…oordelen en veroordelen…?



Inleiding

In Rom. 2 : 1 staat geschreven: “Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen”. Dit vers wordt nogal eens misbruikt om gelovigen de mond te snoeren wanneer zij de waarheid uit Gods Woord vertellen. Bijvoorbeeld als we op grond van Gods Woord de kinderdoop ter discussie stellen, of op grond van Gods Woord zeggen dat kerken, die beweren in de plaats van Israël gekomen te zijn, door de Heere ”een synagoge des satans” genoemd worden (Openb. 2 : 9), of zeggen dat niet wederom geborenen naar de hel gaan. “We moeten elkaar niet veroordelen, we moeten elkaar in elkaars waarde laten...”, wordt er dan gezegd. Een andere tekst die daar nog weleens voor gebruikt wordt is Matth. 7 : 1, waar geschreven staat: ”Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”. En natuurlijk mag iedereen zelf weten hoe hij of zij over bepaalde zaken denkt, we leven in een vrij land, en ook voor de Heere mag iedereen zelf een vrije keus maken. Maar dat houdt niet in dat we dan de waarheid uit Gods Woord maar niet moeten laten horen, omdat we anders zouden oordelen over iemand!


Oordeelt de apostel Paulus dan?

Kijk naar de apostel Paulus. Hij zegt in 1 Kor. 3 : 1 en 3 tegen de Korinthiërs: “En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. (…) Want gij zijt nog vleselijk; want omdat onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar de mens?”. Wanneer de Galaten de waarheid loslaten, zegt hij tegen hen: ”Ik verwonder mij, dat gij zo haastig afwijkende van hem, die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander evangelie” (Gal. 1 : 6), of: ”O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij de waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn;...” (Gal. 3 : 1). Hij geeft aan dat dwaalleraars ook wel “leringen der duivelen” brengen door “verleidende geesten” (1 Tim. 4 : 1); en dat mensen voor God “dood” zijn als zij niet tot leven zijn gekomen door de wedergeboorte (Ef. 2 : 5). Maar is het niet zo dat Paulus hier oordeelt? Spreekt de apostel zijn eigen woorden tegen? Is daarmee Gods Woord niet in tegenspraak? Nee, de Heere komt door de apostel Paulus zelfs met een hele duidelijke oproep. In 1 Tim. 4 : 2 wordt tegen Timótheüs gezegd: “Predik het woord; houd aan tijdig, ontijdig; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer”. Paulus zelf bestrafte de apostel Petrus. In Gal. 2 : 11 lezen we: ”En toen Petrus te Antiochië gekomen was, weerstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was”. Maar hoe zit het dan met bijvoorbeeld Rom. 2 : 1?


Kopjes boven de Schriftgedeelten

Bij het lezen van Rom. 2 : 1 zien we dat we heel voorzichtig moeten zijn met de kopjes die door mensen boven de Bijbeltekst gezet zijn. Waarom? Rom. 1 : 18 gaat over de toorn Gods die over “alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen” gaat komen. Het is een gedeelte dat in feite over de heidenvolken gaat (ook de ongelovige Joden kunnen hier overigens onder vallen). Romeinen hoofdstuk 1 eindigt dan met een hele lijst van zonden waaraan de Heere hen overgegeven heeft, en dan gaat Rom. 2 : 1 verder met: “Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen”. Romeinen hoofdstuk 2 gaat verder met “de mens” (zie ook vers 3, 5, 10)! En dan blijkt dat de Heere pas in Rom. 2 : 17 overgaat op “gij wordt een Jood genaamd”. Vanaf dat vers worden Joden aangesproken! Maar kijk dan eens wat voor een kopje er boven Rom. 2 : 1 – 11 staat: “Onboetvaardigheid der Joden” (SV editie 1977), of “Gods oordeel ook over de Joden” (SV GBS), of: “Het oordeel Gods over de Joden” (NBG-'51). Dat klopt dus niet! Hierbij moeten we bedenken dat de kopjes in de Bijbel niet tot Gods Woord behoren. Deze zijn er voor de leesbaarheid tussen geplaatst. Maar de context laat in dit geval zien dat de eerste 16 verzen van Rom. 2 over ongelovigen gaat, en dan met name de heidenvolken. In een Studiebijbel (KJV 1611) heeft men het kopje als volgt weergegeven: “The Gentile pagan moralizers no better than other pagans” [1] (= de heidense moraalridders zijn niet beter dan andere heidenen). Een andere Studiebijbel (KJV 1611) heeft er boven gezet: “All sinners will face God's judgment” [2] (= alle zondaren zullen Gods oordeel zien). Deze beiden geven de inhoud van het Bijbelgedeelte veel beter weer! Nu zijn er nieuwe vertalingen waar, in dit geval, het kopje beter past. De HSV heeft boven dit gedeelte bijvoorbeeld staan: “Niemand te verontschuldigen”. Is dit misschien een bewijs dat de nieuwe vertalingen soms beter zijn dan de Reformatie-bijbels? Dat lijkt mij niet. De kopjes zijn een toevoeging aan de Bijbeltekst. Liever een goede Bijbel, waarin we weten dat de Heere Zijn Woord bewaard heeft, met toevoegingen (de kopjes) die hier en daar niet helemaal in orde zijn, dan een nieuwe vertaling met toegevoegde kopjes die hier en daar beter zijn maar met een Bijbeltekst die af- en toedoet aan Gods Woord!


