De Alverzoening over de dood en de hel



Inleiding

Dit is de derde studie in een reeks van vijf over de Alverzoening. In de studie “De Alverzoening en het “eeuw-ige”(?) leven” zagen we dat de Alverzoening het Bijbelse “eeuwige leven” uitlegt als het leven van de toekomende eeuw, en niet als het leven (bij de Heere) zonder einde. Toch gelooft men niet dat bijvoorbeeld de “eeuwige God” maar tijdelijk zou zijn. Men haalt dan aan dat God onvergankelijk is. Maar wij hebben, door Schrift met Schrift vergelijken, aangetoond dat de wederom geboren gelovige NU al leeft voor God, en niet pas in de toekomende eeuw. Ook hebben we gezien dat de gelovige nu al geboren is uit onvergankelijk zaad! Uit zaad dat niet vergaat. Dat is wat Gods Woord Zelf zegt! Oftewel: de gelovige heeft deel aan het onvergankelijke leven! En daarom is de genadegift van God in Jezus Christus, het eeuwige leven, heel gewoon “eeuwig leven”, een leven “zonder einde”!

In diezelfde Bijbelstudie zagen we ook dat de Alverzoening leert dat dood heel gewoon dood is, in de betekenis van “niet-zijn”. De gelovige, zegt men, is na zijn of haar sterven niet bij Christus, maar is er gewoon niet [1]. We zagen, opnieuw door Schrift met Schrift vergelijken, dat dit, in de directe context van aangehaalde verzen, helemaal niet klopt. De Bijbel zegt juist onomwonden, dat wanneer een gelovige sterft, hij of zij MET CHRISTUS is! Dus voor de gelovigen hebben we reeds aangetoond dat er geen sprake is van een “niet-zijn”! Maar waar haalt men dat idee van een “niet-zijn” vandaan?


Bijbelse verdeling niet vergeten: de mens bestaat uit geest, ziel en lichaam

Een Alverzoeningssite schrijft hier het volgende over:

“Zó wordt de dood door God Zélf gedefinieerd. De eerste keer dat uitleg gegeven wordt aan het begrip ‘sterven’ lezen we: … in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Genesis 3:19. En de wijze Salomo schreef: … en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft. Prediker 12:7. Het stoffelijke lichaam keert terug naar de aarde waaruit het genomen is. En de (levens-)geest keert terug tot God die het ooit gegeven heeft. De dood is dus geen nieuwe ervaring maar het brengt de mens juist weer terug bij ‘af’. Zoals een mens geen enkele gewaarwording heeft vóór zijn geboorte, zo ook niet meer na zijn sterven” [2].

Natuurlijk kennen ook wij die tekst in Gen. 3 : 19. Maar waar gaat het over in die tekst? Wat keert er terug tot stof? Dat is het lichaam! In het citaat spreekt men óók over de geest, maar waar is de ziel in dit relaas? In Gen. 2 : 7 lezen we over de schepping van de mens: “En de Heere God had de mens geformeerd uit het stof der aarde [hier hebben we het lichaam van de mens], en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens [de mens heeft een geest gekregen]; alzo werd de mens tot een levende ziel [en daaruit ontstond dus een levende ziel]”. De mens bestaat uit drie delen! Dat is ook wat we bijvoorbeeld lezen in de zegenbede van 1 Thess. 5 : 23: “En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam, worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Heere Jezus Christus”. In meer stromingen en door meer theologen wordt dat onderscheid weggehaald. Maar hoe moeilijk dat onderscheid soms ook is, doordat teksten soms niet helemaal duidelijk zijn, de Bijbel zegt dat de mens bestaat uit geest, ziel en lichaam. En zo is de mens dan ook geschapen, hebben we zojuist gezien. Het is dan ook heel gevaarlijk om op basis van een tekst over het lichaam, dat tot stof terugkeert, te concluderen dat de mens er in zijn geheel na het sterven niet meer is.


Hebben de doden geen bewustzijn?

Om aan te tonen dat de mens “zo ook niet meer na zijn sterven” ook maar een enkele gewaarwording heeft, haalt men aan dat de dood is als slapen. En ja, dat is wel wat de Bijbel zegt. Zo zegt de Heere Jezus in Matth. 9 : 24 over het dochtertje van Jaïrus: “...want het dochterje is niet dood, maar slaapt”. Van Lazarus zegt de Heere Jezus in Joh. 11 : 11: “...Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit de slaap op te wekken”. En ja, wanneer het over de Opname gaat, in 1 Thess. 4 : 16, dan lezen we toch ook: “...dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen hen, die ontslapen zijn”. Dit is allemaal waar, want het staat in Gods Woord. Maar... men combineert dit dan met teksten als Psalm 115 : 17, waar we lezen: “De doden zullen de Heere niet prijzen, noch die in de stilte neergedaald zijn”, of Prediker 9 : 5, waar we lezen: “Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al;...”. En de conclusie die de Alverzoening dan maakt is:

“In vele toonaarden meldt de Schrift dat de doden geen enkel bewustzijn hebben” [3].

Maar is dit reëel aan de hand van de aangehaalde voorbeelden? Pred. 9 : 5 wordt bijvoorbeeld maar voor de helft geciteerd. En dat is gemeen. Dit halve vers suggereert op deze manier inderdaad dat de doden niets weten. Maar dit vers gaat in de context verder, en dan blijkt dat de doden “op aarde”, “onder de zon”, niets meer weten… Dit vers gaat dus over het lichaam dat in het graf komt, en niet over de ziel die ergens anders naar toe gaat en geen invloed meer op aarde kan uitoefenen. Laten we verder lezen in Pred. 9 : 5 en 6: “Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al, zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. Ook is reeds hun liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid vergaan; en zij hebben geen deel meer in deze eeuw in alles, wat onder de zon geschiedt”. De context van Gods Woord kan niet duidelijker zijn! Doden hebben geen deel meer aan alles wat op aarde gebeurt, en daar hebben zij dan ook geen weet van. Maar dit zegt opnieuw niets over bijvoorbeeld de ziel! Dit is een duidelijk bewijs dat de Alverzoening de teksten uit de context haalt en er een eigen boodschap van maakt.


