De invloed van de moderne theologie op de HSV

Over de woorden 'hel' en 'duivelen'.



Inleiding

In de voorgaande artikelen zijn we begonnen met een bespreking van de Herziene Statenvertaling (HSV). Men wil de Statenvertaling voor de komende generaties bewaren, en omdat deze te moeilijk, of te ouderwets, is, heeft er een herziening plaatsgevonden. Echter, we hebben gezien dat men veronderstelt dat er honderden fouten in het ons overgeleverde Woord van God staan, en we hebben gezien dat het dezelfde mensen zijn, die meegewerkt hebben aan de NBV, die de Gereformeerde Bond hebben geadviseerd over de herziening van de Statenvertaling. Tevens hebben we gezien dat men niet alleen verouderde woorden heeft vervangen en de spelling heeft herzien, maar dat men ook spreekt over vereenvoudiging van zinnen en dat er tegenwoordig meer bekend is over grondtaal en grondtekst. Juist deze vereenvoudiging van zinnen, spreekt het doel van de herziening tegen. De lange zinnen in de Statenvertaling komen namelijk voort uit de vertaalprincipes van de Statenvertalers, die tot de letterlijke en getrouwe overzetting van Gods Woord geleid hebben. Wanneer men hier aan morrelt, dan morrelt men aan de letterlijke overzetting en de getrouwe vertaling.

Voorbeelden van de gevolgen van dit alles hebben we aan de hand van een aantal teksten uit bijvoorbeeld Ef. 4 en Openb. 1 gezien. De Statenvertaling is de Statenvertaling niet meer. Al ontkent men het, in feite heeft men aan een nieuwe vertaling gewerkt. We hebben de volgende vraag gesteld: Kan het zijn dat de moderne theologie, die gekenmerkt wordt door de filosofie van Alexandrië, invloed heeft gehad op de HSV? Hier willen we in deze studie op ingaan.


Niet alleen verouderde woorden zijn vervangen

In de eerste Deeluitgave staat in de ‘Verantwoording’ geschreven:


“Uitgangspunt is de Statenvertaling en de door de toenmalige vertalers gebruikte handschriften van de Bijbel. Daarnaast is ook een grote waarde toegekend aan de bekende Kanttekeningen bij de SV[1]”.

Men geeft dus aan dat dezelfde bronnen zijn gebruikt als bij de oude Statenvertaling. We hebben echter gezien dat een Bijbels begrip als "Gods Woord bewaren" uit de vertaling verdwenen is, en dat de waarschuwing om Gods Woord niet te veranderen verdwenen is in de HSV. Zo staat er enkele regels verder in de ‘Verantwoording’ het volgende:

“Vervanging van bepaalde woorden en uitdrukkingen leek ons vanwege hun geestelijke lading of hun betekenis voor het geloofsleven ongewenst. Soms lieten we uit verlegenheid om een goed alternatief te vinden woorden staan. Ook bleken bij deze beperkte uitgave de gevolgen van het omschrijven of verschillend vertalen van sommige typische Hebreeuwse of ook Griekse woorden of uitdrukkingen niet te overzien. We noemen (veel gebruikte) woorden als ziel (persoon, eigenheid), zaad (nageslacht, nakomeling), zie (let op, luister, ja), hel (graf, plaats van het oordeel), aangezicht, enzovoort. Daarin is of terughoudendheid betracht of gekozen voor (voorlopige) handhaving van de bestaande vertaling [2]”.

Eigenlijk geeft men aan dat bepaalde woorden, zoals wij ze kennen uit Gods Woord, typisch Grieks of Hebreeuws zijn, daardoor niet-Nederlands zijn, en dus eigenlijk vervangen zouden moeten worden. Maar zijn deze woorden wel typisch Grieks of Hebreeuws? Is daarmee Gods Woord onduidelijk? Laten we het zo zeggen: het woord ‘paraplu’ heeft de oorsprong in de Franse taal. Het woord is vernederlandst, en is een algemeen bekend woord geworden. Vraag het aan kleine kinderen, en ze zullen je vertellen wat het is! Maar moeten we nu in elk boek het woord ‘paraplu’ gaan vervangen door het woord ‘regenscherm’, omdat dat goed (oorspronkelijk) Nederlands is? Ik denk dat dit wel heel erg ver gaat. En zo is het bij de Bijbel ook! Laten we ons de volgende vraag stellen:

Moeten we nu, omdat we in de eindtijd leven, de tijd van de afval van het geloof (2 Thess. 2 : 3), een tijd waarin steeds minder mensen van Gods Woord willen weten, en daardoor steeds minder Bijbelse woorden kennen(!), moeten we nu Gods Woord maar aan de huidige mens aanpassen?

