De man Gods en een oud profeet



Inleiding

In het Oude Testament lezen we over de koningen van Israël. Eerst over Saul, dan over David en vervolgens over Salomo. Salomo was overgegaan tot afgoderij. En daarom had de Heere gezegd dat het koninkrijk in tweeën zou scheuren. De Heere had Jerobeam gezegd dat hij koning zou worden. Rehabeam volgt Salomo op, maar Jerobeam krijgt het tien stammenrijk. Maar wat wil het geval: Jerobeam keert zich ook tot afgoderij: hij laat twee gouden kalveren maken (1 Kon. 12 : 28). Dan komt een man Gods bij Jerobeam, waar u over kunt lezen in 1 Kon. 13 : 1 - 10.

De man Gods uit dit gedeelte voert zijn opdracht van de Heere goed uit! Hij brengt de boodschap tot Jerobeam, een boodschap die niet mis is! Wanneer koning Jerobeam vervolgens vraagt of de man Gods blijft om te eten en geschenk in ontvangst te nemen, dan houdt hij zich aan Gods opdracht: “Maar de man Gods zeide tot de koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze plaats geen brood eten, noch water drinken. Want zo heeft mij de Heere geboden door Zijn woord, zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken, en gij zult niet weerkeren door de weg die gij gegaan zijt” (1 Kon. 13 : 8, 9). De man Gods weerstaat de koning en hij houdt zich aan Gods Woord! Maar dan…

Dan treedt er een oud profeet op. En wat er dan gebeurt, kunt u lezen in 1 Kon. 13 : 11 - 34.

In eerste instantie houdt de man Gods vast aan Gods opdracht (1 Kon. 13 : 16, 17). Maar dan stelt de oud profeet zich voor als profeet, en zegt dat een “engel des Heeren” tot hem gesproken heeft dat de man Gods met hem terug moest. En prompt laat de man Gods Gods Opdracht, Gods Woord los. Want de oud profeet “loog tegen hem” (1 Kon. 13 : 18).


Gods Woord is VAST en onveranderlijk

Gods Woord is VAST en niet veranderlijk! In Hebr. 6 : 17 staat dat Gods raad onveranderlijk is! In 2 Petr. 1 : 19 staat dat het profetische woord ZEER VAST is. In Psalm 12 : 7 staat dat de redenen van de Heere reine redenen zijn, en in Psalm 12 : 8 staat dat de Heere Zijn Woord voor ons mensen bewaart. Ook al willen de nieuwe vertalingen in Psalm 12 beweren dat de Heere de mensen bewaart. Wie? Ons mensen? De Heere zegt dat wij Jezus Christus moeten aannemen, DAN zijn wij behouden! Israël (Het Oude Testament was in de eerste plaats aan het volk van God gericht, grotendeels onder de wet)? Toen het volk in opstand kwam en de Messias verwierp, is het in ballingschap gevoerd. Zo staat over Israël geschreven dat het door de Heere aan de vijanden overgegeven zal worden, en dat zij zullen omkomen, dat ze zweren e.d. zullen krijgen. In Deut. 28 : 25 – 27 lezen we wat er gebeurt wanneer Israël zich niet voegt naar de Wet: “De HEERE zal u geslagen geven voor het aangezicht van uw vijanden; door één weg zult gij tot hem uittrekken, en door zeven wegen zult gij voor zijn aangezicht vluchten; en gij zult door alle koninkrijken der aarde beroerd worden. En uw dood lichaam zal aan alle gevogelte des hemels, en aan de beesten der aarde tot spijs zijn; en niemand zal ze afschrikken. De HEERE zal u slaan met zweren van Egypte, en met gezwellen, en met droge schurft, en met jeuk, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden” (Deut. 28 : 25 – 27). Weliswaar komt een overblijfsel terug in Israël, maar we lezen dat de Heere Israël pas spaart, wanneer zij Jezus Christus als Messias hebben aangenomen. Het zijn de 144.000 Joodse getuigen die verzegeld worden en gespaard blijven in de Grote Verdrukking (Openb. 7 : 1 – 8; 14 : 1 – 5). God spaart de mens niet automatisch. God spaart Zijn Woord, God bewaart Zijn Woord voor ons. Zijn Woord is EEUWIG! In Num 23 : 19 lezen we dat God geen mens is, dat Hij liegen zou. Met andere woorden: wat de Heere zegt, gebeurt! Zegt Hij ja, dan zegt Hij geen nee. Zegt Hij nee, dan zegt hij geen ja!