“De doden zullen de Heere niet prijzen...”

Maar Psalm 115 : 17 dan? Leest u deze Psalm eerst eens door. Helemaal los van de leerstellige toepassing van deze Psalm – is het nu voor Israël in het verleden of voor Israël in de Grote Verdrukking of in het Duizendjarig Vrederijk? – waar gaat deze Psalm globaal over? In vers 1 lezen we over het feit dat God de eer krijgt, en in vers 2 lezen we: “Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God?” Vervolgens lezen we dat afgoden helemaal niets kunnen, en de uistspraak: “Dat die hen maken hun gelijk worden” (Ps. 115 : 8). En vervolgens de oproep om op de Heere te vertrouwen, want Hij kan wel zien, luisteren en spreken. “Hij is hun Hulp en hun Schild” (Ps. 115 : 11).  En dan zegt Ps. 115 : 13: “Hij zal zegenen, die de Heere vrezen, de kleinen met de groten”. Het gaat hier om een zegen op aarde! God wil helpen op aarde, want “de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven” (Ps. 115 : 16). Dit gaat helemaal niet over het leven na de dood! Eigenlijk net als bij Prediker is de conclusie: Als de mens sterft, looft hij hier op aarde de Heere niet meer, want in het graf is het stil! Ps. 115 : 17 zegt: “De doden zullen de Heere niet prijzen, noch die in de stilte zijn neergedaald”. Maar dat zegt niets over de ziel, die op dat moment ergens anders zou kunnen zijn. De doden zorgen er niet voor dat de heidenen antwoord op hun vraag krijgen uit Ps. 115 : 2: “Waar is nu hun God?” Daarvoor prijzen de levenden Hem! In vers 18 lezen we: “Maar wij zullen de Heere loven van nu aan tot in eeuwigheid. Hallelujah!”. Een andere Psalm, met een gelijksoortig vers, bevestigt dit eens te meer. In Psalm 30 : 10 lezen we: “Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn neerdalen tot de groeve? Zal u het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?”. Toegepast op vandaag de dag: Wanneer een kind van God sterft, dan is het getuigenis stil! Dan wordt Gods Waarheid door dat kind van God niet meer op deze aarde verkondigd. En dat is waar deze verzen over gaan!


Wie of wat slaapt er eigenlijk als iemand gestorven is?

Maar hoe zit het dan met dat slapen? Als we slapen worden we toch niets gewaar? Daartegenover zou ik willen zetten: Maar als we slapen, zijn we ook niet dood! En als ik een slechte nacht heb, en onrustig slaap, dan weet ik 's ochtends weldegelijk dat ik slecht geslapen heb… Maar laten we nu niet zelf aan het filosoferen slaan. Wat ik eigenlijk maar zeggen wil: eigenlijk is het maar net hoe de beeldspraak van slaap uitgelegd wordt… Dus: geeft de Schrift misschien Zelf een hele duidelijke heenwijs? In het kader van Schrift met Schrift vergelijken…? Jazeker, er staat een hele mooie tekst in Matth. 27 : 52. In dat vers lezen we heel duidelijk dat de lichamen der heiligen slapen: “En de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt”. Het lichaam slaapt dus. Daarom spreekt de context van 1 Thess. 4 : 13 – 15, over de Opname van de Gemeente, ook over ontslapenen, want op dat moment krijgen zij, wiens lichamen slapen, een opstandingslichaam (zie ook Jes. 26 : 19)!


Sterft de ziel van de mens wanneer hij zijn laatste adem uitblaast?

Wanneer wij dus alleen een lichaam gehad zouden hebben, desnoods in combinatie met de geest, dan had de Alverzoening op dit punt gelijk gehad… Maar de Bijbel laat zien dat de mens ook een ziel heeft! En ja, ook daar heeft de Alverzoening wat over te zeggen. Men schrijft:

“Is de ziel onsterfelijk? Nee. We komen in de Bijbel b.v. de volgende uitspraken tegen: De ziel [Hebreeuws: nefesj] die zondigt, die zal sterven. Ezechiël 18:4,20. (…) God formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus en alzo werd de mens een levende ziel. Genesis 2:7; SV. Wanneer de mens de levensadem weer uitblaast en weer terugkeert naar de aardbodem dan is hij een dode ziel geworden. “Dode zielen” is een uitdrukking die een paar keer in het boek Leviticus voorkomt (19:28, 21:1; helaas komt dit niet tot uitdrukking in de meeste vertalingen). Het idee van een onsterfelijke ziel komt rechtstreeks uit de Griekse filosofie, niet uit de Schrift” [4].