NEE! De Bijbel waarschuwt nota bene dat de menselijke kennis lijnrecht staat tegenover Gods kennis, en dat de filosofie van de mens, de mens niet brengt bij Jezus Christus, maar bij de eerste beginselen der wereld, de overleveringen der mensen. In Kol. 2 : 8 staat: “Ziet toe, dat niemand u als een roof meevoere, door de filosofie, door de ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus”. Waarom moeten die woorden dan vervangen worden? Er is meer aan de hand! Zoals bij de nieuwe vertalingen, probeert men nu in de Statenvertaling op een slinkse wijze filosofie met Gods Woord te vermengen! Doordat men, door jaren van theologische vorming, gevormd is in het denken, gaat men nu heel anders vertalen. Met name ook wanneer men de letterlijke overzetting opgeeft! De theologische vorming gebeurt vanuit Griekse en Hebreeuwse woordstudies, en niet vanuit het Bijbelse principe van Schrift met Schrift vergelijken! Daarbij wordt de theologische vorming sterk bepaald door tradities van bepaalde richtingen, en aan het recht verdelen van Gods Woord heeft men daarbij al helemaal geen boodschap. De pijl van de boze ligt hierin, dat men door middel van een beetje filosofie in de HSV, uiteindelijk toch weer gaat toevoegen aan en afdoen van Gods Woorden!

In dit artikel willen we een voorbeeld bekijken, die het bestuur van de HSV zelf in de veantwoording noemt, namelijk het woordje ‘hel’. Dit is één van die vernederlandste Grieks/Hebreeuwse woorden.


Hand. 2 : 27, 31 en Openb. 1 : 18

In Hand. 2 : 27 lezen we in Petrus’ toespraak het volgende: “Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige overgeven om verderving te zien”. En in vers 31 staat vervolgens: “Zo heeft hij dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien”. Daar waar in deze verzen het woordje ‘hel’ staat, staat er in de nieuwe vertalingen het woordje ‘dodenrijk’. Dat geldt niet alleen voor deze verzen, maar ook voor Matth. 11 : 23, Matth. 16 : 18, Luk. 10 : 15, Luk. 16 : 23, Openb. 6 : 8, Openb. 20 : 13, 14 en Openb. 1 : 18. Deze laatste zullen we als voorbeeld nog bekijken: “En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van de hel en van de dood”. Ook hier wordt ‘hel’ in de nieuwe vertalingen vervangen door ‘dodenrijk’. In de NBV komt het woordje ‘hel’ helemaal niet meer voor!

In deze tegenwoordige tijd, waarin men het liefst niet spreekt over een oordelende God, omdat God liefde is, zo zegt men, is ook het woord ‘hel’ een hard woord. Hel is verbonden met vuur en pijn in de eeuwigheid. Daar spreek je niet over. En wanneer mensen over het hiernamaals spreken, spreken zij altijd over een hemel, waar mensen rust vinden. Maar de Bijbel is duidelijk: zonder Jezus’ verlossing aan te nemen, komt de mens niet in de hemel, maar in de hel, en uiteindelijk in de poel des vuurs. ‘Hel’ is een zwaar beladen woord. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit woord wegvertaald wordt. Op de meeste plaatsen is het dus vervangen door ‘dodenrijk’. ‘Dodenrijk’ is een wat algemenere term, en komt minder hard over, maar is het ook een juiste vertaling? Het woord ‘dodenrijk’ wordt gebruikt omdat uit het Oude Testament blijkt dat ook de heiligen in het ‘sheol’ komen. Sheol is het Hebreeuwse woord, wat vertaald wordt met ‘hel’, maar ook wel met ‘graf’. Nu is het Oudtestamentische ‘sheol’ inderdaad een plaats waar zowel gelovigen als niet gelovigen naar toegaan. In Num. 16 : 30 en 33 lezen we: “Maar indien de Heere wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat het hunne is, en zij levend ter helle (sheol) zullen neervaren, alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de Heere getergd hebben. (…) En zij voeren neer, zij en alles wat het hunne was, levend ter helle (sheol); en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente”. Maar in Gen. 42 : 38 zien we bijvoorbeeld dat ook Jakob in het ‘sheol’ terecht kwam. “Maar hij zeide: Mijn zoon zal met u niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op de weg, die gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave (sheol) doen neerdalen”. Het ‘sheol’ is dus een soort dodenrijk. De teksten, Hand. 2 : 27 en 31, zijn een citaat uit Psalm 16 : 10. Hand. 2 : 30 vertelt dat David een profeet was, en dan zegt vers 31: “Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel (Grieks: hades), noch Zijn vlees verderving heeft gezien”. Dit is wat we in Psalm 16 : 10 vinden: “Want Gij zult mijn ziel in de hel (sheol) niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving ziet”. Deze tekst was een profetie over de Heere Jezus. Omdat in deze tekst ‘sheol’ staat, wat een dodenrijk is, gelooft men dat het Griekse Woord ‘hades’ in Hand. 2 : 27 en 31 correct vertaald wordt door ‘dodenrijk’, of nog erger: door ‘graf’[3].


