Jezus Christus: Profeet, Priester en Koning



Inleiding

In Matthéüs 2 kunt u lezen over de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten. U kunt daar lezen dat de Heere Jezus drie soorten geschenken kreeg van de Wijzen: “goud, en wierook, en mirre” (Matth. 2 : 11). Deze geschenken staan voor de drie Ambten van de Heere Jezus, namelijk: goud voor Jezus de Koning, wierook voor Jezus de Priester en mirre voor Jezus de Profeet.

Goud als edelmetaal voor een koning begrijpen we wel (1 Kon. 10 : 18 bijv.). Wierook voor een priester, omdat dit door de priesters gebruikt werd in de Tabernakel en de Tempel, zodat een welriekend reukwerk tot de Heere zou opstijgen (Ex. 30 : 34 – 36). Ook het mirre werd gebruikt voor die welriekende reuk! Maar mirre werd ook gebruikt om het lichaam van een overledene te balsemen (Joh. 19 : 39). Jezus kwam op aarde als Profeet om voor de mensen te sterven. Zo staat er van de Profeten geschreven: “Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn!” (Matth. 23 : 37a).


Jezus Christus: Koning, Priester, Profeet!

Jezus Christus kreeg deze geschenken bij Zijn geboorte op aarde. Echter deze Ambten vervulde Hij niet direct, en ook niet allemaal tegelijk! We zullen in deze studie stilstaan bij het feit dat de Heere Jezus Zichzelf door de geschiedenis heen op verschillende wijzen openbaarde. Van Hem staat geschreven in Openb. 1 : 8: “Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige”. Zo was Hij in het verleden Profeet, zo is Hij in de tegenwoordige tijd Hogepriester, en zo zal Hij in de toekomende tijd Koning zijn.


Jezus Christus is het Begin

Jezus Christus is de Alfa en de Oméga. Hij is het Begin en het Einde. Met Hem begint alles, en met Hem eindigt alles. In Joh. 17 : 5 lezen we: “En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”. We lezen hier dat de Heere Jezus bij de Vader was, EER DE WERELD WAS. Vóór de Schepping was de Heere Jezus aanwezig! Hij was bij de schepping betrokken. Dit vinden we heel mooi beschreven in Kol. 1 : 16 – 17: “Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan tezamen door Hem”. Wanneer we dan weten dat Gods Woord melding maakt van het feit dat “de Geest Gods zweefde op de wateren” (Gen. 1 : 2), dan weten we dat de Drie-eenheid bij de Schepping betrokken is, wanneer God in Gen. 1 : 26 zegt: “Laat Ons mensen maken…” Jezus Christus is het Begin. Of zoals het Johannes-Evangelie het verwoord: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is” (Joh. 1 : 1 – 3).


Jezus Christus is het Einde

Jezus Christus is ook het Einde. De wereldgeschiedenis, zoals wij die nu kennen, eindigt door het ingrijpen van de Heere Jezus, zowel voor als aan het eind van het Duizendjarig Vrederijk. Maar dat levert direct het ‘begin’ van de eeuwigheid, wanneer God zal zijn “Alles in allen” (1 Kor. 15 : 28). In de studies “De wedergeboorte van de aarde” en “De nieuwe hemel en de nieuwe aarde” wordt daar uitgebreid bij stilgestaan. Wanneer het Nieuwe Jeruzalem naar beneden komt, dan bevindt zich daarin “de troon van God en van het Lam”. Daar waar de Heere Jezus vandaag de dag aan de rechterhand van de Vader is (Hand. 2 : 34; Rom. 8 : 34; Ef. 1 : 20; Hebr. 8 : 1), terwijl de Vader op de troon is, daar waar de Heere Jezus in Jeruzalem op “de troon van Zijn heerlijkheid” (Matth. 25 : 31) zal zitten in het Duizendjarig Vrederijk, daar bevindt zich in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde “de troon van God en van het Lam”, in het Nieuwe Jeruzalem. God zal zijn “Alles in allen”!

Jezus Christus is de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde!


Jezus Christus wordt Koning!

In de tussenliggende periode, in de door God geschapen tijd, vervult de Heere Jezus Zijn drie Ambten van Profeet, Priester en Koning. Bij Zijn geboorte wordt er een profetische belofte gedaan dat Hij op “de troon van Zijn vader David” zal zitten (Luk. 1 : 32 – 33). De troon, die ergens anders “de troon van Zijn heerlijkheid” genoemd wordt (Matth. 25 : 31). Dat gaat over Zijn Koningschap. Jezus Christus zal Zijn vijanden verslaan en als Koning regeren. OP AARDE! De Bijbel is daar erg duidelijk over (Openb. 19 en 20).