Bepaling van de context

In ieder geval zien we in Rom. 2 dat het gedeelte niet geschreven is aan de gelovigen, maar aan de ongelovigen! En dat klopt ook wel, want de wederom geboren gelovige heeft deel aan de eerste opstanding (Openb. 20 : 4, 5), en zal daarmee niet voor het Laatste Oordeel komen. En dat is toch wel hetgeen waar de vervolg verzen naar verwijzen. In Rom. 2 : 2, 3 en 5 lezen we namelijk: “En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid is, over hen, die zulke dingen doen. En denkt gij dit, o mens, die hen oordeelt, die zulke dingen doen, en ze doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvluchten? (…) Maar naar uw hardheid, en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelf toorn als een schat, in de dag des toorns, en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods. Die een ieder vergelden zal naar zijn werken”. Omdat de Heere Jezus onze straf heeft gedragen, zullen wij niet voor het Laatste Oordeel komen. In Openb. 20 : 11 en 12 lezen we over dat Laatste Oordeel: “En ik zag een grote witte troon, en Hem, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats is voor die gevonden. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken”. Wij, als leden van het Lichaam van de Heere Jezus, zullen weliswaar voor de Rechterstoel van Christus komen (Rom. 14 : 10), maar daar zullen niet wijzelf, maar onze werken door het vuur gaan (2 Kor. 5 : 10; 1 Kor. 3 : 12 – 15), maar dat is niet hetzelfde als het oordeel van de Grote Witte Troon! Aan de tweede dood, volgend op Gods oordeel van de Grote Witte Troon hebben wij namelijk geen deel! Openb. 20 : 6 zegt: “Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren”. De ongelovigen worden geoordeeld naar hun werken, lezen we hier in Openbaring. Maar dat is exact wat we in Rom. 2 : 6 lezen: “Die een ieder vergelden zal naar zijn werken”. Rom. 2 gaat dus over de ongelovigen.


Mag een gelovige iemand op zonde wijzen?

Rom. 2 : 1 heeft dus niet te maken met gelovigen die de waarheid aan de hand van Gods Woord verkondigen! Maar mag je een ongelovige wel wijzen op het feit dat Gods toorn over de zonde gaat komen? Er staat toch geschreven: “…, want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen” (Rom. 2 : 1)? Ondanks dat wij geloven, doen wij nog steeds foute dingen! Allereerst: Paulus, beter gezegd: de Heere Zelf, wijst er hier toch ook op dat Gods toorn over de zonde gaat komen? Uiteindelijk is het niet de gelovige die een ongelovige veroordeelt door hem of haar te vertellen dat hij of zij verloren gaat! Nee, de ongelovige is al veroordeeld door God! In Joh. 3 : 18 lezen we: “Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God”. De gelovige vertelt alleen iets wat al een feit is. Hij geeft de boodschap van de Heere door. En ja, die gelovige maakt nog steeds fouten, waarvoor deze overigens vergeving mag vragen, maar… de gelovige heeft de conclusie getrokken dat hij Gods oordeel niet eigenhandig kan ontvluchten. De gelovige heeft begrepen wat Gods Woord zegt met: “Maar al deze dingen, door het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want al wat openbaar maakt is licht” (Ef. 5 : 13). De gelovige heeft ontdekt dat Hij zondig is, en vergeving nodig heeft. Dat is wat we bijvoorbeeld in 2 Kor. 5 : 15, 17 en 19 lezen: “Als die dit oordelen, dat, indien Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, Die voor hen gestorven en opgewekt is. (…) Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. (…) Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd”. En daarom is de gelovige naar Jezus Christus gevlucht. Jezus Christus heeft het oordeel van God voor de mens gedragen. De gelovigen zijn net zo schuldig als de ongelovigen, maar zij hebben de oplossing voor het schuldprobleem gevonden! Jezus Christus maakt hen rechtvaardig voor God, want Hij heeft de zondestraf gedragen! In 2 Kor. 5 : 21 lezen we nog: “Want Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”.


