Jehovah’s Getuigen en het leven na de dood



Inleiding

In de studie "De Jehovah's Getuigen: Sterke God en Vader der eeuwigheid" is stilgestaan bij Jes. 9 : 5 en 6. Deze verzen laten duidelijk zien dat de Heere Jezus, naast dat Hij als Mens op aarde geboren werd, ook daadwerkelijk God was. Hij wordt immers “Sterke God” en “Vader der eeuwigheid” genoemd.

De Jehovah’s Getuigen beweren dat Jezus Christus niet Dezelfde is als God de Vader! De Heere Jezus is een geschapen god, met kleine letter, omdat er vele goden zijn, zegt men. Er is maar één God met hoofdletter en dat is de Vader, Jehovah, aldus de Jehovah’s Getuigen.

De Jehovah’s Getuigen hebben een eigen vertaling: de ‘Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift’ (NWT). Aangezien de Jehovah’s Getuigen niet geloven dat Jezus Dezelfde is als God de Vader, mag de Heere Jezus niet aanbeden worden. Overal waar in de Bijbel gesproken wordt over het aanbidden van de Heere Jezus, is dat uit hun vertaling verdwenen, en wordt er gesproken over “hem hulde brengen”. De NWT blijkt dezelfde bronnen te hebben als al “onze” nieuwe vertalingen, die ontstaan zijn door vermenging van Gods Woord met filosofie, iets waar Gods Woord tegen waarschuwt. We hebben diverse voorbeelden gezien, hoe men in de NWT Gods Woord heeft aangepast, om de eigen leer te onderbouwen.

Ondanks alle aanpassingen vinden we in de NWT toch de benamingen “Sterke God” en “eeuwige Vader” voor de Heere Jezus in Jes. 9 : 5 en 6. Men heeft daar theorieën voor gemaakt, zodat het zou gaan om “een sterke god”, en dus niet om de Vader, en om Jezus als nieuwe vader van de mensen, zoals Adam een “voorvader” van de mensen was. Door Schrift met Schrift te vergelijken hebben we echter o.a. gezien dat de titel “Sterke God”, die de Heere Jezus krijgt, nota bene in hetzelfde Bijbelboek, Jes. 10 : 20 en 21, betrokken wordt op “Jehovah”, God de Vader! Dat betekent dus dat de Heere Jezus Dezelfde Naam draagt als de Vader. En dat is in de NWT niet anders.

Ook hebben de Jehovah’s Getuigen een probleem wanneer de Heere Jezus niet Dezelfde is als God de Vader, maar wel de naam “eeuwige Vader” draagt. De Heere Jezus Zelf heeft uitgesproken: “En gij zult niemand uw vader noemen op de aarde; want Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is” (Matth. 23 : 9). Het zijn juist priesters uit afgodsreligies, denk ook aan de Rooms-katholieke Kerk en de Pausen, die zich op aarde “vader” laten noemen. Het feit dat de Heere Jezus in Gods Woord wél de Naam “Vader der eeuwigheid” krijgt, is een onomstotelijk bewijs dat de Heere Jezus en de Vader daadwerkelijk Eén zijn!

De Jehovah’s Getuigen spreken ook over eeuwig leven, maar dat is wat anders dan een geestelijk leven, en dat heeft volgens hen te maken met het Koninkrijk op aarde. In deze studie willen we daar wat dieper op in gaan.


De zondeval

De Jehovah’s Getuigen geloven ook in de zondeval, zoals deze beschreven wordt in Genesis 3. Echter er mist een aspect… In een studie over de vraag waarom Jezus zo belangrijk is, lezen we het volgende:

“Het effect, dat Adams ongehoorzaamheid op ons allen had, beschrijvend, legt de Bijbel uit: “Daarom, zoals door één mens [Adam] de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Rom. 5 : 12). Treurig genoeg hebben wij allen de zonde van onze voorvader Adam geërfd, tezamen met de ernstige consequenties, namelijk het ouder worden en het sterven” [1].

Inderdaad raakte alles, ook de mens, na de zondeval in verval. En uiteindelijk, kunnen we in de Bijbel lezen, stierf Adam na 930 jaar (Gen. 5 : 5)! Maar de straf op de zonde had de Heere als volgt omschreven in Gen. 2 : 17: “Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven”. Met andere woorden, God had gezegd dat Adam, op de dag dat hij van die boom zou eten, zou sterven. En dat niet nog eens achthonderd of negenhonderd jaar later!