‘Hades’ betekent ‘hel’!

Maar, wanneer we gaan kijken naar Luk. 16 : 19 – 31, de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus, dan zien we dat de rijke sterft, en zijn ogen opent in de hel (Luk 16 : 23). Het Griekse Woord wat daar staat voor hel is ‘hades’! We zien in het zelfde vers dat deze man zich bevindt in de pijn. Vers 24 zegt: “En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste van zijn vinger in het water dope, en mijn tong verkoele; want ik lijd smarten in deze vlam”. Dit is de Bijbelse omschrijving van ‘hades’! Is dat niet heel gewoon wat wij verstaan onder hel? ‘Hades’ is geen dodenrijk, want in het dodenrijk (het Oudtestamentische ‘sheol’) bevinden zich ook de gelovigen, terwijl er in ‘hades’ pijn wordt geleden. Hoe kan het dan dat ook de Oudtestamentische gelovigen zich in het ‘sheol’ bevonden? Het gedeelte in Lukas 16 geeft opheldering. We zien dat de arme Lazarus, die ook gestorven is, zich bevindt in Abrahams schoot (Luk. 16 : 22). Abrahams schoot wordt door de Heere Jezus bij Zijn sterven ook wel het paradijs genoemd (Luk. 23 : 43). Het Nieuwe Testament openbaart dus dat het Oudtestamentische ‘sheol’ bestaat uit een deel voor de gelovigen (het paradijs), en een deel voor de ongelovigen (de hel). Het woord ‘dodenrijk’ in het Nieuwe Testament is dan ook een filosofische aanpassing van de nieuwe vertalingen waar wij niets mee te maken moeten hebben.


Het verschil tussen de hel en de poel des vuurs

Sommigen beweren dat de hel de plaats van eeuwige bestraffing is, en dat op grond daarvan ‘hades’ geen ‘hel’ kan zijn. Zij zeggen namelijk dat de dood en ‘hades’ zullen verdwijnen in de poel des vuurs (Hebreeuws: ‘Limne pur’, waar het Griekse ‘Gehenna’, ook vertaald met ‘hel’, een verwijzing naar is), op grond van Openb. 20 : 14. De plaats van de eeuwige pijniging wordt niet te niet gedaan, zeggen zij, daarom kan ‘hades’ geen ‘hel’ zijn! Echter, dat de hel de plaats van eeuwige bestraffing is, is een eigen uitleg. Dit staat namelijk nergens in de Bijbel! En het is datzelfde Woord van God dat waarschuwt tegen eigen uitleg (2 Petr. 1 : 20). Men verwijst bij de eeuwige bestraffing naar de poel des vuurs (Openb. 20 : 10, 15). Maar deze poel des vuurs wordt in Gods Woord geen hel genoemd[4]! Inderdaad is de poel des vuurs de plaats van eeuwige bestraffing, maar Luk. 16 laat zien dat er in ‘hades’ nu al bestraffing plaatsvindt: daar wordt pijn geleden in de vlam. ‘Hades’ is de ‘hel’, de plaats van de tijdelijke bestraffing, die met de tweede dood (Openb. 20 : 13, 14) zal overgaan in de eeuwige bestraffing, doordat de dood en de hel in de poel des vuurs geworpen zullen worden.


