De Bruiloft des Lams 




Inleiding

 

In Openb. 19 : 6 – 10 staat geschreven over de Bruiloft van het Lam. In de voorgaande hoofdstukken van Openbaring kunt u lezen over de Grote Verdrukking, die over de aarde gaat komen. Een periode waarin God Zijn toorn over de aarde uitgiet (Openb. 6 : 16; Openb. 15 : 1, 7). En aangezien de Gemeente van Jezus Christus niet is gesteld tot toorn (1 Thess. 1 : 10; 1 Thess. 5 : 9), en we in 1 Thess. 4 lezen over het moment dat we als Gemeente de Heere in de lucht tegemoet zullen gaan, mogen we weten dat we als Gemeente van Jezus Christus dan al bij de Vader zijn. Paulus laat in Ef. 5 : 23 – 33 zien dat de relatie tussen Jezus Christus en de Gemeente, is als de relatie tussen man en vrouw. In Ef. 5 : 27 staat: “Opdat Hij haar Zichzelf heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij heilig zou zijn en onberispelijk”. In deze tekst lezen we: “Opdat Hij haar Zichzelf heerlijk zou voorstellen”. En dat is wat er in de hemel, na de Opname, gebeurt: De Gemeente, die de Heere Jezus in de lucht tegemoet is gegaan, wordt aan haar Hoofd voorgesteld. De Gemeente was reeds door de wedergeboorte geestelijk één met haar Hoofd, maar wordt vervolgens ook letterlijk één met Hem. In de hemel wordt gehuwd, in de hemel vindt de Bruiloft van het Lam plaats.

 

   

De Rechterstoel van Christus

 

Maar voordat de Bruiloft kan plaatsvinden zal er eerst wat anders moeten gebeuren. Een Gemeente-lid, iemand die deel is van het lichaam van de Heere Jezus, mag dan voor eeuwig behouden zijn, en verzegeld zijn met de Heilige Geest tot de dag der verlossing, de Bijbel laat zien dat de gelovige zal moeten wegdragen wat hij op aarde met zijn lichaam gedaan heeft. De ziel van de gelovige is behouden. De gelovige heeft deel aan de eerste Opstanding, en zal dus ook niet voor de Grote Witte Troon van het Laatste Oordeel verschijnen, waar Openbaring 20 over spreekt. Aan het eind van het Duizendjarig Vrederijk, en nadat de satan nog eenmaal is losgelaten, staat er in Openb. 20 : 11 – 15 over dat Laatste Oordeel geschreven: “En ik zag een grote witte troon, en Hem, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats is voor die gevonden. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een ieder naar hun werken. En de dood en de hel werden geworpen in de poel des vuurs; dit is de tweede dood. En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel des vuurs”. De Gemeente is dan allang bij de Heere Jezus. Zij is zelfs al vóór het Duizendjarig Vrederijk met Hem gehuwd (Openb. 19 : 6 – 10), en zal met Hem terugkomen naar de aarde, om met Hem te heersen (Openb. 19 : 11, 14). Degenen die deel hebben aan de eerste Opstanding, waaronder de Gemeente, zijn reeds opgestaan uit de dood, en hebben geen deel aan de tweede dood (Openb. 20 : 4 – 5). De Bijbel spreekt echter voor de gelovige van de Gemeente-tijd wel over de Rechterstoel van Christus, waar de gelovigen niet zelf, maar waar hun werken beoordeeld zullen worden. In 2 Kor. 5 : 10 staat: “Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een ieder wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad”. De gelovige komt dus niet voor de Grote Witte Troon, maar voor de Rechterstoel van Christus, wat dus ergens ná de Opname van de Gemeente en vóór de Bruiloft des Lams moet plaatsvinden! En hoe weten we nu zo zeker dat het gaat om de werken van de gelovige, die branden zullen of beloond zullen worden? Dat weten we uit 1 Korinthe 3 : 11 – 15, omdat daar het oordeel van de gelovigen, van de werken van de gelovigen, uitvoerig besproken wordt. Juist omdat het daar de gelovigen betreft, weten we dat dat gedeelte gaat over die Rechterstoel van Christus: “Want niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. En indien iemand op dit fundament bouwt: goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi, stoppels; eens ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, daar het door vuur geopenbaard wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven. Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”. De wederom geboren gelovige is dus weldegelijk behouden, maar kan dus zowel loon ontvangen als schade lijden. De Heere roept ons op om hier op aarde onze lichamen te stellen “tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst” (Rom. 12 : 1). Wat wij met ons behoud gedaan hebben, wat wij gebouwd hebben op het fundament, zullen wij dus moeten wegdragen voor de Rechterstoel van Christus. In ieder geval zal alles, wat niet tot eer van de Heere is geweest, wegbranden.

