Kor. 5 : 19. Hij rekent de mensen in Christus de zonden niet toe.

  

De Bijbel leert dat de mens zondig is, en vanwege zijn zondige natuur sterft! De menselijke geest is van nature dood (Ef. 1 : 1). Die zonde is bij Adam in het paradijs, bij de zondeval, ontstaan, en via Adam is die zonde en die dood ook tot ons gekomen. We lezen dat in Rom. 5 : 12: “Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo is de dood tot alle mensen doorgegaan, in welke allen gezondigd hebben.” Alle mensen zijn zondaren, laat de Bijbel zien. Alle mensen hebben Gods heerlijkheid nodig (Rom. 3 : 23). Waarom hebben alle mensen Gods heerlijkheid nodig? Omdat het loon van de zonde de dood is (Rom. 6 : 23). Omdat alle mensen van nature gelijk zijn aan Adam, wij zijn allemaal naar het vlees uit Adam geboren, heeft God de straf van Adam aan alle mensen toegerekend!

 

Maar de Heere Jezus heeft onze schuld op Zich genomen, Hij heeft onze straf op de zonde gedragen. En dat is wat geschreven staat in 2 Kor. 5 : 21: “Want Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”. De Heere Jezus was Zelf zonder zonde. En God heeft Hem zonde voor ons gemaakt. Hij heeft onze zonden in Zijn lichaam weggedragen, zoals we lezen in 1 Petr. 2 : 24: “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij aan de zonden afgestorven zijnde, voor de gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt”. Dit is een tekst die door de “wonder-zoekers” gebruikt wordt om lichamelijke genezing te verklaren, beter gezegd: te claimen. Maar deze tekst staat NIET in de context van ziekte, maar in de context van zonde en zwarigheid verdragen. De ziekte die door Golgotha genezen is, is de ziekte van de zonde, waar de doodstraf op staat. Door de bekering en door de wedergeboorte is de mens afgestorven aan de zonde, de ziel heeft het vlees uitgetrokken (geestelijke besnijdenis, Kol. 2 : 11), waardoor de zonde ons niet meer toegerekend wordt (2 Kor. 5 : 19). Dit lezen we ook in 1 Petr. 2 : 25, waar geschreven staat: “Want gij waart als dwalende schapen [onder de toorn van God], maar gij zijt nu bekeerd tot de Herder en Opziener uwer zielen”. De wederom geboren mens is dus genezen van de zonde en de zondestraf. De ziel van de wederom geboren mens wordt bewaard en bewaakt door de Herder en Opziener Jezus Christus!

  

Jezus Christus wordt ook wel vergeleken met het geslachte lam van het Joodse Pascha. In 1 Kor. 5 : 7 staat: “Zuivert dan de oude zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus”. Het Pascha in het Oude Testament is een profetische heenwijs naar wat in het Nieuwe Testament zou gaan gebeuren. En juist van het lam van het Pascha staat geschreven in Ex. 12 : 5: “Gij zult een volkomen lam hebben...”. ‘Volkomen’ houdt in dat het lam geen gebrek mocht hebben (Lev. 22 : 21). De Heere Jezus was weliswaar als Mens op aarde gekomen, maar Hij was tevens God. Hij was God geopenbaard in het vlees (1 Tim. 3 : 16), Hij heeft geen zonde gekend (2 Kor. 5 : 21), Hij was zonder gebrek, en juist daardoor kon Hij voor ons zondaren Zijn zondeloze bloed vergieten. Hij was, zoals Johannes de Doper Hem aankondigde: “Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!” (Joh. 1 : 29).

  

En dan komt het: zoals God onze zonden aan Jezus Christus toerekenende, zo rekent Hij de rechtvaardigheid van Jezus Christus aan ons toe! Nogmaals die tekst van 2 Kor. 5 : 21: “Want Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.” God rekent de rechtvaardigheid van Jezus Christus dus toe aan een ieder die Zijn volbrachte werk aanneemt en vertrouwt. Zo zeker als God onze zonden aan Christus toerekende, zo zeker rekent Hij Christus’ rechtvaardigheid aan ons toe! In feite hebben we hier te maken met datgene wat ook wel de plaatsvervanging of substitutie genoemd wordt. Jezus Christus is in de plaats van de zondaar gestorven. Maar het Bijbelse woord ‘toerekening’ gaat dus verder, want het laat zien wat de zondaar zo maar ontvangt, wat hem toegerekend wordt: de rechtvaardigheid van Jezus Christus.