Jezus Christus is Hogepriester

Maar voordat Hij terugkomt om Zijn Koningschap te aanvaarden – waarvan we in Openb. 19 lezen, dat de hemel zich opent en dat de Heere Jezus, Die “Getrouw en Waarachtig” genoemd wordt (Openb. 19 : 11), rijdend op een wit paard als “Koning der koningen en Heere der heren” (Openb. 19 : 16) komt, gevolgd door de hemelse heerlegers (Openb. 19 : 14), om duizend jaar als Koning op aarde te heersen (Openb. 20 : 4 - 6) – daarvóór is Hij bij de Vader in de hemel. In de Evangeliën lezen we over de rondwandeling van de Heere Jezus op aarde. Tijdens die rondwandeling sprak de Heere Jezus Zelf de volgende woorden, zoals we ze vinden in Joh. 14 : 1 – 3: “Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben”. De Heere Jezus is met Zijn Hemelvaart naar de Vader in de hemel gegaan, naar het Nieuwe Jeruzalem, om daar plaats voor ons te bereiden. En Hij zal ons komen halen, dat heeft Hij beloofd! En als Gemeente van Hem mogen we dan ook wachten op de Opname, het moment dat Hij ons thuis zal roepen, dat Hij ons tegemoet zal komen in de lucht, en wij Hem met alle gelovigen, die uit het graf zijn opgestaan, in de lucht tegemoet zullen gaan (1 Thess. 4 : 13 – 18). Ondertussen is de Heere Jezus bij de Vader in de hemel.

Velen bezingen de Heere Jezus vandaag de dag al als Koning. Vele liedjes (vanuit de Kerkelijke theologie) zeggen dat Jezus vandaag regeert vanaf Zijn Troon. Maar die tijd komt nog, en Zijn Troon zal hier op aarde staan. In Hebr. 8 : 1 lezen we waar de Heere Jezus Zich op dit moment bevindt: “De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanige Hogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen”. Hebreeën is in de eerste plaats (leerstellig) geschreven aan de Joden in de Grote Verdrukking. Maar het feit dat de Heere Jezus met Zijn Hemelvaart naar de Vader is gegaan, en daar vanaf dat moment aan Zijn rechterhand zit, betekent dat, wat Hebreeën leert over het Hogepriesterschap, ook geldt voor deze gemeente-bedeling. Jezus Christus is Hogepriester, aan de rechterhand van de troon van de Vader in de hemel (zie ook Ef. 1 : 20). Zo vinden we bijvoorbeeld in Rom. 8 : 34 het volgende: “Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechtehand Gods is, Die ook voor ons bidt”.


De Heere Jezus aan het werk als Advocaat

Wij hebben een Hogepriester in de hemel! En niet alleen Iemand Die Hogepriester heet, maar de Heere Jezus is voor ons aan het werk: Hij bidt voor ons. Zo spreekt 1 Joh. 2 : 1 over het feit dat de Heere Jezus een “Voorspraak” voor de gelovige is, of zoals de Engelse oude Reformatie-Bijbel, de King James 1611 zegt: Jezus is een “Advocaat” voor de gelovige. Het vers luidt: “Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige”. Als gelovigen kunnen we zondigen. Ondanks dat we wederom geboren zijn, dragen we onze oude natuur nog steeds met ons mee. Nu hebben we Gods Woord gekregen, om ons van zondigen te weerhouden, en toch, “als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt”, schrijft Paulus aan de Romeinen (Rom. 7 : 21). En juist daarom hebben wij een Voorspraak, een Advocaat bij de Vader. Jezus Christus zit aan de rechterhand van de Troon van de Vader om voor ons te bidden, en als we zondigen, dan bidt Hij voor ons. Hij heeft onze straf op de zonde(n) gedragen (1 Petr. 2 : 24). Hij is plaatsvervangend voor ons gestorven. En op grond daarvan pleit Hij bij de Vader voor ons. En om de gemeenschap, de omgang, met onze hemelse Vader zuiver te houden, mogen wij onze zonden belijden, en dan doet Hij ze weg! In 1 Joh. 1 : 9 lezen we: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid”. Want zegt 1 Joh. 1 : 7b: “En het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden”. In Job lezen we dat de satan bij God komt om Job aan te klagen (Job 1 : 6; Job 2 : 1). Maar is het niet mooi om te weten, dat als de satan dat nu nog doet, dat er dan Iemand aan Gods rechterzijde zit, Die zegt: “De straf is betaald!” Dat is toch geweldig!