Het zogenaamde feit dat wanneer de mens de (laatste) adem uitblaast, zijn ziel dood is, dat staat niet letterlijk in de Bijbel. Dat is de schepping terugredeneren, en dat is onzin, want met het sterven van de mens, wordt de schepping ook niet ongedaan gemaakt! Sterker nog: het klopt Schriftuurlijk niet! Waarom niet? Omdat in Gen. 2 : 7 sprake is van een mens, die geschapen wordt naar Gods Beeld (Gen. 1 : 26). Die mens krijgt dan ook Gods Levensadem, Zijn Geest ingeblazen! Maar de Heere waarschuwde de mens: als zij niet naar de Heere zouden luisteren, zouden zij de dood sterven (Gen. 2 : 17). En wanneer zouden zij de dood sterven? “Ten dage, als” zij van de verboden boom zouden eten. We weten allemaal dat Adam en Eva helemaal niet stierven op het moment van de zondeval, in ieder geval niet lichamelijk! De Heere plaatste hen uit de hof van Eden (Gen. 3 : 24). Is de Bijbel dan in tegenspraak? Nee… dat is de Bijbel nooit! Wat hier speelt, is waar we het al eerder over gehad hebben: de mens bestaat uit geest, ziel en lichaam. Daar waar de eerste mens naar Gods Beeld geschapen werd, daar lezen we van de in zonde gevallen mens niet dat hij naar Gods Beeld geschapen of geboren werd, máár, dat hij geboren werd naar het beeld van zijn zondige ouders! In Gen. 5 : 3 lezen we: “En Adam leefde honderd dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth”. De mens was door de zondeval dus “Gods Beeld” verloren, en droeg nu het beeld van de zondige mens!

Maar waar zit dan het verschil in? Blijkbaar niet zo zeer in het levende lichaam…. (ja, in zijn lichaam woont nu de zonde, maar we beperken ons nu tot leven en dood), blijkbaar ook niet in de levende ziel, want die ziel blijkt door de rest van Gods Woord heen óók nog te leven… Dan blijft de geest over. Wat roept de Heere Jezus in het Nieuwe Testament? “...Gij moet wederom geboren worden” (Joh. 3 : 7)! Wat ontvangt de mens wanneer hij of zij tot geloof komt? De Heilige Geest (Gal. 3 : 2; Ef. 1 : 13, 14)! Met andere woorden: de mens is door de zondeval de Levensadem van God kwijtgeraakt, en kan Deze door de wedergeboorte terugkrijgen. En de Bijbel zegt dan ook dat de mens van nature dood is voor God! In de studie “De Alverzoening en het “eeuw-ige”(?) leven” hebben we ook al even bij Ef. 2 : 1 stilgestaan, daar staat geschreven: “En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”. Ondanks dat heeft die mens een levend lichaam en een levende ziel! We zien in elk geval dat Adam en Eva weldegelijk stierven OP DE DAG DAT zij van de boom aten. Zij stierven geestelijk! Maar dat betekent dus ook dat de conclusie die de Alverzoening aan Gen. 2 : 7 verbindt – dat wanneer de mens zijn laatste adem uitblaast, en sterft, dat hij dan geen levende ziel meer is – niet deugt! Want de geest van de natuurlijke mens is al dood, terwijl hij nog steeds een levend lichaam heeft en een levende ziel heeft! Die conclusie, die de Alverzoening trekt, mag op basis van dit vers, gezien wat de Schrift ons verder openbaart, helemaal niet getrokken worden!


De ziel vertrekt bij het sterven

Het idee van een onsterfelijke ziel komt dan ook niet zo zeer uit de Griekse filosofie, al kan het ook daar best onderdeel van zijn, maar het is gewoon Gods Woord, dat daar informatie over geeft. Zo maakt de Bijbel duidelijk, dat als iemand sterft, dat zijn ziel vertrekt. Zo lezen we in Gen. 35 : 18 het volgende over het sterven van Rachel: “En het geschiedde, toen haar ziel uitging (want zij stierf) [de KJV1611 zegt: “toen haar ziel vertrok”], dat zij zijn naam noemde Ben-oni; maar zijn vader noemde hem Benjamin”. Dus zij stierf, en haar ziel ging uit haar, haar ziel vertrok!


De Heere Jezus openbaart de toestand van het hiernamaals!

En zo lezen we in bijvoorbeeld Luk. 16 : 19 – 31 over de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus. Zij beiden sterven. En dan staat er van de rijke man geschreven: “En de rijke stierf ook, en werd begraven. En toen hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste van zijn vinger in het water dope, en mijn tong verkoele; want ik lijd smarten in deze vlam” (Luk. 16 : 23, 24). De rijke man opende dus zijn ogen in de hel… Dat waren niet de ogen van zijn lichaam… Dat waren de ogen van zijn ziel! Nu wordt dit gedeelte door velen afgedaan als een gelijkenis, en daarmee zou het geen waarde hebben, in wat de Heere Jezus hier vertelt over het leven na de dood in de Oudtestamentische situatie. Bij de Alverzoening is dat niet anders:

“Het verhaal van de rijke man en Lazarus is een gelijkenis. Het is waar dat dit niet expliciet zo wordt genoemd, maar dat zegt niet zo veel. (…) Gelijkenissen zijn verhalen die de ware zin toedekken. De Here Jezus vertelde ze aan de schare omdat zij juist niet mochten weten welke betekenis er achter schuil ging. Alleen degene die luistert naar “Mozes en de profeten” (16:29) is in staat de betekenis te verstaan. De gelijkenis van de rijke man en Lazarus openbaart niet de toestand van het hiernamaals, het verbergt deze juist! Matteüs 13:13” [5].