Gods Woord is ZEER VAST! Maar de oud profeet zei dat een engel tot hem gesproken had! In 1 Kon. 13 : 18 staat: “Doch hij loog tegen hem”. De man Gods had dit kunnen weten! Want wat deze oud profeet zei, gaat lijnrecht tegen de instructies van zijn opdracht van de Heere in! En God kan niet liegen! Hij komt dus niet terug op wat Hij gezegd heeft! In een andere studie hebben we er al eens bij stilgestaan dat mensen zich tegenwoordig veel openstellen voor engelenverschijningen. We zagen daar dat we ons daar niet op moeten richten. Gods Woord leert niet dat we als Gemeente gericht moeten zijn op engelenverschijningen. De mensen worden vandaag de dag misleid door de boze. Als we naar de boodschap aan de Gemeente, in de brieven van Paulus in het Nieuwe Testament, gaan kijken, dan zien we in Gal. 1 : 8 het volgende staan: “Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt”. Laten wij ons niet laten misleiden! Gods Woord is ZEER VAST! Hij heeft Zijn Woord voor ons bewaard. Zijn Woord moet onze TOETSSTEEN zijn! In deze tekst ligt ook besloten dat Gods Woord nu volledig is. Wij hebben Gods Woord nu, en daar moeten we niet aan toevoegen, maar ook niet van afdoen (Spr. 30 : 6; Openb. 22 : 18, 19).


Overgeleverd aan de leeuw...

De man Gods had dus kunnen weten dat de oud profeet loog. Maar het feit dat de profeet ‘oud profeet’ was, deed hem verder niet nadenken, en de man Gods volgde de oud profeet bijna klakkeloos. Met als gevolg dat de man Gods stierf (1 Kon. 13 : 24). Want wat zien we gebeuren? Op de terugreis vond een leeuw de man Gods. De leeuw at hem niet op, maar doodde hem wel. Het feit dat de man Gods “de mond des Heeren weerspannig geweest” is (1 Kon. 13 : 21), zorgde ervoor dat hij overgeleverd werd aan de klauwen van de leeuw! Het is Jezus Christus die in Gods Woord de Leeuw van Juda genoemd wordt (Openb. 5 : 5), maar wie wordt in de Bijbel nog meer vergeleken met een leeuw? DE DUIVEL… In 1 Petr. 5 : 8 en 9 vinden we: “Weest nuchter, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekende, wie hij zou kunnen verslinden. En weerstaat hem, vast zijnde in het geloof, wetende dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is volbracht wordt”.

Wanneer wij ons Gods Woord laten ontnemen, staan wij bloot aan indoctrinatie van de vijand, die ons in ieder geval, want een wedergeboren kind van God IS behouden, zal proberen het zwijgen op te leggen. Wanneer wij ons Gods Woord laten ontnemen dan zegeviert de vijand over ons, zoals 1 Kon. 13 : 28 zegt: “Toen trok hij heen, en vond zijn dood lichaam geworpen op de weg, en de ezel en de leeuw, staande bij het dode lichaam; de leeuw had het dode lichaam niet gegeten, en de ezel niet gebroken”. Het is niet voor niets dat wij in de geestelijke wapenrusting van Ef. 6 onder andere “het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord” ter hand moeten nemen (Ef. 6 : 17). Als wij onze wapenrusting niet aantrekken, en het zwaard, Gods Woord, niet ter hand nemen, dan staan wij open voor de aanval van de vijand. In Ef. 6 : 12 en 13 staat: “Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers van deze wereld, van de duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt weerstaan in de boze dag, en alles verricht hebbende staande blijven”.

De les van de man Gods en de oud profeet is dus, dat wanneer wij Gods Woord loslaten en niet serieus nemen, dan kunnen wij niet staande blijven, maar zullen we vallen voor de verleiding van de vijand. Dat wil niet zeggen dat een gelovige zijn behoud kwijt is, maar de vijand krijgt wel macht over de gelovige.


"Is het ook dat God gezegd heeft...?"

Laat deze Bijbelse les voor ons een waarschuwing zijn. Want wij worden juist in deze tijd, die gekenmerkt wordt door afval van het geloof (2 Thess. 2 : 3), heel gauw in verleiding gebracht om Gods Woord niet te geloven! In de geschiedenis van 1 Kon. 13 zien we dat de man Gods niet viel voor het woord van een koning, maar wel voor dat van een oud profeet. En zo is het vandaag de dag ook! De vijand is, voor degenen die Gods Woord willen aannemen, niet in de eerste plaats gevaarlijk vanuit de wereld, maar de vijand heeft zich gevestigd in hetgeen zich voor ‘kerk’ en ‘Christelijk’ uitgeeft. De vijand citeert ook Gods Woord! In Gen. 3, bij de geschiedenis van de zondeval, zien we het voor het eerst gebeuren. In Gen. 3 : 1 zegt hij: “Is het ook dat God gezegd heeft: Gij zult niet eten van alle boom van deze hof?” DAT IS EEN VRAAG. Hier zie je dat Gods Woorden voor het eerst in twijfel getrokken worden. En dan wordt de Heere ook nog eens verkeerd geciteerd (zie Gen. 2 : 16, 17). De methode van de vijand om mensen onzeker te maken in hun geloof, om mensen Gods Woord afhandig te maken is al zo oud als Gen. 3: Gewoon in twijfel trekken wat de Heere gezegd heeft!


(Lauwer)krans of kroon?