 

   

De Bruiloft van het Lam

 

Vervolgens vindt in de hemel de Bruiloft van het Lam plaats. In Openb. 19 : 7 – 8 staat geschreven: “Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid. En haar is gegeven, dat zij bekleed wordt met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen”. Na die Bruiloft wordt de hemel geopend (Openb. 19 : 11), en in de rest van Openbaring 19 en 20 kunt u lezen dat Jezus Christus met de Zijnen terugkeert naar de aarde, Zijn vijanden verslaat (letterlijk!), en vervolgens het Duizendjarig Vrederijk opricht. Na de Bruiloft keert Jezus naar de aarde terug, en zullen wij met Hem heersen als koningen, 1000 jaar lang!

 

   

Maagden, die een gehuwde Bruidegom verwachten

 

Verschillende gelijkenissen uit Matthéüs gaan over het ingaan van het Koninkrijk der hemelen, dat is het ingaan van het Duizendjarig Vrederijk. Deze gelijkenissen moeten betrekking hebben op Israël, omdat de Gemeente dan allang in de hemel is, om met Jezus Christus terug te komen naar de aarde. Israël, dat in de Grote Verdrukking wel op aarde aanwezig is, zal moeten volharden tot het einde, om uiteindelijk bij het feest van de Heiland te kunnen zijn. De gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden (= Israël; Matth. 25 : 1 – 13) is daar een mooie illustratie van. De Bijbel vergelijkt de Gemeente namelijk met een maagd. In 2 Kor. 11 : 2 staat: “Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb u toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus”. De Gemeente wordt vergeleken met een maagd, terwijl de Bijbel het bij Israël vaak heeft over verschillende maagden (= meervoud, zie de gelijkenis, maar zie ook Openb. 7 en 14, waar de 144.000 Joodse getuigen maagden worden genoemd). We lezen in Matth. 25 : 1 in ieder geval dat deze maagden aan het begin van het Koninkrijk der hemelen, het Duizendjarig Vrederijk, de Bruidegom tegemoet gaan! Vaak wordt dan aangenomen dat wij (de gelovigen van de Gemeente-bedeling) de Bruidegom tegemoet gaan om Hem te huwen. Met andere woorden: die maagden, dat is de Gemeente, zegt men. Maar wanneer we dit vergelijken met een gelijkluidende passage in Lukas, dan zien we dat de maagden een alreeds gehuwde bruidegom tegemoet gaan. Deze maagden willen feest vieren! Kijkt u maar in Luk. 12 : 36 – 37a: “En weest gij de mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij weerkomen zal van de bruiloft, opdat, als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen. Zalig zijn die dienstknechten, die de heer, als hij komt, wakende zal vinden”. Met andere woorden: Als Jezus Christus terugkomt met Zijn Gemeente (als Bruidegom en Bruid, die getrouwd zijn), wanneer Hij zal afrekenen met Zijn vijanden, dan worden aan Zijn gevolg maagden, Joodse gelovigen uit de Grote Verdrukking, toegevoegd, die Hem op aarde verwachten! Voor ons als Gemeente klinkt met 1 Kor. 15 : 34, 1 Kor. 16 : 13 en Kol. 4 : 2 het “Waakt!”, maar ook in de Grote Verdrukking worden de gelovigen opgeroepen om te waken en de Bruidegom te verwachten. Als Gemeente verwachten we Hem in de lucht, wij zullen met Hem huwen, maar in de Grote Verdrukking verwacht men een gehuwde Bruidegom, Die komt om als Koning op aarde te heersen.