Dit is een halve waarheid. Het klopt dat de Heere Jezus gelijkenissen gebruikte omdat de mensen het niet begrepen. Vaak wordt dan gezegd, dat de Heere Jezus deze gelijkenissen gebruikte om het duidelijk te maken. Maar dat is inderdaad niet waar. De Heere Jezus gebruikte de gelijkenissen, juist zodat de mensen niet wisten waar Hij het over had (Matth. 13 : 11, 13 – 15, 34 – 35). Maar voor Zijn volgelingen gold juist dat zij het wél begrepen! Daarvoor legde de Heere Jezus deze gelijkenissen juist aan hen uit. In Matth. 13 : 11 lezen we: “En Hij antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar hun is het niet gegeven”. En Matth. 13 : 16 gaat verder: “Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen”. Dus wanneer de Heere Jezus in Matth. 13 : 35 dan uitspreekt: “Ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld”..., dan betekent dat, dat deze dingen voor de wereld verborgen blijven, maar dat zij voor Zijn volgelingen juist geopenbaard zijn! Zij hebben door Zijn openbaring meer licht gekregen. Net zo goed als het Evangelie der Genade Gods pas aan Paulus geopenbaard is (Kol. 1 : 24 – 29; Ef. 3 : 1- 3), daarvóór was het verborgen, maar daarna niet. Althans voor wederom geboren Christenen niet…. En zo is het ook met de gelijkenissen. De Heere Jezus openbaarde daar dingen in, die verborgen waren, maar die met Zijn verhalen bekend zijn geworden. Hij deed dat in verhaalvorm, zodat Zijn volgelingen Hem begrepen, maar de wereld begreep er helemaal niets van. Voor hen bleef/blijft het een verborgenheid. Dus, dat toegepast op de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus: stel dat het een gelijkenis zou zijn, dan houdt dat voor Zijn volgelingen in dat het de toestand van het hiernamaals niet verbergt, maar juist openbaart! Voor de wereld blijft de toestand van het hiernamaals in het Oude Testament dus verborgen, maar blijkbaar openbaart de Heere Jezus juist iets over het hiernamaals voor de Zijnen!

Ik geloof niet dat het in deze geschiedenis om een gelijkenis gaat, de Heere zegt het nergens. Beeldspraak wordt in de Bijbel eigenlijk altijd uitgelegd, en met het feit dat de Heere Jezus hier niet zegt: “Dit is als…”, openbaart Hij hier het één en ander over het leven na de dood in de Oudtestamentische situatie, tot aan de Opstanding van Jezus Christus.


Een exacte betekenis...

Maar al zou de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus wel een gelijkenis zijn, dan nog hebben gelijkenissen altijd een hele exacte betekenis. In de studies over Matth. 13 hebben we stilgestaan bij bijvoorbeeld de gelijkenis van de Zaaier [6] en de gelijkenis van het onkruid [7]. We zagen dat de Heere Zelf eigenlijk alles uit de gelijkenis uitlegt. Wanneer de Heere beelden, vergelijkingen, gebruikt in Zijn Woord, dan legt Hij deze beelden meestal ook uit in Zijn Woord. Wanneer er geen aanleiding is om de tekst figuurlijk te lezen, dan moeten we dat ook niet doen, maar de tekst gewoon letterlijk nemen. Ook in de gelijkenis van het onkruid zien we dat de Heere alle beelden uitlegt: Die het goede zaait = de Zoon des mensen (Matth. 13 : 37); de akker = de wereld (Matth. 13 : 38), enzovoort. Er is één ding in die gelijkenis wat geen aparte uitleg krijgt, en dat is het vuur. Het vuur moeten we dan ook letterlijk nemen. Vuur = vuur! En dat merken we dan ook in de uitleg. Daar waar in de gelijkenis het vuur het onkruid verbrandt (Matth. 13 : 30), daar verbrandt het vuur in de uitleg al de ergernissen en degenen die de ongerechtigheid doen (Matth. 13 : 41, 42), oftewel: de kinderen van de boze (Matth. 13 : 38). Maar vuur blijft in de uitleg ook vuur! Conclusie: Een gelijkenis is dus niet een verhaal waar we alle kanten mee uit kunnen, of een verhaal met één centrale boodschap. Maar een gelijkenis, ja, elk detail ervan, heeft een hele exacte betekenis! In ieder geval zien we dat de Alverzoening de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus bestempelt tot gelijkenis, en behoorlijk benadrukt dat een gelijkenis de dingen “verbergt”. Maar dat is geen eerlijke redenatie, want voor Gods kinderen maken gelijkenissen Gods dingen juist duidelijk!


Geeft de Heere Jezus de leer der Farizeeën door?

De Alverzoeningssite gaat verder:

“In het ‘Oude Testament’ vinden we vele expliciete uitspraken over de toestand der doden. Het ‘Oude Testament’ geeft hierover een unaniem getuigenis” [8].

Ondertussen weten we wat men daarmee bedoelt: Teksten, die uit het verband gehaald zijn, moeten aantonen dat de doden ook echt dood zijn, terwijl Gods Woord laat zien dat het over het lichaam en het graf gaat, waarnemingen “onder de zon”. In ieder geval spreken die feiten geenszins de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus tegen, want daar gaat het over de ziel! En dan gaat de Alverzoeningssite verder:

“Het verhaal over de rijke man en Lazarus staat haaks op het onderwijs van “Mozes en de profeten” aangaande de toestand der doden. Het sluit echter wel naadloos aan bij de overleveringen van de Farizeeërs. De volgende uitdrukkingen en gedachten zijn aantoonbaar verwant (niet aan de Schrift maar) aan de rabbijnse literatuur : *) na het sterven gedragen worden door engelen, *) Abahams schoot, *) de grote kloof, *) pijn lijden in de vlammen en de onmogelijkheid om van de ene plaats naar de andere te steken. Wanneer we het verhaal van de rijke man en Lazarus letterlijk zouden moeten nemen, worden we geconfronteerd met een aaneenschakeling van ongerijmdheden. Hebben mensen in het dodenrijk (dus vóór de opstanding!) reeds een lichaam? Een lichaam waarmee men kan zien, pijnigingen kan ondergaan, dorst kan lijden, etc.? Waartoe dient in dat geval nog de opstanding? Ze hebben toch al een lichaam?...” [9].

