Rooms-katholicisme – het priesterschap



Inleiding

Het Rooms-katholieke systeem bestaat uit een systeem van Paus, bisschoppen, aartsbisschoppen, priesters en dergelijke, tegenover het gewone volk, dat men vaak leken noemt. Het is enerzijds een systeem dat gebaseerd is op het Oude Testament, omdat men het priesterschap kent, anderzijds is het gewoon een on-Bijbels systeem. Priesters krijgen bijvoorbeeld de titel “vader” en de paus wordt ook wel “allerheiligste vader” genoemd.


Het priesterschap

Het priesterschap van het Oude Testament is voorbij. Dat is niet voor deze Gemeente-tijd. Er hoeven geen offers meer gebracht te worden, want de Heere Jezus is voor de zonden van de mensen gestorven en opgestaan. En Zijn offer is eenmaal gebracht zegt Gods woord (Hebr. 10 : 4, 10 – 12). In de brieven aan de Gemeente is dan ook geen sprake van bijvoorbeeld priesters die een bepaalde taak hebben. Wel kunt u lezen over opzieners, ouderlingen, voorgangers, herders, wat eigenlijk allemaal voor hetzelfde staat, en er wordt gesproken over diakenen (Ef. 4 : 11; 1 Tim. 3 : 2, 8; Tit. 1 : 5).

En ja, er staat in Openbaring en in 1 Petrus wel iets over priesters, maar dat laat juist zien dat de gelovigen allemaal priesters geworden zijn. Zo staat er in Openb. 1 : 6 over mensen geschreven, die gewassen zijn door het bloed van Jezus Christus: “En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen”. Als gelovige mag u zelf tot de Heere gaan om vergeving te vragen voor uw zonden, maar ook om de Heere te prijzen en te danken en voorbede te doen. Daar heeft u vandaag de dag niet iemand in het priesterambt voor nodig. In 1 Petr. 2 : 9 en 10 lezen we: “Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; Gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden”. Dus wanneer u Jezus Christus kent, bent u voor God een priester. En als priester heeft u inderdaad ook een Hogepriester, maar dat is geen mens die een bepaald ambt bekleed, dat is de Heere Jezus Christus Zelf. In Hebr. 3 : 1 lezen we: “HIEROM, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus”.


Kan een mens zich “vader” laten noemen?

Zoals gezegd worden de priesters van de Rooms-katholieke Kerk vaak “vader” genoemd, of zo aangesproken. En de paus wordt vaak aangesproken als “Allerheiligste Vader”. En ook daarover is Gods woord duidelijk. In Matth. 23 : 9, waar de Heere Jezus waarschuwde tegen de Schriftgeleerden en de Farizeeën, zei Hij: “En zult niemand uw vader noemen op de aarde; want Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is”. Natuurlijk heeft u, of had u, op aarde een biologische vader en moeder. Daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dat u geestelijk gezien niemand de autoriteit van een vader over u geeft, de plaats die God de Vader inneemt. En zelfs niet iemand als middelaar ziet tussen u en de Heere. 1 Tim. 2 : 5 zegt namelijk: “Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus”. En dat is exact wat binnen de Rooms-katholieke Kerk gebeurt. De priesters laten zich “vader” noemen. De paus laat zich “allerheiligste vader” noemen. De Heere God laat zien dat Hij heilig is. Dat betekent dat Hij zonder zonde is (zie bijv. Hab. 1 : 12, 13). Maar de Heere laat in Zijn woord zien dat zelfs de apostel Paulus zonde kende (Rom. 7 : 17). Er is op aarde geen mens die niet zondigt. En dan zien we dat de Heere Jezus Zijn Vader, toen Hij op aarde was, in het Hogepriesterlijk gebed als volgt aansprak, in Joh. 17 : 11: “En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, gelijk als Wij”. God is de “Heilige Vader”. En de paus laat zich zelf “allerheiligste vader” noemen. Daarmee verheft hij zich boven God. En dat is exact wat we in Gods woord over bijvoorbeeld de antichrist lezen in 2 Thess. 2 : 3 en 4: “Dat u niemand verleide in enigerlei wijze; want die komt niet tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, Die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende dat hij God is” (zie ook Openb. 13 : 5, 6). Wat het priesterschap van de Rooms-katholieke Kerk doet is wat de antichrist zal doen, wat de duivel gedaan heeft, en dat is Godslasterlijk.


De herkomst van de titel “vader”

Dat Rome haar priesters “vader” laat noemen komt niet uit de lucht vallen. De Heere Jezus gaf er zelfs al een waarschuwing over met betrekking tot de Joodse Schriftgeleerden en Farizeeën in Zijn dagen. Maar het kwam al veel eerder voor. En het komt weg bij de afgoderij. En daarvan vinden we in het Oude Testament een voorbeeld in de stam Dan.