  

Met andere woorden, de Bijbel laat zien dat op het feest op deze aarde, als de Koning gekomen is, ook anderen aanwezig zijn, bijvoorbeeld de ‘maagden’, de Joodse gelovigen. Maar de Bijbel noemt nog meerdere groepen mensen. Het blijkt dat er verschillende groepen mensen bij het grote Feest aanwezig zullen zijn. Een schitterende Psalm, die dit Bruiloftsfeest weergeeft, is Psalm 45.


    

Psalm 45: een Bruiloftslied

 

Psalm 45 is een Bruiloftslied. Maar gaat het hier om een gewone bruiloft? In Hebr. 1 : 8 wordt deze Psalm geciteerd: “Maar tot de Zoon zegt Hij [God, zie vers 1]: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter van Uw Koninkrijk is een rechte schepter”. Het betreft Psalm 45 : 7, waar staat: “Uw troon, o God! is eeuwig en altoos; de scepter van Uw Koninkrijk is een scepter der rechtmatigheid”. Hier spreekt God de Vader tegen God de Zoon! Psalm 45 is een Psalm van de Vader aan de Zoon. Psalm 45 spreekt over de troon van God de Zoon (vers 7). Het gaat over Zijn Koninkrijk, dat Hij op aarde nog zal krijgen. Deze Psalm gaat over het Duizendjarig Vrederijk! Het Duizendjarig Vrederijk begint met een Bruiloftslied en met het verslaan van de vijanden (Psalm 45 : 4, 6)! Vers 6 spreekt over “Uw pijlen”, die in het hart treffen. Dit zijn geen ‘bekeringspijlen’, zoals in veel commentaren gezegd wordt, maar pijlen die de vijand in het hart raken, waardoor volken vallen. Andere teksten geven opheldering over de pijlen: Ps. 77 : 18 – 19; Ps. 18 : 13 – 16 en Ps. 144 : 5 – 6. Het heeft te maken met wat in Ps. 21 : 10 – 14 staat: de oordelen van God, die in de vorm van bliksem en vuur de mensen treft en doet vallen (bijv. Openb. 20 : 9). De hele context van deze Psalm, is de context van Openbaring 19 en 20, en deze Psalm gaat dus over de Bruiloft van het Lam, en over Zijn terugkeer naar de aarde. Dan zullen vijanden vernietigd worden, maar zal er ook feest gevierd worden, met de mensen die Hem vrijwillig hebben willen dienen!

  

Wanneer u de Psalm leest, ziet u dat er bij het feest verschillende personen aanwezig zijn:

 

  • De Koning is de Heere, Hij is de Bruidegom.
  • De Bruid van het Lam[1] (de Gemeente).
  • De Joden uit de Grote Verdrukking (de maagden; ‘jonge dochters’ = ‘virgins’ (in de KJV 1611) = maagden).

 

Maar wie zouden er nog meer bij het feest aanwezig moeten zijn, wanneer we onder andere kijken naar de bedelingen?

 

  • Oudtestamentische heiligen van voor de wet (Abel, Seth, Noach, Henoch, Abraham, Izak, Jakob, Jozef e.a.). Ook zij zullen aanwezig moeten zijn. Dat blijkt ook uit de Schrift: “Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen” (Matth. 8 : 11).
  • De Oudtestamentische Joodse gelovigen onder de wet.
  • De Oudtestamentische heidenen die tijdens de wet gered werden.
  • De tot geloof gekomen heidenen, die als een grote schare uit de Grote Verdrukking komen (Openb. 7 : 9, 14).

 

We hebben hier te maken met de familie, het geslacht van God (Ef. 3 : 14, 15), dat bestaat uit zeven groepen, die allemaal terugkomen in Psalm 45 (en in het Hooglied). Vijf van de zeven groepen zijn met zekerheid aan te wijzen. De twee andere zijn niet helemaal zeker. Degenen die met zekerheid, dus gewoon letterlijk, in de Schrift te vinden zijn, zijn: de Bruidegom, de Bruid, de vrienden van de Bruidegom, de maagden en de gasten.