Hier wordt dus de geschiedenis, die de Heere Jezus vertelt, afgedaan als overlevering van de Farizeeën! Is het niet verdrietig? De Heere Jezus, Die zo waarschuwde tegen de Farizeeën en hun leer (zie bijv. Matth. 16 : 6, 12), zou “een verhaal” doorgeven dat bol staat van de overleveringen der Farizeeën! Maar dat is ernstig, dat men dat durft te beweren! Maar even los daarvan… Het feit dat Rooms-katholieken spreken over de kruisiging van de Heere Jezus, maakt hen niet minder afgodendienaars, maar onder tussen blijft de waarheid van de kruisiging van de Heere Jezus “als een paal boven water staan”! Want dat staat in Gods Woord! Het feit dat de Heere Jezus dit openbaart, gelijkenis of niet, betekent dat het geen leer van de Farizeeën is, ook al zouden sommige elementen bij de Farizeeën terug te vinden zijn. Sterker nog, als de Heere Jezus hier niets over gezegd had, dan hadden mensen later misschien gedacht dat het leer der Farizeeën zou zijn. Fijn hè, dat onze Heere dit in Zijn Woord heeft laten opnemen?!


Staan er ongerijmdheden in Gods Woord?

Voor de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus geldt dat al die details vreemd mogen overkomen (zie het laatste citaat hierboven), maar ze staan wel in Gods Woord! Zijn ze ook vreemd? De vraag wordt gesteld of “mensen in het dodenrijk” (over Griekse filosofie gesproken...de term “dodenrijk” komt uit de Griekse filosofie) “reeds een lichaam” hebben? Nee, de mensen hebben geen fysiek lichaam. Maar blijkbaar hebben zielen een lichamelijke vorm, die zelfs kleding kunnen dragen: zo staat in Openbaring 6 : 9 – 11 geschreven: “En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die gedood waren om het Woord Gods, en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die gedood waren om het Woord Gods, en om het getuigenis, dat zij hadden. En aan een ieder werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, zoals zij”. Blijkbaar staat het gedeelte in Lukas niet op zich, en kunnen zielen kleding dragen. Blijkbaar heeft een ziel een lichamelijke vorm! Een grote ongerijmdheid is dit blijkbaar geenszins, het wordt gewoon door andere delen van Gods Woord bevestigd!


Als men het ene ontkent, gaat men het andere ook ontkennen...

In Luk. 16 zien we dat zielen kunnen spreken, in Openb. 6 zien we dat zielen kunnen spreken. Het bevestigt elkaar. Maar als men Luk. 16 letterlijk ontkent, moet men Openb. 6 natuurlijk ook letterlijk ontkennen. Dat betekent dus dat de Alverzoening ook dit gedeelte zal proberen te ontkrachten! Zo schrijft een Alverzoeningssite over het gedeelte in Openb. 6 het volgende:

“We lezen hier over zielen onder het altaar die geslacht waren en die roepen. Het zijn met recht ‘slachtoffers’. Onder een letterlijk altaar wordt letterlijk bloed van offers gezien. Maar in dit visioen is sprake van een figuurlijk altaar en daar wordt geen bloed, maar worden zielen gezien. Dat is in het Bijbels spraakgebruik synoniem. (…) Het roepen om wraak van de zielen onder het altaar (in Openbaring 6) kan hetzelfde verstaan worden als het bloed van Abel dat destijds ook ‘riep’. Niet letterlijk dus, maar figuurlijk” [10].

En zo blijft er niets van de Bijbel over… Er wordt geen letterlijk bloed gezien, maar het zijn ook niet de zielen die bloed moeten voorstellen, want het zijn juist de zielen die uitroepen: “Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen” (Openb. 6 : 11). Het is gewoon letterlijk. Waarom zou er sprake zijn van een figuurlijk altaar? In de hemel is nu eenmaal een altaar! (zie bijv. ook Openb. 8 : 3). Was het niet Mozes die de Tabernakel moest namaken van hetgeen de Heere hem had laten zien (Ex. 25 : 9)? De aardse Tabernakel was een afspiegeling van hetgeen in de hemelen aanwezig is. De aardse Tabernakel bevatte een altaar, de hemel bevat op gelijke wijze een altaar. In Hebr. 9 : 23 en 24 lezen we: “Zo was het dan noodzaak, dat wel de afbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere offeranden dan deze. Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons”. In de hemel is weldegelijk een altaar, en onder dat altaar zijn zielen, die kleding kunnen dragen!


Het opstandingslichaam

We zagen dus dat zielen een lichamelijke vorm hebben, en dat daar niets ongerijmds aan is. Zo ook de andere vraag, die als “ongerijmdheid” gesteld wordt: “Waartoe dient dan nog de opstanding? Ze hebben toch al een lichaam?” Dat de ziel een lichamelijke vorm heeft, wil nog niet zeggen dat de ziel een fysiek lichaam heeft. De Bijbel maakt niet voor niets onderscheid tussen ziel, geest en lichaam! De zielen krijgen een opstandingslichaam, en voor de Gemeente is dat bij de Opname van de Gemeente (Filip. 3 : 21; 1 Thess. 4 : 13 – 18)! Dus de Opstanding heeft weldegelijk een doel. En zo worden er nog meer zogenaamde ongerijmdheden genoemd, die we hier niet allemaal gaan behandelen, maar die eigenlijk allemaal terug te voeren zijn op Gods Woord.


Gebruik van beeldspraak om de Bijbelse werkelijkheid te ontkennen

De Alverzoening heeft natuurlijk de gelijkenis en de beeldspraak nodig om van de “smarten in de vlam” (Luk. 16 : 24) af te komen. Zo lezen we een klein stukje uit de uitleg die een Alverzoeningssite bij deze zogenaamde gelijkenis geeft:

“In het sterven van de rijke man en de pijnigingen daarna, kunnen we een verwijzing zien naar de beëindiging van de Joodse staat in het jaar 70 AD en de ‘vlammen’ van het antisemitisme gedurende alle navolgende eeuwen” [11].