Het offer van het volkomen Lam Gods

En wat is er zo bijzonder aan het Hogepriesterschap van de Heere Jezus? In het Oude Testament kunt u lezen dat de Hogepriester éénmaal in het jaar het Heilige der Heiligen binnenging, op de Grote Verzoendag. Dan moest hij eerst verzoening doen voor zijn eigen zonden, en vervolgens voor de zonden van het volk. En dat is iets wat zich elk jaar herhaalde! Hieruit blijkt dat het bloed van stieren en bokken de zonden niet weg kan nemen (Hebr. 10 : 4). Maar het offer van de Heere Jezus, van het volkomen Lam Gods, was voldoende. Hij is opgestaan uit de dood, en is de hemelse tabernakel, het hemelse Heilige der heiligen binnengegaan. Heel mooi vinden we dit beschreven in Hebr. 9 : 22 – 28: “En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Zo was het dan noodzaak, dat wel de afbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere offeranden dan deze. Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons; noch ook, opdat Hij Zichzelf dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester elk jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed; (anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde  te niet te doen, door de offerande van Zichzelf. En gelijk het de mensen gezet is, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel; alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten andere male zonder zonde gezien worden door hen, die Hem verwachten tot zaligheid”.

Om te kunnen komen tot “Het is Volbracht!” (Joh. 19 : 30), moest de Heere Jezus als Mens op aarde komen. Hij was “God geopenbaard in het vlees” (1 Tim. 3 : 16). Hij was zonder zonden (2 Kor. 5 : 21), Hij was het volmaakte Lam Gods, en kon daardoor de zonden der wereld wegdragen (Joh. 1 : 29). Hij was het Woord, dat vlees werd (Joh. 1 : 14). Maar die vleeswording had een doel: Het Lam van God zou voor de mensheid sterven en opstaan! En op grond daarvan is Hij nu voor ons “onze Hogepriester” bij de Vader.


De Engel des Heeren

Maar vóór Zijn vleeswording dan? Waar was, wat deed de Heere Jezus toen? We weten dat Hij voor de schepping bij de Vader was. Maar reeds in het Oude Testament verscheen de Heere Jezus op aarde. Hoe dan? We lezen nogwel eens over de verschijning van engelen. En één engel wordt heel specifiek “De Engel des Heeren” genoemd. Deze Engel blijkt God Zelf te zijn, deze Engel blijkt de Heere Jezus te zijn.

In Gen. 16 vinden we de geschiedenis van Abram en Hagar. We zien dat Hagar vlucht voor Sarai, en dan staat er in vers 7: “En de Engel des Heeren vond haar aan een waterfontein in de woestijn, aan de fontein op de weg naar Sur”. De Engel des Heeren vertelt Hagar om terug te keren. Maar wat antwoordt Hagar vervolgens in vers 13? “En zij noemde de Naam des Heeren, Die tot haar sprak: Gij, God des aanziens! Want zij zeide: Heb ik ook hier gezien naar Hem, Die mij aanziet?” Dit vers doet vermoeden dat de Engel des Heeren de Heere Zelf is! Maar is dit de enige verwijzing, of zijn er meer?

In Gen. 31 : 11 is er sprake van “de Engel Gods” (wat een andere titel voor de Engel des Heeren blijkt te zijn), die tegen Jakob spreekt: “En de Engel Gods zeide tot mij in de droom: Jakob! En ik zeide: Zie, hier ben ik!” Vers 12 en 13 gaan verder: “En Hij zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken, die de kudde beklimmen, zijn gesprenkelde, gespikkelde, en hagelvlakkige, want Ik heb gezien alles, wat Laban u doet. Ik ben die God van Beth-El,…”

Of laten we kijken bij Mozes, die door God, bij de brandende braambos, geroepen wordt. In Ex. 3 : 2 – 6 lezen we: “En de Engel des Heeren verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd. En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en dat grote gezicht bezien, waarom het braambos niet verbrandt. Toen de Heere zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en zeide: Mozes, Mozes! En hij zeide: Zie, hier ben ik. En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land. Hij zeide voorts: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien”. Even verderop vraagt Mozes naar Zijn Naam. In vers 14 staat dan: “En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot u gezonden”. Of zoals de King James 1611 het zegt: “I AM THAT I AM”, oftewel: “IK BEN, DIE IK BEN”. Ook volgens deze teksten is de Engel des Heeren (Ex. 3 : 2), God Zelf (Ex. 3 : 4)! En Hij maakt zich bekend als “IK ZAL ZIJN”, of “IK BEN”. Doet ons dat niet denken aan de uitspraken die de Heere Jezus op aarde deed?


De Engel des Heeren is "Ik ben"

“Ik ben het Brood des levens” (Joh. 6: 35); “Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel neergedaald is” (Joh. 6 : 51); “Ik ben het licht der wereld” (Joh. 8 : 12); “Ik ben de Deur” (Joh. 10 : 9); “Ik ben de goede Herder” (Joh. 10 : 11); “Ik ben de Opstanding en het Leven” (Joh. 11 : 25); “Ik ben een Licht” (Joh. 12 : 46); “Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven” (Joh. 14 : 6); “Ik ben de ware Wijnstok” (Joh. 15 : 1). Jezus openbaart Zichzelf als de IK BEN! En laten we Openb. 1 : 8 niet vergeten: “Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige”.