  

Bij de Bruidegom en de Bruid hebben we al stil gestaan. Het gaat om Jezus Christus en Zijn Gemeente. Ook hebben we stilgestaan bij de maagden, de Joodse gelovigen uit de Grote Verdrukking, die zich bij het Lam en Zijn gevolg zullen voegen (dus niet als bruid!).

 

   

De gasten bij het Bruiloftsfeest

 

Zo laat de Bijbel zien dat er ook gasten uitgenodigd worden. Het Schriftgedeelte, wat daarover gaat, is Matth. 22 : 1 – 14. De gasten zijn niet-Joden, die, nadat de Romeinen Jeruzalem verwoest hadden (Matth. 22 : 7; in 70 na Chr.), verzameld zullen worden. Matth. 22 : 8 zegt: “Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genodigden waren het niet waardig”. Vandaar dat Paulus in Hand. 13 : 46 het volgende kan zeggen: “Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u [= de Joden] het Woord Gods gesproken zou worden; doch aangezien gij het verstoot, en uzelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen”. De heidenen krijgen wat de kinderen van het Koninkrijk hadden kunnen ontvangen: “En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren” (Matth. 15 : 27). Vandaar dat we in Matth. 8 : 11 – 12 lezen: “Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham, en Izak en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; en de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn en knersing der tanden”. De gasten zijn dan ook de heidenen, die in de Grote Verdrukking tot geloof komen. De ongenode gast (Matth. 22 : 12), die uit de bruiloftskamer gegooid wordt, is de boze Haman (Est. 7 : 5 – 10), als beeld (type) van de satan, die, net als in het boek Job, in de hemel verschijnt onder de zonen Gods (Job 1 : 6; 2 : 1).

  

De gelijkenis geeft dus een exacte beschrijving van wat er in de toekomst gaat gebeuren! Nadat de Heere Jezus (de Bruidegom) getrouwd is met de Bruid, de Gemeente (Openb. 19 : 6 – 10), wordt er feest gevierd, en in het gevolg worden de mensen opgenomen die onder andere in de Grote Verdrukking tot geloof zijn gekomen, Jood en heiden!

  

Onder andere… Want mensen uit andere bedelingen, buiten de wederom geborenen van de Gemeente-bedeling en de gelovigen van de Grote Verdrukking, kunnen ook behouden worden. Maar ook zij zijn echter geen onderdeel van het Lichaam van Christus, van de Gemeente, de Bruid.

  

Gelovigen uit andere bedelingen dan de Gemeente-bedeling, zullen als maagden, bruiloftsgasten (mensen uit de Grote Verdrukking), of als vrienden en bijvoorbeeld bijvrouwen deel hebben aan het Bruiloftsfeest van het Lam, en met Hem en de Bruid de Bruiloftszaal ingaan! Hierin zien we dus de bijzondere positie van de Gemeente, die de Heere vandaag de dag verzamelt.

 

   

De vrienden van de Bruidegom

 

Gods Woord laat namelijk ook zien dat de Bruidegom vrienden heeft! In Joh. 3 : 29 lezen we dat Johannes de Doper van Jezus Christus getuigt: “Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend van de bruidegom, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden”. Dit is de Johannes waar de Heere Jezus onder andere het volgende van zegt: “Want Ik zeg u: Onder die van vrouwen geboren zijn, is niemand meerder profeet, dan Johannes de Doper; maar de minste in het Koninkrijk Gods is meerder dan hij” (Luk. 7 : 28). Het Koninkrijk der hemelen is dus de regering van Jezus Christus persoonlijk op aarde: het Duizendjarig Vrederijk. Het Koninkrijk Gods is een geestelijk Koninkrijk (Rom. 14 : 17). In de Gemeente-periode is dus alleen het Koninkrijk Gods aanwezig. In deze Gemeente-tijd worden gelovigen deel van het lichaam van Christus, van de bruid! Vandaar dat geschreven staat, dat de minste in het Koninkrijk Gods meer is dan Johannes. Johannes behoorde niet tot de bruid, maar was een vriend van de Bruidegom. Johannes leefde onder de wet, vandaar dat de gelovigen in de periode van de wet, de “vrienden van de Bruidegom” genoemd worden. Zoals Lukas 16 : 16 zegt: “De wet en de profeten zijn tot op Johannes; van die tijd af wordt het Koninkrijk Gods verkondigd, en een ieder doet geweld daarop”.