En dan te bedenken dat de Schrift Zelf in dat gedeelte geen enkele aanleiding geeft om de vlam van de hel anders uit te leggen. Al zou de rijke man staan voor de ongelovige leiders van het Joodse volk, dan nog staat er van Israël geschreven: “Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden” (Matth. 8 : 11, 12). Deze verzen gaan over het Koninkrijk, nu nog toekomst, en tegelijkertijd staat daar dat de eigenlijke kinderen van het Koninkrijk in de buitenste duisternis gegooid worden, waar “wening en knersing der tanden” is! Dit gaat over hetzelfde, over de hel, waar het ook in Luk. 16 over gaat. Overigens mooi dat ook hier in het hiernamaals Abraham een rol speelt (Gods Woord is een eenheid!)!

Daar komt bij dat ook andere Schriftgedeelten laten zien dat er sprake is van eeuwigdurende pijniging. Het was nota bene de Heere Jezus Zelf, Die zei: “Dan zal Hij zeggen ook tot hen, die ter linkerhand zijn; Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is” (Matth. 25 : 41). Bij het Laatste Oordeel staat over de duivel geschreven: “En de duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en sulfer, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid” (Openb. 20 : 10). Openb. 20 : 15 laat vervolgens zien dat een ieder die niet in het boek des levens staat, hetzelfde lot toekomt: “En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel des vuurs”. Ik denk dat er verder geen woorden nodig zijn, om te laten zien dat de allegorische uitleg van de “rijke man en de arme Lazarus” niets meer met Schriftuitleg te maken heeft!


Door de Bijbel (verkeerd) te citeren wordt de aandacht van de werkelijke betekenis afgeleid

Toch willen we nog bij één aspect van de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus stilstaan. In de Bijbel wordt van een aantal mensen beschreven dat zij opstonden uit de dood. Denk aan Lazarus (niet de arme Lazarus, maar één van de vrienden van de Heere Jezus), denk aan het dochtertje van Jaïrus, en zo zijn er nog wel enkele voorbeelden te noemen. Als reden dat dood ook echt dood is, in de zin van een “niet-zijn”, wordt door de Alverzoening ook nog het volgende aangehaald:

“Stel u voor dat in de dood allerlei ervaringen worden opgedaan, dan zouden we toch mogen verwachten dat de paar mensen die uit deze toestand weer zijn teruggekomen (zoals b.v. het dochtertje van Jaïrus en Lazarus) daarover heel veel zouden hebben gemeld. Zij waren immers ‘ervaringsdeskundigen’. Maar het zwijgen van de Schrift hierover is ‘oorverdovend’! Een stilzwijgen dat verklaard wordt door de mededeling dat de doden ‘slapen’ en zich dáárom van niets bewust zijn” [12].

Waarom zou de Schrift hierover zwijgen? Is het niet hetgeen in Luk. 16 : 29 en 31 staat geschreven: “...Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen. (…) Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen”. En dat geldt voor ons des te meer, nu wij het getuigenis van de Schrift en de hulp van de Heilige Geest hebben! Dat is de reden waarom de Schrift geen ervaringen van de doden optekent! Wat “slapen” en “ontslapen zijn” betekent, hebben we gezien. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken dan zien we dat dat met name betrekking heeft op het lichaam. Dat neemt niet weg dat zelfs van de ziel te vinden is, dat deze rust. Van de arme Lazarus in Abrahams schoot staat geschreven: “nu wordt hij vertroost” (Luk. 16 : 25) en we lezen van de zielen in de hemel dat zij “nog een kleine tijd rusten zouden” (Openb. 6 : 11). Maar dat rusten betekent niet dat zij “onwetend” zijn. Want deze zielen “riepen met grote stem” (Openb. 6 : 10)! De bewuste Alverzoeningssite weet ook dat de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus de boodschap bevat, dat “al ware het, dat er iemand uit de doden opstond,” zij “zich niet laten gezeggen”. Men schrijft:

“Abraham zegt in deze gelijkenis dat ook de opstanding van iemand uit de doden, mensen niet zou overtuigen wanneer deze niet bereid zijn te luisteren naar “Mozes en de profeten”. En dat klopt. In het Johannes-evangelie staat er daadwerkelijk een Lazarus op uit de doden en op hem wordt een moordaanslag beraamd door de Joodse leidslieden! Johannes 12:9-11. Jezus stelt dat wanneer de Joden Mozes écht zouden geloven, dat ze Hem ook zouden geloven. Want het zijn juist de Schriften die van Hem getuigen. Maar aangezien men niet bereid was de Schriften te geloven, zou men ook niet overtuigd worden door de opstanding van Jezus uit de doden. Johannes 5:39-47” [13].

Natuurlijk heeft het allemaal met elkaar te maken: Gods Woord geloven, de Opstanding e.d. Maar… de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus gaat niet over de Opstanding van de Heere Jezus, ook niet dat de mensen Zijn Opstanding niet zullen geloven. Het gaat erover dat de Heere geen mensen uit de dood laat terugkeren om anderen te overtuigen, want zij hebben Gods Woord. En de Heere Jezus kwam juist wél terug uit de dood…! Zijn terugkeer uit de doden was juist wél een teken…! In Matth. 12 : 39 en 40 lezen we: “Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona, de profeet. Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde”. We weten wat er met Jona na die drie dagen en die drie nachten gebeurde: Hij stond op uit de dood [14]. En zo is, wat er met Jona gebeurde, een teken van de Opstanding van de Heere Jezus! De Heere Jezus deed weldegelijk wonderen. Zo wekte Hij bijvoorbeeld enkele doden op. Hij genas mensen. Hij bewees hiermee de beloofde Messias te zijn (Matth. 8 : 16, 17). Maar wanneer de mensen Hem verwierpen, of wanneer de Schriftgeleerden en Farizeeën, die Hem sowieso niet geloofden, om een teken vroegen, dan weigerde Hij dat! Dan gaf Hij aan dat alleen het teken van Jona de profeet, Zijn Eigen opstanding, hen restte. De geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus gaat blijkbaar over heel wat anders dan de Alverzoening wil voorgeven… Het is in elk geval geen bewijs dat er na de dood een “niet-zijn” zou zijn. De Alverzoening filosofeert er op los, wat er toe leidt dat deze leer losstaat van de Bijbelse context!


“Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn”

In ieder geval hebben we gezien dat het lichaam slaapt, wanneer de laatste geest (adem) uitgeblazen wordt. Maar… de ziel van de mens leeft ook dan. Nog een laatste voorbeeld uit de lijdensgeschiedenis van de Heere Jezus. Wat te denken van de Heere Jezus Die, bij Zijn sterven, tegen één van de “kwaaddoeners” zei: “Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn” (Luk. 23 : 43)? Toen we stilstonden bij de Jehovah's Getuigen, zagen we dat zij hun eigen “bijbel”vertaling in dit vers hebben aangepast, want ook Jehovah's Getuigen geloven niet in de hel. Zij hebben de komma verzet, en dan krijgt men: “En hij zei tot hem: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (NWT). De Alverzoening doet in feite precies hetzelfde als wat de Jehovah's Getuigen doen. Men schrijft hierover:

“Cruciaal in de lezing van deze tekst is de plaats van de komma. We moeten bedenken dat in de grondtekst geen komma’s staan. Verplaatsen we de in het Nederlands noodzakelijke komma (wat taalkundig volkomen verantwoord is), dan staat er niet “… Ik zeg u, heden zult gij …”, maar: “… Ik zeg u heden, gij zult…”. De misdadiger vroeg: gedenk mij als U in uw Koninkrijk komt. Wel, zegt Jezus de man.: Ik zeg je heden: je zult met Mij in het Paradijs zijn. Eén ding is zeker: Jezus ging op de dag dat Hij stierf NIET naar het Paradijs, want dat is boven (2Korinthe 12:2-4). Jezus ging naar “het dodenrijk beneden”, zegt de Schrift (vergl. Handelingen 2:31 en Jesaja 14:9)” [15].

Hoe komt het dat men hier verstrikt raakt in de uitleg? Op het moment dat de Heere Jezus stierf was het Paradijs weldegelijk beneden! Dat staat namelijk in Luk. 16 : 19 – 31. Alleen dat noemt men, zoals we gezien hebben, een gelijkenis om van de exacte betekenis af te komen. We hebben gezien dat dat geheel ten onrechte is! Zelfs al zou het om een gelijkenis gaan, dan komt men nog niet om de exacte betekenis heen, al helemaal niet omdat vuur, Schrift met Schrift vergelijkend, gewoon vuur is. In dit gedeelte staat dat de arme Lazarus in “Abrahams schoot” is, hij is in de rust en wordt vertroost (Luk. 16 : 25). Aangezien de Heere Jezus bij Zijn sterven zegt: “Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn”, betekent het dat “Abrahams schoot” het Paradijs is! Maar toen de Heere Jezus stierf en opstond zijn de Oudtestamentische heiligen opgestaan, in ieder geval velen van hen (Matth. 27 : 52). Daarnaast laat de Bijbel zien dat de de Heere de zielen uit “Abrahams schoot” heeft meegenomen naar de hemel. Dat staat in Ef. 4 : 8 – 10, maar u snapt het al, ook dit wordt ontkend en anders uitgelegd…. We gaan daar nu niet op in, maar zullen dat in de volgende studie “De Alverzoening over de hel en de poel des vuurs” bespreken. Toen de Heere Jezus stierf was het Paradijs niet boven, maar beneden, dus dat spreekt de context geenszins tegen. Door Luk. 16 kunnen wij Luk. 23 : 43 juist begrijpen…!


Men past Gods Woord aan om de eigen leer te ondersteunen!

En verder… De uitdrukking “Voorwaar, zeg Ik u” komt minstens 70 keer voor in de Evangeliën. Dit is een uitdrukking die de Heere Jezus gebruikt, en wordt eigenlijk altijd gevolgd door een belangrijke mededeling. Het lijkt op de Oudtestamentische uitdrukking “Zo zegt de Heere”. In het Oude Testament lezen we ook niet opeens: “Zo zegt de Heere vandaag”. En zo is het ook met de uitdrukking “Voorwaar, zeg Ik u”. Deze uitdrukking komt op zichzelf voor, en wordt altijd gevolgd door de belangrijke mededeling na een komma, een dubbele punt of het woordje “dat”. Het bewijst dat de Jehovah's Getuigen de vertaling hebben aangepast om zo de eigen leer te ondersteunen! Het bewijst dat de Averzoener dit vers aanpast om zo de eigen leer te ondersteunen… Het feit dat de kwaaddoener na zijn sterven met de Heere Jezus in het Paradijs zou zijn, is gewoon uit de tekst wegvertaald, om zo de vertaling aan te passen aan de leer dat er na de dood niets is tot aan de opstanding. Het klopt niet, gezien de andere Schriftgetuigen!


Maar in de Bijbel is soms toch sprake van een stervende ziel?