De Heere Jezus is afgedaald ter helle

De Heere Jezus is in ‘sheol’ geweest, in het dodenrijk! Hand. 2 beschrijft dus dat de Heere Jezus in de hel is geweest! De Heere Jezus is voor ons tot zonde gemaakt. Hij heeft onze zonden, die Hij in Zijn lichaam weggedragen heeft (2 Kor. 5 : 21; 1 Petr. 2 : 24), gebracht in de hel. Want wanneer Hij terugkomt, komt Hij zonder zonde. Hebr. 9 : 28 zegt: “Alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden, door hen, die Hem verwachten tot zaligheid”. Wanneer mensen de Schrift aanpassen, en wegvertalen dat Jezus Christus in de hel is geweest, dan doen zij Zijn verlossingswerk danig tekort. Het is niet voor niets dat Openb. 1 : 18 zegt: “…En Ik heb de sleutels van de hel en van de dood”. Jezus Zelf, Zijn ziel, is in de hel niet verlaten, Zijn lichaam heeft geen verderving (ontbinding) gezien in het graf. Jezus Christus is opgestaan uit de dood! Hij heeft onze zonden weggedragen. Volgens Ef. 4 : 8 – 10 is de Heere Jezus ook in Abrahams schoot geweest. De Bijbel spreekt niet voor niets over de opstanding van de Oudtestamentische heiligen (Matth. 27 : 52, 53). Hier zullen we nu niet verder op ingaan (zie het artikel “Hemel en hel”).


De HSV ontkent dat de Heere Jezus in de hel is geweest!

Maar wat zien we nu gebeuren in de HSV? Op enkele plaatsen (Matth. 11 : 23; 16 : 18; Luk. 10 : 15 en Luk. 16 : 23) is ‘hades’ gewoon met ‘hel’ vertaald, maar in Hand. 2 : 27 zien we staan: “want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten en Uw Heilige niet overgeven om ontbinding te zien”. Alsof de ziel van de Heere Jezus in het graf[5] is geweest! Het lichaam komt in het graf! De ziel van de gelovige gaat nu naar de Heere, en van de ongelovige nog steeds naar de hel. In feite vertaalt de HSV hier nog erger dan de meeste nieuwe vertalingen. In Hand. 2 : 31 vinden we in de HSV: “daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien”. Ook hier wordt vertaald met ‘graf’. Men wil niet accepteren dat de Heere Jezus met Zijn lijdensweg zo diep is gegaan, dat Hij zelfs voor ons naar de hel is geweest! En dan vinden we in Openb. 1 : 18 nog het volgende in de HSV: “en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf”. Hier zien we opeens dat er niet met 'graf', maar met 'rijk van de dood' vertaald wordt! Erg inconsequent dus. De HSV volgt de nieuwe vertalingen, ja, maakt het op enkele plaatsen zelfs bonter dan de meeste nieuwe vertalingen. De moderne theologie, die schuil gaat achter de nieuwe vertalingen, de theologie van vermenging met de Alexandrijnse filosofie, is dus doorgedrongen in deze nieuwe vertaling, die men door wil laten gaan voor een Statenvertaling. Aan de hand van dit voorbeeld mogen wij gewaarschuwd zijn.


Matth. 8 : 31 en Mark. 5 : 12. Zijn duivelen hetzelfde als demonen?

Nog een voorbeeld betreft het woord ‘duivelen’. In Matth. 8 : 31 staat in de oude Statenvertaling het volgende: “En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen”. De nieuwe vertalingen hebben het in dit vers over ‘boze geesten’ of ‘demonen’. Hetzelfde zien we gebeuren in Mark. 5 : 12, waar in de oude Statenvertaling staat: “En al de duivelen baden Hem, zeggende: Zend ons in die zwijnen, opdat wij in hen mogen varen”. De nieuwe vertalingen hebben hier ‘duivelen’ vervangen door ‘onreine’ of ‘boze geesten’, maar het woord ‘duivelen’ is weg. Op de meeste Schriftplaatsen waar ‘duivelen’ gestaan heeft, staat nu ‘demonen’. In het Grieks komt het woord ‘daimoon’ voor, en ons Nederlandse ‘demoon’ is daar dus geen vertaling van, maar, zoals dat genoemd wordt, een transliteratie. In feite een vernederlandsing van het Griekse ‘daimoon’. Maar waarom vertaalt men het tegenwoordig niet? Omdat men zegt dat er één duivel is: de duivel, maar vele demonen. Men gelooft niet dat er vele duivelen zijn. Echter: zoals er maar één God is, zo zijn er vele goden (1 Kor. 8 : 5; 2 Kor. 4 : 4); zoals er één Engel des Heeren is, zo zijn er vele engelen van de Heere (Luk. 2 : 9, 13 – 15; Matt. 2 : 13, 19; Hand. 27 : 23). Zo wordt de Heere Jezus ‘Christus’ genoemd, maar de duivel is ook een gezalfde, een christus (Ezech. 28 : 14), en de Bijbel spreekt over valse christussen (meervoud, Matth. 24 : 24). Zo is Jezus Christus de Zoon van God, maar de gelovigen vormen vele zonen Gods. Zo is er dus ook één duivel, maar dat wil niet zeggen dat er niet vele duivelen zouden kunnen zijn. En de oude vertalingen, vertalen het woord ‘daimoon’ dan ook heel gewoon met ‘duivel(en)’. Demonen zijn in de volksmond bekend als boze geesten. Duivelen zijn dat volgens Gods Woord ook. Waarom doen we hier dan zo moeilijk over? Omdat demonen volgens de oude Grieken ook een positieve kant hadden. De oude Grieken zoals Aristoteles, Plato, Socrates e.a. geloofden dat zij een demon hadden, die zij de ‘genius’ noemden. Zij beweerden dat zij hun superieure kennis van een demon hadden, wat voor hen dus een positieve betekenis had[6]. Wanneer u in de Winkler Prins encyclopedie zoekt naar het woord demon, dan vindt u de volgende betekenis:

“betekende in het Grieks oorspronkelijk godheid; de betekenis zwakte daarna af tot halfgod, goddelijke macht en geest, totdat het woord uiteindelijk de betekenis kreeg van ‘boze geest’ [7]”.

Een voorbeeld is te vinden in het werk van de Griekse filosoof Plutarchus. Winkler Prins schrijft over zijn filosofie het volgende:

“Dit dualisme ziet Plutarchus zowel in de kosmos als in de menselijke natuur vertegenwoordigd. Tussen de transcendente God en mens en wereld voert hij bemiddelende instanties in, demonen genoemd…[8]”.

Volgens de Grieken waren demonen een soort ‘geleide geesten’, wat volgens hen positief kon zijn. De Bijbel sluit een positieve betekenis van een duivel uit! Duivelen zijn boze geesten. Vandaar dat de vertaling van het Griekse woord ‘daimoon’ met ‘duivel’ in de oude vertalingen zo waardevol is. Niet alleen waardevol, maar het is Gods leiding!

En wat staat er in de HSV? In Matth. 8 : 31 vinden we: “De demonen smeekten Hem: Als U ons uitdrijft, sta ons dan toe dat wij in die kudde varkens gaan”. En in Mark. 5 : 12 vinde we: “En alle demonen smeekten Hem: Stuur ons naar die varkens, opdat wij daarin mogen gaan”. Overal waar ‘duivelen’ staat in de oude vertaling, hebben de herzieners zich laten leiden door de moderne theologie, en vinden we in de HSV: ‘demonen’.

De HSV is geen Statenvertaling, maar een Heel Subtiele Versie! De HSV is, net zo goed als de andere nieuwe vertalingen, een moderne vervalsing van Gods Woord. We mogen gewaarschuwd zijn!



[1] ‘Bijbel, in de herziening van de Statenvertaling’, Deeluitgave, Stichting HSV, 2004, blz. VI.
[2] ‘Bijbel, in de herziening van de Statenvertaling’, Deeluitgave, Stichting HSV, 2004, blz. VII.
[3] ‘Companion Bible’, Kregel Publications, Grand Rapids, USA, 1990.
[4] Alleen het ‘gehenna’, dat ook door ‘hel’ vertaald wordt, is daar een verwijzing naar. Het ‘gehenna’ is afgeleid van het Dal van Hinnom bij Jeruzalem, waar afval en dode dieren verbrand werden, maar waar ook ouders hun kinderen voor de afgoden door het vuur lieten gaan (2 Kron. 28 : 3; 33 : 6; Jer. 7 : 31; 32 : 35). In feite is ‘gehenna’ een type, een beeld, van de uiteindelijke hel, de uiteindelijke pijniging in de vlam, die nooit voorbij zal gaan. Dit wordt in de Bijbel de poel des vuurs genoemd (Openb. 20 : 10, 15).
[5] Natuurlijk komt de vertaling met ‘graf’ voort uit de gedachte dat ‘hades’ gelijk is aan ‘sheol’, wat niet klopt. Echter ook ‘sheol’ kan niet puur en alleen gelijk zijn aan het graf, zoals sommige anderen claimen. We zagen al dat zowel Oudtestamentische gelovigen als niet-gelovigen daar naar toe gingen na hun dood. Verder lezen we onder andere dat het ‘sheol’ een plaats van angsten is, benauwdheid en droefenis (Ps. 116 : 3). In het graf ligt puur een lichaam wat geen angsten e.d. meer kent, terwijl de ziel in de hel of in de hemel allerlei indrukken te verwerken krijgt (zie Luk. 16).
[6] ‘Theological Studies’, Vol. 2, dr. Peter S. Ruckman, Bible Baptist Bookstore, Pensacola, USA, 1998, blz. 1014.
[7] ‘Encarta Encyclopedie 98’, Winkler Prins, Microsoft/Elsevier, CD-ROM.
[8] Idem.