 

   

Koninginnen en bijvrouwen

 

Dan blijven twee groepen over, namelijk de Oudtestamentische gelovigen van voor de wet, en de heidenen die geloofd hebben tijdens de wet. We komen in Psalm 45 : 10 nog het volgende tegen: “Dochters van koningen zijn onder Uw kostbare staatsdochters”. Vervolgens staat in vers 15: “In gestikte klederen zal zij tot de Koning geleid worden; de jonge dochters (maagden, zegt de KJV 1611), die achter haar zijn, haar metgezellinnen, zullen tot u gebracht worden”. Dit zijn de Koninklijke maagden, die uit de Grote Verdrukking komen, waarvan Lukas 12 : 36 zegt: “En weest gij de mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij weer komen zal van de bruiloft, opdat als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen.”

  

Dan laat Hooglied vervolgens nog zien dat er bij het huwelijk tussen bruid en Bruidegom nog koninginnen en bijvrouwen aanwezig zijn (Hooglied 6 : 8 – 9). Misschien dat deze twee groepen staan voor de Oudtestamentische gelovigen van voor de wet en de heidenen, die geloofd hebben tijdens de wet. Voor dit laatste is echter geen verdere Schriftverwijzing te vinden, maar we zien in ieder geval dat er in de toekomst plaats is voor alle gelovigen uit alle bedelingen! Iedere gelovige zal zijn plaats hebben bij het feest van de Bruiloft van het Lam. Zie onderstaand schema.

 

 


 

Misschien zegt u nu: ‘En de gelovigen in het Duizendjarig Vrederijk dan? Daar is nog niets over gezegd!’ Deze gelovigen hebben geen aparte vermelding, want op het moment dat het Duizendjarig Vrederijk aanbreekt, is de Bruiloft des Lams al geweest. Zij zijn daar dus ook niet bij aanwezig.

 

   

Een grote verborgenheid

 

Bruidegom, bruid, maagden, gasten, vrienden, koninginnen en bijvrouwen, het zijn beelden (typen), die de Heere in Zijn Woord gebruikt, om ons iets duidelijk te maken. Hoe miljoenen geredde mensen, zonen Gods, samen het lichaam vormen van een vrouwelijke bruid, die zal trouwen met één Man, is een grote verborgenheid (Ef. 5 : 32). Maar de Heere heeft deze beelden gekozen, om ons onzichtbare dingen duidelijk te maken. Deze onzichtbare dingen kunnen zo, door Zijn schepping heen (de beelden komen uit onze belevingswereld), door ons duidelijk begrepen, ‘gezien’, worden. Rom. 1 : 20 zegt hierover: “Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn”. De Gemeente is reeds verloofd (2 Kor. 11 : 2), en zal in de toekomst haar Heiland trouwen (Openb. 19 : 7), wat gevolgd wordt door een ‘huwelijksreis’ van duizend jaar. Daarna zal zij haar intrek nemen in het Huis van de Vader (Joh. 14 : 2), samen met de Zoon, haar Hoofd, Die haar heeft vrijgekocht van de dood, en Die haar heeft gered van de grote draak (Ef. 5 : 25; Openb. 12 : 9).

 




[1] We komen in de Bijbel zowel Israël als vrouw van God tegen (de Koningin, Ps. 45 : 10; Hosea 2 : 14 - 17), als de Gemeente als bruid van het Lam (de Dochter des Konings, Ps. 45 : 11, 14). Dit heeft te maken met het ‘geheim’ van de Drie-eenheid.