De mens: geestelijk dood of levend

Het geheim zit in het feit dat Adam een geestelijk mens was! In Gen. 2 : 7 lezen we: “En de Heere God had de mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel”. De mens bestaat dus uit drie delen: een lichaam van stof, in het begin de levensadem (Geest) van God, en een levende ziel. Adam wordt in Gods Woord dan ook wel “de zoon van God” genoemd (Luk. 3 : 38). Maar door de zondeval stierf Adam geestelijk! De menselijke geest bestaat van nature niet meer uit de levensadem van God. De menselijke geest is van nature dan ook dood voor God. Echter het Nieuwe Testament leert dat die dode mens voor God weer gaat leven door het werk van de Heere Jezus. In Ef. 2 : 1 lezen we: “En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”. Dit gaat niet over het lichaam, want het lichaam van de mens leeft, zolang hij niet gestorven is. Dit gaat niet over de ziel, die ook van ongelovigen na de dood doorleeft, daar zullen we zo nog op terugkomen. Dit gaat dus over de menselijke geest! Wanneer Paulus hier over “u” spreekt, is het goed om te kijken tegen wie Paulus dit zegt. De Jehovah’s Getuigen maken nogal eens onderscheid tussen een klein select gezelschap (de 144.000) en een grote groep gelovigen. De Brief aan Efeze is geschreven “aan de heiligen, die te Efeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus” (Ef. 1 : 1). Vanuit het Jehovah’s Getuigen-gedachtengoed zou dit vers opgedeeld kunnen worden in de heiligen (de selecte groep) en de gelovigen in Christus Jezus (de grote groep gelovigen). Echter deze brief is aan beiden geschreven! En nu zegt Paulus door Gods Geest geïnspireerd: “En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”. En in Ef. 2 : 3 – 5 staat dan nog eens geschreven: “Onder welke ook WIJ ALLEN eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden van ons vlees, doende de wil des vleses en der gedachten, en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen; Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden)”. Het “wij allen” slaat dus op de “heiligen, en gelovigen in Christus Jezus” van Ef. 1 : 1. De “anderen” dat zijn de ongelovigen! Paulus zegt dus dat iedereen, die in de Heere Jezus gelooft, levend is geworden! Ik noem hier expres het woord “wedergeboorte” nog niet, omdat dit een heel apart onderdeel vormt binnen de leer van de Jehovah’s Getuigen, waar in een vervolgstudie nog op teruggekomen zal worden.

Het feit is dat het Nieuwe Testament bewijst dat Gods Woord Waar is! Want een mens kan alleen levend worden, wanneer hij gestorven is. Dat betekent dat de dood van Gen. 2 : 17 niet alleen een lichamelijke dood inhield, die door ouderdom en aftakeling na verloop van tijd bereikt zou worden. Maar deze dood hield ook een geestelijke dood in, die op de dag van de zondeval in werking is getreden! Exact zoals Gods Woord in Gen. 2 : 17 gezegd heeft!


De mens: puur en alleen een fysiek wezen?

Het voorgaande is iets wat uit de studies van de Jehovah’s Getuigen niet blijkt. Zo vinden we in een andere studie:

“Dus toen Adam zondigde en begon te sterven, zoals God zei dat hij dat zou doen, werd de hele mensheid samen met hem veroordeeld tot de dood” [2].

Men gaat puur en alleen uit van het lichamelijke sterven. Zij geloven namelijk niet dat de mens een geestelijk wezen is. In een studie over de dood, vinden we het volgende geschreven:

“Dit betekent dat mensen, net zo als dieren, fysieke schepselen zijn. Wij zijn geen geesten, die slechts in een lichaam van vlees wonen” [3].

Natuurlijk zijn wij geen geesten, maar wij zijn wel geestelijke wezens. Ondanks dat de mens van nature dood is voor God, heeft de mens wel een geest. De Bijbel is er duidelijk over, en spreekt bijvoorbeeld over de “geest des mensen” (1 Kor. 2 : 11). In 1 Thess. 5 : 23 zien we de driedeling ook terugkomen: “En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Heere Jezus Christus”.


Na de dood is er niets...?