Een voorbeeld hiervan zijn de vele bijbelvertalingen die men uitbrengt. Op de site staan vele voorbeelden uitgewerkt, tot en met de HSV toe. Onze conclusie is dat de mens het niet laten kan om Gods Woord te veranderen! Iets waartoe de Heere ons oproept om dat niet te doen.

Ook in deze studie volgt een voorbeeld. Als gelovigen worden wij beloond, wanneer wij wandelen zoals de Heere dat van ons vraagt. De Bijbel spreekt over vijf verschillende kronen, die wij mensen kunnen verdienen. Het verdienen van kronen is ook een hele logische beloning, gezien het feit dat de gelovige als erfenis het meeregeren in het Koninkrijk van Jezus kan verdienen! Het behoud is zeker! Maar de plaats van de gelovige in het Koninkrijk kan hij als loon verdienen (Luk. 19 : 11 – 27; 1 Kor. 3 : 11 – 15; 2 Tim. 2 : 11 – 13). Maar wat zien we nu in de nieuwe vertalingen gebeuren? Laten we een tekst over kronen opzoeken: 2 Tim. 4 : 8.

  • SV: “Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben”.
  • KJV1611: “Henceforth there is laid up for me a crown of righteousness, which the Lord, the righteous judge, shall give me at that day: and not to me only, but unto all them also that love his appearing”.
  • NBG-’51: “voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad”.
  • NBV: “Nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien”.

 

We zien dat het woord “kroon” vervangen is door “krans”. Deze krans verwijst naar de lauwerkrans die atleten bij de Olympische spelen ontvingen als ze gewonnen hadden. Een lauwerkrans bestond uit in elkaar hakende takken en bladeren van de aromatische laurier [1], en is bekend uit de Griekse mythologie. Natuurlijk heeft men gekozen voor de vertaling “krans” of “lauwerkrans” omdat de Bijbel de vergelijking maakt met de strijd in de renbaan (1 Kor. 9 : 24 – 27). Echter de lauwerkans is een vergankelijke krans! En wij strijden voor een onvergankelijke kroon (1 Kor. 9 : 25)! Wanneer wij aan een kroon denken, dan denken wij meteen aan een koning, denk aan het meeregeren met Christus in het Koninkrijk, en wij denken meteen aan goud, goud dat niet vergaat door vuur! Het blijft bestaan in vuur en staat voor de werken die in eeuwigheid blijven bestaan (1 Kor. 3 : 12 – 14).

Wat lezen we in Openbaring over de hemel? Daar zijn vierentwintig ouderlingen voor de troon. In Openb. 4 : 4 lezen we: “En rondom de troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden”. Wie zijn deze ouderlingen? Gezien wat hoofdstuk 5 vertelt, moeten de ouderlingen haast een vertegenwoordiging zijn van de Gemeente en Israël dat behouden wordt (de eerste Opstanding). In Openb. 5 : 8 – 10 lezen we namelijk: “En toen Het [= het Lam] dat boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neer, hebbende elk citers en gouden schalen, zijnde vol reukwerk, welke zijn de gebeden der heiligen. En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegels te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie; En Gij hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters; en wij zullen als koningen heersen op de aarde”. Dit is exact wat de Gemeente gaat doen, maar ook de gelovigen die uit de Grote Verdrukking komen (Openb. 20 : 4 – 6). Hier lezen we dus duidelijk over gouden kronen, die verwijzen naar het koningschap! Hierin zien we dat de Statenvertaling en de King James 1611 het gewoon bij het rechte eind hebben.

En wat doet de HSV hier, als we kijken naar onze tekst 2 Tim. 4 : 8?

 

  • HSV: “Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad”.

 

Nu beweert de HSV consequent te vertalen, zegt consistent te zijn. Echter het woord “kroon” is slechts op enkele plaatsen door “krans” vervangen. Op diverse plaatsen staat er in de HSV gewoon het woord “kroon”, bijvoorbeeld in Openb. 4 : 4 (zie ook Filip. 4 : 1; Jak. 1 : 12; Openb. 2 : 10), terwijl er toch echt hetzelfde Griekse woord staat! Hier zien we hoe men verwarring zaait. Men zaait verwarring, en haalt een stukje Griekse mythologie de Bijbel in. En dat terwijl een lauwerkrans vergankelijk is, en een gouden kroon verwijst naar de eeuwige onvergankelijkheid!

God heeft niet voor niets beloofd Zijn Woord voor ons te bewaren. Laten wij, door de geschiedenis van de man Gods en de oud profeet heen, opnieuw gewaarschuwd zijn om Gods Woord te bewaren, zodat we ons niet door de vijand buiten spel laten zetten.

 

 

Zie ook de vervolgstudies: "Woordstudies: gevaarlijk spel! (Staat er in 2 Thess. 2 : 3 nu "afval" of "Opname"?)",

en: "Is het nu "liefde" of "liefde"? (Of: Woordstudies: gevaarlijk spel - deel 2)".

 

 

[1] ‘Wikipedia, de vrije encyclopedie’, zie onder ‘lauwerkrans’, bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lauwerkrans.