Toen Jakob zijn zonen zegende, maakte hij een aantal vergelijkingen. Onder andere vergeleek hij Juda met een leeuwenwelp (Gen. 49 : 9), en in de context zien we dan ook een profetie over de Heere Jezus (Gen. 49 : 10). Het is dan ook de Heere Jezus Die “de Leeuw Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids” genoemd wordt (Openb. 5 : 5). Bij de stam Dan lezen we iets opmerkelijks. In Gen. 49 : 17 staat: “Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn rijder achterovervalle”. Dan wordt vergeleken met een slang. Maar dat is niet het enige. Dan wordt in de Schrift tevens vergeleken met een jonge leeuw. In Deut. 33 : 22 vinden we: “En van Dan zeide hij: Dan is een jonge leeuw, hij zal als uit Basan voortspringen”. Dan wordt dus vergeleken met een leeuw en een slang. En het is bekend wie in de Bijbel tevens met deze twee vergeleken wordt, dat is de duivel (zie bijv. Openb. 12 : 9; 1 Petr. 5 : 8). De stam Dan is een type van de vijand van God.

Laten we naar een stukje geschiedenis van de stam Dan kijken. Onder de wet was de stam der Levieten apart gezet. Zij waren er voor de dienst in de Tabernakel. De priesters waren dan ook uit de Levieten (zie bijv. Num. 3). In Richt. 17 vinden we een man van het gebergte Efraïm, Micha, die een eigen godshuis ging bouwen, compleet met afgodsbeeld (Richt. 17 : 4, 5). Hij ging er een eigen priester op na houden (Richt. 17 : 7, 10). Deze priester diende niet in de tabernakel, maar in een eigen heiligdom waar een afgodsbeeld stond. Deze priester bewilligde daarin (Richt. 17 : 11). In Richt. 18 zien we dat de stam Dan deze priester van Micha afnam. Allereerst namen ze zijn afgodsbeelden weg (Richt 18 : 17), en vervolgens zijn priester. In Richt. 18 : 19 lezen we: “En zij zeiden tot hem: Zwijg, leg uw hand op uw mond, en ga met ons en zijt ons tot een vader en tot een priester. Is het beter dat gij een priester zijt voor het huis van één man, of dat gij priester zijt voor een stam en een geslacht in Israël?”. De priester vond het geweldig en ging met hen mee. Zo werd er een afgodsprietser in de stam Dan aangesteld. Maar ook is in dit vers te lezen dat deze priester “VADER” genoemd werd. Het “vader” noemen van priesters gebeurde niet alleen bij de stam Dan, maar dat komt u ook bij andere afgodsreligies tegen. Uiteindelijk komt het weg bij de Babylonische afgodendienst uit Babel, bekend van de Toren van Babel (Gen. 11). In Richt. 18 : 30 en 31 leest u vervolgens dat Dan in totale afvalligheid aan de Heere leefde, tot het moment dat Israël weggevoerd werd in Ballingschap: “En de kinderen van Dan richtten voor zich dat gesneden beeld op; en Jónathan, de zoon van Gersom, den zoon van Manasse, hij en zijn zonen waren priesters voor den stam der Danieten, tot den dag toe dat het land gevankelijk is weggevoerd. Alzo stelden zij onder zich het gesneden beeld van Micha, dat hij gemaakt had, al de dagen dat het huis Gods te Silo was”.


Een systeem van afgoderij

Door het voorgaande zien we hoe de Bijbel aantoont dat het Rooms-katholieke systeem gebaseerd is op afgoderij. En dan te bedenken dat Rome Maria de “hemelkoningin” noemt. Ook dat komt weg bij de Babylonische afgodendienst, waar de Baälverering een onderdeel van was. Zo lezen we in Jer. 44 : 19: “Ook wanneer wij aan Melécheth des hemels roken en haar drankoffers offeren, maken wij haar gebeelde koeken om haar af te beelden en offeren wij haar drankoffers zonder onze mannen?” Waar de StatenBijbel spreekt over “Melécheth des hemels”, spreekt de KJV1611 over “koningin des hemels”. Melécheth des hemels is de hemelkoningin. Onder de verschillende heidense volken kom je haar met verschillende namen tegen (Astarte, Venus, Diana). Rome noemt haar Maria. De Bijbel kent geen hemelkoningin die bij God hoort, wel een hemelkoningin die bij de afgoden hoort. Iemand die Gods woorden serieus neemt, laat zich waarschuwen tegen Rome.