Volgens de Jehovah’s Getuigen is het na de dood afgelopen. Tenzij uw geloof in de Heere Jezus er toe leidt, dat Hij u opwekt voor het leven op de nieuwe aarde. De bewijsteksten hiervoor komen met name uit Prediker. Men citeert bijvoorbeeld Prediker 3 : 19 en 20. In hun eigen NWT staat daar:

“Want er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de dieren, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest, zodat er geen superioriteit is van de mens over het dier, want alles is ijdelheid. Allen gaan naar één plaats. Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug” (NWT).

Men verwijst dan naar Gen. 3 : 19 waar inderdaad staat: “…want gij zijt stof, en gij zult tot stof weerkeren”, om tot de conclusie te komen dat het leven met de dood ten einde is. Zo citeert men ook Pred. 9 : 5, waar in de NWT staat:

“Want de levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust” (NWT).


Is er geen hel?

Volgens de Jehovah’s Getuigen is er dan ook niet zo iets als de hel. In een studie over de hel, schrijft men:

“Wanneer Adam en Eva het gevaar liepen om te branden in de hel, zou God ze dan niet gewaarschuwd hebben aangaande zo’n soort straf? Het feit is dat hij niets noemde over lijden na de dood. Hoe konden zij lijden? Zij hadden geen onsterfelijke zielen, die de dood zouden overleven. De Bijbel maakt dit heel duidelijk: “Ziet! Alle zielen — mij behoren ze toe. Zoals de ziel van de vader zo eveneens de ziel van de zoon — mij behoren ze toe. De ziel die zondigt, díé zal sterven” (Ezech. 18 : 4). Als de Gever van het leven, weet onze Schepper alles wat er te weten is over leven en dood. Hij vertelt ons in zijn Woord dat “de doden … zijn zich van helemaal niets bewust” (Pred. 9 : 5). Daarom konden Adam en Eva na hun dood niet lijden in een brandende hel. Zij keerden simpelweg terug tot stof, en eindigden te bestaan. Zij waren “zich van helemaal niets bewust”. (…) Het mag duidelijk zijn, dat een God van liefde geen mensen pijnigt in hellevuur” [4].

Men citeert dus Prediker en Ezech. 18 : 4 om te laten zien dat het na dit leven ophoudt, en dat, tenzij u deel hebt aan het eeuwige leven, u zult verdwijnen, u zult ophouden te bestaan. Men heeft de eigen vertaling, de NWT, erop aangepast. In Joh. 3 : 16 lezen we in Gods Woord: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve [niet verloren ga], maar het eeuwige leven hebbe”. De NWT heeft hiervan gemaakt:

“Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.”

Verloren gaan wordt in verband gebracht met naar de hel gaan. Daarom is het vervangen door “vernietigd worden”. Er blijft niets van de mens over volgens de leer van de Jehovah’s Getuigen.


De rijke man en de arme Lazarus

Echter Ezech. 18 : 4, over de ziel die sterft, betekent nog niet dat de ziel niet ergens anders naar toe gaat! In Luk. 16 : 19 – 31 lezen we over de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus. Zij beiden sterven. En dan staat er van de rijke man geschreven: “En de rijke stierf ook, en werd begraven. En toen hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste van zijn vinger in het water dope, en mijn tong verkoele; want ik lijd smarten in deze vlam” (Luk. 16 : 23, 24). Nu wordt dit gedeelte door velen afgedaan als een gelijkenis, en daarmee zou het geen waarde hebben, in wat de Heere Jezus hier vertelt over het leven na de dood in de Oudtestamentische situatie. Punt één: al was het een gelijkenis, dan nog hebben alle gelijkenissen, en onderdelen uit die gelijkenissen, een hele duidelijke en specifieke betekenis. Het waren echt niet zo maar verhaaltjes… Punt twee, het gaat hier niet om een gelijkenis. Beeldspraak wordt in de Bijbel eigenlijk altijd uitgelegd, en met het feit dat de Heere Jezus hier niet zegt: “Dit is als…”, openbaart Hij hier het één en ander over het leven na de dood in de Oudtestamentische situatie, tot aan de Opstanding van Jezus Christus.