Maar hoe zit het dan met verzen als bijvoorbeeld Ezech. 18 : 4 en 20, waar staat dat de ziel sterft? Dit soort teksten komen we alleen in het Oude Testament tegen, en toen, ondanks dat ook toen ziel en lichaam duidelijk onderscheiden delen waren, werd het woord "ziel" ook wel gebruikt als synoniem voor het fysieke leven (zie ook bijv. Gen. 19 : 20). Daarom kan Ezech. 18 : 4 gaan over de fysieke dood. Het geheim kan hier zitten in het feit dat in het Oude Testament de ziel en het vlees (lichaam) van de mens met elkaar verbonden waren. Daarom moest men in het Oude Testament ook voor persoonlijke rechtvaardigheid werken. Als het lichaam zondigde, zondigde de ziel, en op zonde stond de doodstraf. Gods Woord zegt dat die mens in zijn overtreding, in zijn zonde stierf [16]. Het Nieuwe Testament leert namelijk dat door het geloof in de Heere Jezus de gelovige geestelijk besneden wordt, wat inhoudt dat de gelovige “het lichaam der zonden des vleses” heeft uitgetrokken (Kol. 2 : 11, 12). En zo kan een wederom geborene Gods rechtvaardigheid dragen: ondanks zonde kan iemand gered zijn, wat natuurlijk nog niets over loon ontvangen of schade lijden zegt! Alleen op deze manier spreekt de Bijbel Zichzelf niet tegen, en hoeven we geen Nieuwtestamentische passages te vergeestelijken of te veranderen om er iets zinnigs uit te krijgen. Alleen zo klopt Gods Woord, door het gewoon letterlijk te lezen…


“Is hij niet een verdichter van gelijkenissen?”

En zo zien we hoe de Alverzoening een Bijbelse geschiedenis, en nog veel méér in Gods Woord, zo probeert te vergeestelijken, zodat er van de oorspronkelijke geschiedenis niets overblijft. We zien hier hoe de Alverzoening te werk gaat, net als de duivel in Gen. 3 : 1, door te vragen: “Is het ook, dat God gezegd heeft:...?” Vraagtekens plaatsen bij wat de Heere gezegd heeft! Eigenlijk is er dus niets nieuws “onder de zon”! Alleen het is wel goed om te weten met wie wij te maken hebben… Een mooi gedeelte hierbij is Ezech. 20 : 45 – 49, een gedeelte met een profetie over de hel bij de Tweede Komst van de Heere Jezus: “Verder geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: Mensenkind, zet uw aangezicht naar de weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden. En zeg tot het zuiderwoud: Hoor het woord des HEEREN: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal een vuur in u aansteken, dat in u alle groene boom en alle dorre boom verteren zal; de vlammende vlam zal niet uitgeblust worden, maar daardoor zullen verbrand worden alle aangezichten van het zuiden tot het noorden toe. En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken heb; het zal niet uitgeblust worden. En ik zeide: Ach, Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter van gelijkenissen?”. Zodra de profeet spreekt over vuur, verbranding en niet uitgeblust worden, dan wordt hij beschuldigd van het spreken van gelijkenissen! Hetzelfde zien we velen, waaronder de Alverzoening, vandaag de dag met de Heere en Zijn Woord doen! Men wil de waarheid niet onder ogen zien…

En zo worden er al filosoferend vraagtekens geplaatst bij wat de Heere gezegd heeft! En de uitkomst heeft niets meer met de uitleg van Gods Woord te maken! Er blijkt dus geen situatie van “niet-zijn” te zijn. Voor gelovigen niet, maar ook voor ongelovigen niet. De mens bestaat niet alleen uit lichaam en geest, maar ook uit een ziel. Het lichaam gaat in het graf en in het graf is geen pijniging, in het graf is er geen bewustzijn. Het lichaam slaapt als het ware. Maar in de hemel en in de hel is blijkbaar wel bewustzijn. We zijn gewaarschuwd voor de manipulatie van de  “Alverzoening”!



[1]  'Vijf Feiten Over De Dood', André Piet, GoedBericht.nl, 15-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/vijf-feiten-over-de-dood/.
[2]  'Vijf Feiten Over De Dood', André Piet, GoedBericht.nl, 15-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/vijf-feiten-over-de-dood/.
[3]  'Vijf Feiten Over De Dood', André Piet, GoedBericht.nl, 15-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/vijf-feiten-over-de-dood/.
[4]  'FAQ De Toestand Der Doden', André Piet, GoedBericht.nl, 18-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/faq-de-toestand-der-doden/.
[5]  'De rijke man en Lazarus', André Piet, GoedBericht.nl, 19-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/de-rijke-man-en-lazarus/.
[6]  'De gelijkenis van de Zaaier', Arjan Huurnink, Bijbel en Geloof, Apeldoorn, 31-12-2012, bron: www.bijbelengeloof.com.
[7]  'De gelijkenis van het onkruid', Arjan Huurnink, Bijbel en Geloof, Apeldoorn, 20-02-2013, bron: www.bijbelengeloof.com.
[8]  'De rijke man en Lazarus', André Piet, GoedBericht.nl, 19-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/de-rijke-man-en-lazarus/.
[9]  'De rijke man en Lazarus', André Piet, GoedBericht.nl, 19-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/de-rijke-man-en-lazarus/.
[10] 'FAQ De Toestand Der Doden', André Piet, GoedBericht.nl, 18-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/faq-de-toestand-der-doden/.
[11] 'De rijke man en Lazarus', André Piet, GoedBericht.nl, 19-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/de-rijke-man-en-lazarus/.
[12] 'Vijf Feiten Over De Dood', André Piet, GoedBericht.nl, 15-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/vijf-feiten-over-de-dood/.
[13] 'De rijke man en Lazarus', André Piet, GoedBericht.nl, 19-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/de-rijke-man-en-lazarus/.
[14] 'Het teken van Jona, de profeet', Arjan Huurnink, Bijbel en Geloof, 11-08-2016, bron: www.bijbelengeloof.com.
[15] 'FAQ De Toestand Der Doden', André Piet, GoedBericht.nl, 18-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/faq-de-toestand-der-doden/.
[16] 'Het eeuwige leven als beloning voor goeddoen?', Arjan Huurnink, Bijbel en Geloof, Apeldoorn, 16-04-2016, bron: www.bijbelengeloof.com.