De Engel des Heeren is Jezus Christus

De vraag dringt zich op: Is de Engel des Heeren de Heere Jezus? De Heere Jezus is God. Op aarde was Hij God geopenbaard in het vlees. Was de Engel des Heeren een verschijning van de Heere Jezus in het Oude Testament? Paulus zegt in Hand. 27 : 23: “Want deze zelfde nacht heeft bij mij gestaan een Engel Gods, Wiens ik ben, Welke ook ik dien”. Diende Paulus een engel, of gaat het hier om  de Engel des Heeren, een verschijning van de Heere Jezus? Paulus zegt immers: “Van wie ik ben”. En Paulus wist zich het eigendom van de Heere Jezus, door Wie hij duur gekocht was (1 Kor. 6 : 20; Hand. 20 : 28; Openb. 5 : 9).

Vervolgens vertelt de Bijbel ons dat “niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard” (Joh. 1 : 18). Maar hoe kan dat? Want van Mozes hebben we gelezen in Ex. 3 : 6: “En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien”. En ergens anders staat over hem: “En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt; daarna keerde hij weer tot het leger; doch zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de jongeling, week niet uit het midden van de tent” (Ex. 33 : 11). God sprak “aangezicht tot aangezicht” met Mozes. Hoe is dit te verklaren, wanneer het Nieuwe Testament zegt: “niemand heeft ooit God gezien” (Joh. 1 : 18)? Het geheim zit in het tweede deel van dat vers: “de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard”. Jezus Christus is volgens Kol. 2 : 9 de belichaming van de volheid der Godheid: “Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk”. En let op het woordje ‘lichamelijk’! Daar waar mensen God zien, zien zij Jezus Christus [1], Hij is de belichaming van God, Die een Geest is (Joh. 4 : 24), en Die niemand ooit heeft gezien!

Zo verscheen God in het vlees: Jezus Christus!
Maar zo verscheen God, Jezus Christus, ook als “de Engel des Heeren”.


Zijn Naam is Wonderlijk

Zo lezen we in Richt. 13 over de verschijning van de Engel des Heeren aan de ouders van Simson. In vers 3 is sprake van: “een Engels des Heeren”, die in vers 6 “een Man Gods” genoemd wordt, waarvan geschreven staat: “wiens aangezicht was als het aangezicht van een Engel Gods”. In vers 13 wordt duidelijk dat het hier om “de Engel des Heeren” gaat, en in vers 17 wordt om zijn naam gevraagd, en dan staat er in vers 18: “En de Engel des HEEREN zeide tot hem: Waarom vraagt gij dus naar Mijn naam? Die is toch Wonderlijk”. En doet ons dat niet denken aan die zeer bekende tekst van de geboorte van de Heere Jezus in Jes. 9 : 5? “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst”. Zijn Naam is Wonderlijk!


De Heere Jezus als Profeet

De Heere Jezus verscheen ook in het Oude Testament op aarde, niet in het vlees, maar als de Engel des Heeren [2]. Zowel als Engel des Heeren, als in het vlees, verkondigde de Heere Jezus Gods Woord! Hij maakte de toekomst bekend aan Jakob, aan Mozes, aan de ouders van Simson. En toen Hij op aarde in het vlees was, vertelde Hij over Zijn lijden en opstanding, die komen gingen (Luk 18 : 31 – 34 bijv.), maar ook gaf Hij de toekomst te kennen over Zijn Tweede Komst en de dingen die daaraan vooraf zouden gaan (Matth. 24 bijv.). Het is niet voor niets dat de Heere Jezus in het Oude Testament al aangekondigd wordt als Profeet! In Deut. 18 :  15 staat: “Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broeders, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen” (zie ook Hand. 3 : 19 – 26).

En zo zien we de drie Ambten van de Heere Jezus, door de tijd heen: Profeet – (Hoge)Priester – Koning. Van Hem staat geschreven met Hebr. 13 : 8: “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid”. Ondanks dat Hij altijd God is, de Almachtige, en daarin Dezelfde is, blijkt dat Hij Zich door de geschiedenis heen op verschillende wijzen manifesteert en verschillende Ambten bekleedt.


[1] Zie voor hedendaagse verschijningen van Jezus het artikel "Ik heb Jezus gezien...!?".

[2] Probleem: de Engel des Heeren verschijnt ook bij de geboorte van Jezus! Zie bijv. Luk. 2 : 9 – 11 en Matth. 1 : 20 en 2 : 13. Hoe kan dat? Zie Joh. 3 : 13. In de nieuwe vertalingen wordt deze verklaring geschrapt!