Daar komt bij dat ook andere Schriftgedeelten laten zien dat er sprake is van eeuwigdurende pijniging. Het was nota bene de Heere Jezus Zelf, Die zei: “Dan zal Hij zeggen ook tot hen, die ter linkerhand zijn; Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is” (Matth. 25 : 41). Het is het gedeelte over het Laatste Oordeel, waar geschreven staat: “En de duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en sulfer, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid” (Openb. 20 : 10). Openb. 20 : 15 laat vervolgens zien dat een ieder die niet in het boek des levens staat, hetzelfde lot toekomt: “En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel des vuurs”. In het graf is geen pijniging, in het graf is er geen bewustzijn. In de hel blijkbaar wel. Men ontkent de hel, maar maakt daarmee eigenlijk Jezus Christus en Gods Woord tot een leugenaar!


Jona bidt vanuit het hart der aarde

Overigens, we zien in het Oude Testament ook een Jona, die omgekomen in de vis, bidt vanuit “de buik van het graf” (Jona 2 : 2), waar in de KJV 1611 geschreven staat: vanuit “de buik van de hel”. En dat Jona zich in de hel (sheol) bevond, blijkt uit de overige verzen in Jona 2: “De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. Ik was neergedaald tot de gronden der bergen, de grendels der aarde waren om mij heen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o Heere, mijn God!” (Jona 2 : 5 en 6). Jona is de enige mens die, net als de Heere Jezus, is afgedaald ter helle, om vervolgens op te staan uit de doden. Vandaar dat het Nieuwe Testament ook spreekt van het “teken van Jona, de profeet” (Matth. 12 : 39, 40). In ieder geval blijkt ook hier dat Jona’s ziel weldegelijk bewust was van hetgeen er gebeurde, net als in de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus!


De ziel verlaat het lichaam

Ook zien we dat het heel Bijbels is, dat bij het sterven, wanneer het gestorven lichaam begraven wordt, dat de ziel het lichaam verlaten heeft. In Gen. 35 : 18 lezen we over Rachel: “En het geschiedde, toen haar ziel uitging (want zij stierf), dat zij zijn naam noemde Ben-oni; maar zijn vader noemde hem Benjamin”. Haar ziel ging uit. Misschien dat de Jehovah’s Getuigen dit verklaren als dat haar ziel uitging als een lucifer, oftewel, ophield te bestaan. Maar in de King James 1611 staat hier: “toen haar ziel aan het vetrekken was”. Zoals we ook wel stellen dat het volk Israël uit Egypte ging, zo ging de ziel van Rachel uit haar.


Ook de gelovige bestaat na de dood

Ook de gelovige is er dus na de dood niet meer volgens de Jehovah’s Getuigen! Maar hoe spreekt dat Gods Woord tegen. In Filip. 1 : 23, 24 staat geschreven: “Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte, ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste, Maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil”. Het “ontbonden worden” is dus duidelijk hetzelfde als “het vlees te verlaten”. Wanneer verlaten wij ons lichaam? Wanneer wij sterven. En dan zegt Gods Woord dat wij dan bij Christus zijn. Dat is heel wat anders dan “ophouden te bestaan”. Natuurlijk kan Paulus dit volgens de Jehovah’s Getuigen zeggen, omdat hij als apostel één van de 144.000 is. De 144.000 hebben een hemelse roeping, en bij hun sterven worden zij in de hemel opgewekt [5], aldus het Wachttorengenootschap. En dan te bedenken dat de Heere de 144.000 identificeert (Openb. 7 : 4 – 8) en dat er nergens in Gods Woord staat dat Paulus, of één van de andere apostelen, er één van is! De 144.000 leven in de Grote Verdrukking, een tijd die nog gaat komen, en Paulus en de andere apostelen zijn al lang overleden.


"Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn"

En wat te denken van de Heere Jezus Die, bij Zijn sterven, tegen één van de “kwaaddoeners” zei: “Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn” (Luk. 23 : 43)? Dit was geen apostel, ook nogeens een kwaaddoener, simpelweg iemand die tot geloof kwam in de Heere Jezus. Hiervoor heeft men de eigen vertaling aangepast:

“En hij zei tot hem: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (NWT)”.

De uitdrukking “Voorwaar, zeg Ik u” komt 76 keer voor in de Evangeliën. Dit is een uitdrukking die de Heere Jezus gebruikt, en wordt eigenlijk altijd gevolgd door een belangrijke mededeling. Het lijkt op de Oudtestamentische uitdrukking “Zo zegt de Heere”. In het Oude Testament lezen we ook niet opeens: “Zo zegt de Heere vandaag”. En zo is het ook met de uitdrukking “Voorwaar, zeg Ik u”. Deze uitdrukking komt op zichzelf voor, en wordt altijd gevolgd door de belangrijke mededeling na een komma, een dubbele punt of het woordje “dat”. De NWT volgt deze woordvolgorde ook altijd, behalve in dit ene geval [6]. Het bewijst dat men de vertaling heeft aangepast om zo de eigen leer te ondersteunen! Het feit dat de kwaaddoener na zijn sterven met Jezus in het Paradijs zou zijn, is gewoon uit de tekst wegvertaald, om zo de vertaling aan te passen aan de leer dat er na de dood niets is tot aan de opstanding.