Gods Woord doorgeven, zodat anderen tot inzicht mogen komen...

De gelovige oordeelt dus niet door zonde aan de kaak te stellen, of door te vertellen dat Gods toorn over de zonde gaat komen, nee, hij brengt het aan het licht! Met de bedoeling dat iemand tot bekering kan komen. Want tegen die ongelovige zegt Rom. 2 : 5: ”Of veracht gij de rijkdom van Zijn goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?”. Het is Gods goedertierenheid dat Hij Zijn Zoon in de wereld gezonden heeft. In Titus 3 : 4 en 5 lezen we: “Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing van de  Heilige Geest”. Hij is verdraagzaam en geduldig, want Hij laat de zonde nog steeds toe, opdat mensen tot geloof kunnen komen en vervolgens behouden zijn. In 2 Petr. 3 : 9 lezen we namelijk: “De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen”. De gelovige is tot bekering gekomen en openbaart het licht van Gods Woord, door Zijn Woord door te geven, opdat ook de ongelovigen tot bekering mogen komen.


De mens is niet te verontschuldigen

Waar het in Rom. 2 : 1 om gaat, is dat de heidenen zichzelf veroordelen. Mensen zijn van nature heel goed in “met het vingertje wijzen”. “Zie je hoe slecht hij is?”, of “zie je wat hij doet?” De mens is geneigd om naar de ander te wijzen, die in zijn ogen slechter is dan hijzelf. En op die manier wil de natuurlijke mens denken dat het wel goed met hem komt. Want zo slecht is hij zelf toch niet? Maar dan zegt Gods Woord: “Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen” (Rom. 2 : 1). En laten we wel zijn, de Heere is duidelijk, en zegt in Zijn Woord: “Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle” (Jak. 2 : 10). Met andere woorden, de mens kan wijzen naar iemand die moordt, terwijl hijzelf (of zijzelf) misschien wel denkt rein te leven, maar ondertussen wel naar die mooie vrouw (of man) kijkt die voorbij komt… (Matth. 5 : 28). Of de mens nu moord, of overspel pleegt, liegt, de ouders ongehoorzaam is, of vul maar iets in (en lees Rom. 1 : 29 – 31 eens door), de mens is in overtreding aan Gods Wet. De mens is niet te verontschuldigen… Gods toorn gaat erover komen… tenzij de mens tot bekering komt en zich laat rechtvaardigen door Jezus Christus!


Onze opdracht

Dat is waar deze tekst over gaat. Laat u dus nooit door iemand een schuldgevoel aanpraten, wanneer u mensen wijst op Gods Woord! U veroordeelt in dat geval niet, de mens is alreeds veroordeeld! En in het kader van Gods Woord hebben gelovigen de taak te toetsen aan Gods Woord. In 1 Petr. 4 : 11 lezen we: “Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Wie toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen”. Met andere woorden: mensen Gods Woord voorhouden is niet oordelen of veroordelen…. Dat is onze opdracht!


[1] 'The Scofield Study Bible', Rev. C. I. Scofield, D.D., Oxford University Press, New York, 1909, blz. 1192.
[2] 'The Ruckman Reference Bible', Dr. Peter S. Ruckman, BB Bookstore, Pensacola, FL, USA, 2009, blz. 1486.