Ezechiël 18 : 4

Maar hoe zit het dan met het vers uit Ezech. 18 : 4, waar staat dat de ziel sterft? Dit soort teksten komen we alleen in het Oude Testament tegen, en dan, ondanks dat ook toen ziel en lichaam duidelijk onderscheiden delen waren, werd het woord "ziel" ook wel gebruikt als synoniem voor het fysieke leven. Daarom kan Ezech. 18 : 4 gaan over de fysieke dood. Het geheim kan hier zitten in het feit dat in het Oude Testament de ziel en het vlees (lichaam) van de mens met elkaar verbonden waren. Het Nieuwe Testament leert namelijk dat door het geloof in de Heere Jezus de gelovige geestelijk besneden wordt, wat inhoudt dat de gelovige “het lichaam der zonden des vleses” heeft uitgetrokken (Kol. 2 : 11, 12). Alleen op deze manier spreekt de Bijbel Zichzelf niet tegen, en hoeven we geen Nieuwtestamentische passages te vergeestelijken of te veranderen om er iets zinnigs uit te krijgen. Alleen zo klopt Gods Woord, door het gewoon letterlijk te lezen…


Prediker: geen leven na de dood?

En dan de teksten in Prediker, die spreken toch voor zich? Dat de Heere zegt dat er geen verschil is tussen mensen en dieren, dat beiden vergaan tot stof en dat zij “zich van helemaal niets bewust” zijn… Laten we naar de context van Prediker 9 : 5 kijken. Pred. 9 : 3 begint al met: “Dit is een kwaad onder alles, wat onder de zon geschiedt, dat enerlei ding allen wedervaart, en dat ook het hart der mensenkinderen vol boosheid is, en dat er in hun leven onzinnigheden zijn in hun hart; en daarna moeten zij naar de doden toe”. Prediker aanschouwt “onder de zon”. Zijn wijsheid gaat niet zozeer over allerlei geestelijke waarheden, of over één of andere leerstellige waarheid. Prediker geeft een observatie van wat hij op aarde, “onder de zon” ziet gebeuren. En iedereen, gelovig of niet, zal eens sterven. En dan houdt het menselijke plannetjes maken op… In die zin weten de doden niet meer, ze hebben geen loon meer, zelfs hun gedachtenis gaat voorbij (Pred. 9 : 5). Vers 6 zegt dan nog: “Ook is reeds hun liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid vergaan; en zij hebben geen deel meer in deze eeuw in alles, wat onder de zon geschiedt”. Ziet u dat dit niet over het leven na de dood gaat? Hier is een observatie “onder de zon”: Mensen die dood zijn, hebben geen deel meer aan dit aardse leven. De Jehovah’s Getuigen hebben dit deel volledig uit hun verband gehaald, om te bewijzen dat er geen hel is.



[1]  ‘Why He Is So Important’, Jehovah’s Witnesses Official Web Site, bron: http://www.watchtower.org/e/200612/article_02.htm.
[2]  ‘Jesus Saves – How?’, Jehovah’s Witnesses Official Web Site, bron: http://www.watchtower.org/e/20011115/article_02.htm.
[3]  ‘What Happens at Death?’, Jehovah’s Witnesses Official Web Site, bron: http://www.watchtower.org/e/200710c/article_01.htm.
[4]  ‘Will Bad People Burn in Hell’, Jehovah’s Witnesses Official Web Site, bron: http://www.watchtower.org/e/200909/article_01.htm.
[5]  ‘Real Hope for Your Loved Ones Who Have Died’, Jehovah’s Witnesses Official Web Site, bron: http://www.watchtower.org/e/bh/article_07.htm.
[6]  ‘Jehovah's Witnesses and Luke 23:43’, Robert M. Bowman Jr., Christian Research Journal, 1994, bron: http://www.iclnet.org/pub/resources/text/cri/cri-jrnl/web/crj0055a.html.